NJ 2006, 148
Kort geding tot opheffing conservatoir beslag; positie proces-partijen; taak kortgedingrechter.
HR 25-11-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT9060, m.nt. G.R. Rutgers (Rohde Nielsen/De Donge)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 2005
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/250HR
- Conclusie
A-G Verkade
- Noot
G.R. Rutgers
- LJN
AT9060
- Roepnaam
Rohde Nielsen/De Donge
- JCDI
JCDI:ADS143562:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT9060, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑11‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT9060, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑2005
- Wetingang
Rv art. 705
Essentie
Kort geding tot opheffing conservatoir beslag; positie procespartijen; taak kortgedingrechter.
Het voorschrift van art. 705 lid 2 Rv dat een conservatoir beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt, brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, met inachtneming van de beperkingen van de kortgedingprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De kortgedingrechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.