Rb. Amsterdam, 19-04-2007, nr. 364728 / KG ZA 07-412 SR/HB
ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3673
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
19-04-2007
- Zaaknummer
364728 / KG ZA 07-412 SR/HB
- LJN
BA3673
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3673, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑04‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑04‑2007
Inhoudsindicatie
Afwijzing van de vordering ex artikel 843a van Wortelboer c.s. tot inzage/afgifte van bescheiden wegens het niet voldoen aan het bepaalbaarheidsvereiste. De vordering in reconventie van Banque Artesia tot opheffing van het bewijsbeslag wordt eveneens afgewezen, omdat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering ex 843a Rv van Wortelboer c.s. is gebleken en de belangenafweging ter zake van het laten voortduren dan wel opheffen van het bewijsbeslag in het nadeel van Banque Artesia uitvalt.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 364728 / KG ZA 07-412 SR/HB
Vonnis in kort geding van 19 april 2007
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te Gooreind-Wuustwezel (België),
2. [eiseres],
wonende te Gooreind-Wuustwezel (België),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisers in conventie bij dagvaarding van 6 maart 2007,
verweerders in reconventie,
procureur mr. F.B. Falkena,
advocaat mr. P.W.M. Steenbergen,
tegen
de naamloze vennootschap
BANQUE ARTESIA N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.W. van Rijswijk.
Partijen zullen hierna [eisers] en Banque Artesia of de bank genoemd worden.
De procedure
Ter terechtzitting van 2 april 2007 hebben [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Banque Artesia heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening en voorts een eis in reconventie ingediend overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte conclusie van eis reconventie. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
De feiten
[eisers] en Banque Artesia voeren sinds 1998 een bodemprocedure voor de rechtbank te Rotterdam onder rolnummer HA ZA-98-1908. In de bodemprocedure heeft Banque Artesia in conventie een bedrag van fl. 848.118,88 gevorderd. In reconventie hebben [eisers] een bedrag van in totaal fl. 6.500.000,-- gevorderd, welk bedrag volgens [eisers] inmiddels is opgelopen tot vele miljoenen euro’s.
Ter onderbouwing van hun vordering in de bodemprocedure hebben [eisers] gesteld dat - kort samengevat - Banque Artesia een wanprestatie jegens hen heeft gepleegd door onbevoegd, ongegrond en in strijd met de tussen hen vigerende overeenkomst zonder waarschuwing op 12 januari 1998 een trading-stop af te kondigen, waarna Banque Artesia de dienstverlening aan [eisers] heeft gestaakt. Alle daarna door [eisers] verstrekte opdrachten tot onder andere het aangaan en/of bewerken van valutatransacties zijn vervolgens genegeerd c.q. geweigerd, waardoor de portefeuille van [eisers] waardeloos is geworden, althans met fors verlies is afgewikkeld.
Bij tussenvonnis van 22 januari 2003 heeft de rechtbank Rotterdam onder meer beslist dat Banque Artesia gerechtigd was tot het afkondigen van de trading-stop. De rechtbank Rotterdam heeft [eisers] opgedragen te bewijzen dat na de instelling van de trading-stop op 12 januari 1998 schadebeperkende en tegelijk niet risicoprofiel verhogende opdrachten zijn gegeven en dat deze door Banque Artesia zijn geweigerd.
Bij tussenvonnis van 12 juli 2006 heeft de rechtbank Rotterdam bepaald dat [eisers] erin zijn geslaagd te bewijzen dat zij na het afkondigen van de trading-stop nog drie opdrachten aan de bank hebben verstrekt die niet zijn uitgevoerd. Evenwel is niet vast komen te staan of deze opdrachten schadebeperkend waren en geen verhoging van het risicoprofiel tot gevolg hadden, alsmede welke schade [eisers] hebben geleden als gevolg van het niet uitvoeren daarvan. In genoemd tussenvonnis is voorts overwogen dat de rechtbank (met betrekking tot voornoemde onzekerheden) het oordeel van één of meer onafhankelijke deskundigen behoeft. De rechtbank heeft daarom een comparitie van partijen gelast teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het deskundigenbericht. Deze comparitie heeft op 30 oktober 2006 plaatsgevonden. Er zijn nog geen deskundigen benoemd.
Op 28 augustus 2006 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam geweigerd [eisers] verlof te verlenen tot het leggen van beslag ten laste van Banque Artesia tot verzekering van hun vordering.
[eisers] hebben bij beschikking van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 29 januari 2007 verlof gekregen om bewijsbeslag met sequestratie - zonder recht van inzage - te leggen op zich bij de vestigingen van Banque Artesia in Rotterdam en Amsterdam begevende bescheiden, geluidsopnames en gegevensdragers voor zover deze betrekking hebben op [eisers], beperkt tot de periode juli 1997-mei 1998.
Als gerechtelijk bewaarder is benoemd M.C. Groot van deurwaarderskantoor Groot en Evers (hierna: Groot en Evers).
[eisers] hebben op 20 februari 2007 en 6 maart 2007 beslag doen leggen onder Banque Artesia op haar locaties in Rotterdam en Amsterdam. Het beslag in Amsterdam heeft in totaal 1467 pagina’s papier opgeleverd. Groot en Evers hebben hiervan kopieën gemaakt en de originelen teruggegeven aan Banque Artesia. De kopieën bevinden zich thans in bewaring bij Groot en Evers.
Het geschil in conventie
[eisers] vorderen:
- -
afgifte aan [eisers] door Banque Artesia van:
- -
interne bancaire instructies en memo’s aan medewerkers op schrift, althans opgeslagen op een gegevensdrager of in een computer(server), betreffende (opdrachten van) [eisers], beperkt tot de periode juli 1997-mei 1998,
- -
geluidsopnames en/of vastleggingen op gegevensdragers of in een computer(server) van telefoongesprekken tussen [eisers] en Banque Artesia, beperkt tot de periode juli 1997-mei 1998,
- -
registraties van de transacties en posities van [eisers] in “systeem Lobs” en/of andere registratiesytemen van Banque Artesia, beperkt tot de periode juli 1997-mei 1998,
- -
liquidatielijsten betreffende [eisers] en hun portefeuille over de periode juli 1997-mei 1998,
- -
een overzicht van de door Banque Artesia aan [eisers] in rekening gebrachte, althans met hun portefeuille verrekende kosten over de periode juli 1997-mei 1998,
althans van kopieën van deze stukken en gegevensdragers,
althans dat [eisers] dan wel Groot en Evers in staat worden gesteld de betreffende stukken en bescheiden te bestuderen en de voor [eisers] relevante onderdelen te selecteren en daarvan een kopie aan [eisers] af te geven,
- -
inzage in de 1467 gekopieerde pagina’s die zich bij Groot en Evers in bewaring bevinden
- -
dat de rechtbank bepaalt dat Banque Artesia gehouden is om aan [eisers] schriftelijk mede te delen op welke locatie(s) Banque Artesia overige stukken en bescheiden betreffende [eisers] bewaart, alsmede Banque Artesia te veroordelen deze zaken ondertussen niet te vervreemden en op die locatie(s) te blijven bewaren,
- -
een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag of dagdeel dat niet aan dit vonnis wordt voldaan, en
- -
dat Banque Artesia wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
[eisers] baseren hun vordering op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Zij hebben recht en belang bij afgifte van en inzage in de genoemde bescheiden en stukken ten behoeve van het deskundigenonderzoek in de bodemprocedure, alsmede in het kader van het mogelijke vervolg in deze zaak.
Banque Artesia voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling in conventie
Nu [eisers] hun vordering ex artikel 843a Rv aanhangig hebben gemaakt door middel van een kort geding, geldt het vereiste van een spoedeisend belang.
[eisers] stellen dat zij recht en belang hebben bij afgifte/inzage in de genoemde bescheiden en stukken ten behoeve van het deskundigenonderzoek in de bodemprocedure, alsmede in het kader van het mogelijke vervolg in deze zaak. Met dat laatste doelen zij op een nieuw tussenvonnis, een nieuwe bewijsopdracht, een uitbreiding/vermeerdering van eis, hoger beroep etc.
Voor zover de vordering betrekking heeft op een mogelijk vervolg van de zaak anders dan het in de bodemprocedure te gelasten deskundigenbericht wordt een spoedeisend belang niet aanwezig geacht. Mogelijke andere vervolgstappen, zoals een eventueel hoger beroep, staan nog niet vast en leveren op dit moment dus ook geen spoedeisend belang voor [eisers]
Ten aanzien van het deskundigenbericht wordt wel voldaan aan het vereiste van een spoedeisend belang. [eisers] hebben namelijk een concreet processueel belang bij het deskundigenbericht, nu de inhoud daarvan mogelijk bepalend is voor de uitkomst van de bodemprocedure.
Daarmee is ten aanzien van het deskundigenbericht tevens het rechtmatige belang zoals vereist door artikel 843a Rv gegeven.
Voor zover [eisers] dus op zoek zijn naar bescheiden met betrekking tot de drie niet-uitgevoerde opdrachten hebben zij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De drie niet-uitgevoerde opdrachten zijn immers onderwerp van het deskundigenbericht. Hetzelfde geldt voor bescheiden die van belang kunnen zijn voor de schadeberekening.
De door [eisers] genoemde bescheiden hebben echter een veel groter bereik. Dit heeft te maken met de omstandigheid dat [eisers], zoals zij zelf stellen, onder meer op zoek zijn naar bescheiden met betrekking tot het afkondigen van de trading-stop en de afwikkeling van de portefeuille. Daarop ziet het deskundigenbericht echter niet, althans niet direct. Voor zover de bescheiden ten aanzien van de trading-stop en de afwikkeling van de portefeuille niet van belang zijn voor het deskundigenbericht wordt geen spoedeisend belang aanwezig geacht. Het betreft hier in elk geval alle bescheiden daterend van vóór 12 januari 1998.
Hiervoor is geoordeeld dat [eisers] een spoedeisend belang, alsmede een rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a Rv hebben ten aanzien van bescheiden die van belang zijn voor het deskundigenbericht.
Vervolgens dient te worden gekeken of wordt voldaan aan de overige vereisten van van artikel 843a Rv.
Artikel 843a Rv vereist dat de stukken waarvan inzage wordt gevorderd in voldoende mate bepaalbaar zijn. [eisers] hebben de bescheiden waarvan zij inzage/afgifte vorderen slechts in algemene bewoordingen omschreven. Nu geen concrete stukken zijn genoemd en ook niet voorshands aannemelijk is geworden dat Banque Artesia over gegevens beschikt die van belang zouden kunnen zijn voor het deskundigenbericht is niet voldaan aan voornoemd vereiste.
Dit leidt ertoe dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Banque Artesia worden begroot op:
- -
vast recht € 251,--
- -
salaris procureur € 816,--
Totaal € 1.067,--
Het geschil in reconventie
Banque Artesia vordert dat de voorzieningenrechter:
- -
de op 20 februari 2007 en 6 maart 2007 door [eisers] ten laste van Banque Artesia gelegde beslagen opheft,
- -
[eisers] verbiedt om in verband met hun vordering verdere conservatoire maatregelen te inintiëren jegens Banque Artesia, op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat zij in strijd handelen met dit bevel.
[eisers] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling in reconventie
Een conservatoir beslag kan onder meer worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering ter verzekering waarvan het is gelegd. Daarbij dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen.
In conventie is onder meer overwogen dat thans (nog) niet is voldaan aan het vereiste van artikel 843a Rv dat de stukken waarvan inzage wordt gevraagd voldoende bepaalbaar zijn. Het is echter geenszins uit te sluiten, dat op enig moment [eisers] wel aan dit vereiste kunnen voldoen. Zo is niet uit te sluiten dat de nog te benoemen deskundigen bepaalde stukken van belang achten. Wanneer deze zich onder de 1467 pagina’s bevinden, zal Banque Artesia aan een verzoek van [eisers] om deze uit te leveren moeten voldoen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [eisers] is gebleken.
Voorts is van betekenis dat Banque Artesia onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beslagen haar zodanig treffen dat haar belang bij opheffing van het beslag zwaarder dient te wegen dan de belangen van [eisers] bij handhaving ervan.
Banque Artesia heeft gesteld dat zij er belang bij heeft dat zij de tot haar administratie behorende bescheiden weer onder zich krijgt, aangezien die haar toekomen en de aard van het bankbedrijf met zich brengt dat de administratie van de bank zich zoveel mogelijk in de macht van de bank dient te bevinden.
Het belang van [eisers] bij handhaving van de beslagen is gelegen in de mogelijkheid dat [eisers] alsnog, al dan niet na raadpleging van de deskundigen, in staat zal zijn om de bescheiden die zij willen inzien afdoende te specificeren, zodat wordt voldaan aan het bepaalbaarheidsvereiste van artikel 843a Rv.
Nu de 1467 pagina’s die Groot & Evers in bewaring hebben genomen kopieën betreffen en Banque Artesia heeft erkend dat de originelen aan haar zijn teruggegeven, weegt het belang van de bank bij opheffing van de beslagen minder zwaar dan het belang van [eisers] bij handhaving van de beslagen.
Op grond van het voorgaande en nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de beslagen dienen te worden opgeheven, zal de gevraagde voorziening tot opheffing van het beslag worden geweigerd.
Banque Artesia vordert tevens een verbod tot het initiëren van verdere conservatoire maatregelen door [eisers]
Banque Artesia heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die een dergelijke verstrekkende voorziening rechtvaardigen. Hoewel de voorzieningenrechter in een eerder stadium heeft beslist dat vooralsnog niet summierlijk is gebleken van de deugdelijkheid van de vordering van [eisers], is niet uitgesloten dat gedurende de bodemprocedure of eventueel het hoger beroep wel daarvan zal blijken. In dat geval dient het [eisers] vrij te staan om alsnog conservatoire maatregelen te verzoeken en na verkregen verlof die maatregelen ook te nemen. De voorziening zal dan ook worden geweigerd.
Banque Aresia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op nihil.
De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
weigert de gevraagde voorzieningen,
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Banque Artesia tot op heden begroot op € 1.067,--,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
weigert de gevraagde voorzieningen,
veroordeelt Banque Artesia in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op nihil,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, bijgestaan door mr. H.C. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2007.?