"4.6.1
[eiser] is vanaf 1 maart 1988 tot 1 december 2008 werkzaam geweest bij Köpcke, laatstelijk in de functie van Business unit Director. Vanaf 12 mei 2004 is [eiser] voor Köpcke werkzaam geweest op basis van een arbeidsovereenkomst waar ook een non-concurrentiebeding in was opgenomen. De arbeidsovereenkomst is per 1 december 2008 ontbonden. In het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat het non-concurrentiebeding gedurende 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht zou blijven, derhalve tot 1 december 2009. Dit betekent, naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter, dat ook voor [eiser] geldt dat het hem vanaf 1 december 2009 in beginsel vrij stond zich in vrije concurrentie te begeven op de markt waarin hij voor Köpcke werkzaam was en te dingen naar de gunsten van haar cliënten, mits er geen sprake is van bijkomende omstandigheden die tot de conclusie leiden dat zodanige concurrentie onrechtmatig is.
- 4.6.2.
Köpcke heeft kennelijk in dat kader aangevoerd dat [eiser] zijn geheimhoudingsverplichting ter zake van de hem bekende bedrijfsgeheimen heeft geschonden/schendt door betrokken te zijn (geweest) bij Crown en Interprime.
- 4.6.3.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet aannemelijk geworden, aangezien Köpcke niet heeft gesteld welke bedrijfsgeheimen waar, wanneer en hoe door [eiser] naar buiten zijn gebracht.
- 4.6.4.
De op zich niet betwiste betrokkenheid van [eiser] bij Crown in de maanden augustus, september en oktober 2009 (dat hij buiten deze periode ook werkzaamheden heeft verricht bij Crown is gesteld noch gebleken) kan voorshands niet worden aangemerkt als onrechtmatig handelen jegens Köpcke, aangezien [eiser] daar naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een plausibele verklaring voor heeft gegegeven. [eiser] heeft in dat kader aangevoerd dat [betrokkene A] in die periode veelvuldig afwezig was en dat [betrokkene A] hem had verzocht zich namens hem/Crown bezig te houden met de administratieve afwikkeling van de logistieke activiteiten vanuit Crown voor levering van producten aan Interprime. Dit is ook bevestigd door [betrokkene A], onder andere in zijn in het geding gebrachte verklaring van 1 april 2010. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht [eiser] er daarbij vanuit gaan dat een en ander plaatsvond met voorafgaand goedvinden van Köpcke, nu dit genoegzaam wordt onderbouwd door onder andere de in het geding gebrachte verklaring van [betrokkene B] van 1 april 2010, waarin staat dat [betrokkene B], die op dat moment nog (een van de) directeur(en) was van Köpcke, [eiser] op zijn verzoek had geïnformeerd "dat het geen probleem was dat hij op deze wijze betrokken was bij de levering van goederen die uiteindelijk bestemd waren voor Agility." Dat [eiser] had moeten weten dat [betrokkene B] zonder medeweten van de concerndirectie handelde is niet aannemelijk, nog daargelaten dat in het algemeen de instemming van de concerntop niet nodig is als een groepsvennootschapsdirecteur ergens toestemming voor geeft.
Tegen deze achtergrond maakt het eventueel gebruik door [eiser] van de naam "Johan Langman", dit oordeel niet anders. Dat deze naam juist zou zijn gebruikt omdat [eiser] wist dat hij onrechtmatig handelde is, gelet op de lezing van [eiser] op dat punt niet zodanig aannemelijk dat daarmee de geloofwaardigheid van zijn lezing voor het overige ontbreekt.
(...)
4.6.6
Evenmin kan de op zich niet betwiste geldlening van [eiser] aan Crown tot het oordeel leiden dat hij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens Köpcke. Het verstrekken van een geldlening is niet zonder meer gelijk te stellen met het nemen van een aandeel of het verkrijgen van een belang in een onderneming, zoals in 6.1 van de arbeidsovereenkomst aan [eiser] verboden is. Daarbij komt dat Crown onder meer handelt in koekjes. Ter zitting heeft [eiser] in dat kader verklaard dat het nieuwe door Albert Heijn geïmplementeerde voorraadsysteem aanpassing vereiste voor Crown waar geld voor nodig was. Onder anderen [eiser] heeft dat geld aan Crown geleend. Deze verklaring in aanmerking nemende, alsmede de verklaring ter zitting van [betrokkene A] dat hij 99% van de aandelen in Crown bezit en zijn echtgenote 1%, is de niet onderbouwde stelling van Köpcke dat de financiering 8% aandeelhouderschap van [eiser] in Crown impliceert, niet aannemelijk geworden. Overigens geldt op dit punt dat, zelfs als Crown een verwijt te maken valt, daarmee niet zonder meer vaststaat dat ook een minderheidsaandeelhouder iets te verwijten valt.
4.6.7
Dat [eiser] zelf ten tijde van de gelding van het non-concurrentiebeding betrokken is geweest bij Interprime, is evenmin aannemelijk geworden.
Volgens Köpcke zou dit blijken uit de vermelding van de naam "[eiser]" en daaronder een Nederlands telefoonnummer op de website van Interprime. Köpcke heeft een print van de website overgelegd. [eiser] heeft echter geconcludeerd dat de website is gemanipuleerd door de verwijzing naar [eiser] "erin te plakken" en van dat gemanipuleerde scherm een print te maken. Of al dan niet sprake is van manipulatie van de website moet worden onderzocht. Voor een dergelijk onderzoek is in kort geding naar haar aard geen plaats. Bovendien geldt ook hier hetgeen onder 4.6.5 werd overwogen.
4.6.8
Aangezien het [eiser] thans vrij staat om zijn voormalig werkgever te beconcurreren en niet aannemelijk is dat hij dit op onrechtmatige wijze doet of zal doen, zal de vordering worden afgewezen."