Vgl. onder meer HR 9 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3549, HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2685, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, NJ 2014/329, m.nt. Rozemond, HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:957, NJ 2014/328, m.nt. Rozemond, HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1158, rov. 3.3, HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:150, NJ 2013/515 m.nt. Reijntjes, rov. 3.2, HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1890, NJ 2013/279 m.nt. Reijntjes, rov. 3.4, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ6144, NJ 2012/252 m.nt. Schalken, rov. 3.2, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, NJ 2012/251, rov. 2.4, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6458, NJ 2012/250, rov. 3.2, HR 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6753, NJ 2011/64, rov. 2.3, HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1728, NJ 2010/612 m.nt. Borgers, rov. 2.4 en HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515 m.nt. Borgers, rov. 2.4.
HR, 07-07-2015, nr. 14/02622
ECLI:NL:HR:2015:1817
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-07-2015
- Zaaknummer
14/02622
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1817, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:926, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:926, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑03‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1817, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑12‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2015/488 met annotatie van M.J. Borgers
SR-Updates.nl 2015-0323
Uitspraak 07‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Falende unus testis-klacht. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BM2452 m.b.t. art. 342.2 Sv. I.c. kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van X met betrekking tot feit 1 en Y met betrekking tot feit 2 onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal.
Partij(en)
7 juli 2015
Strafkamer
nr. 14/02622
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 mei 2014, nummer 22/004589-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. Flikkenschild, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is - overeenkomstig de tenlastelegging - bewezenverklaard dat:
"1:
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 augustus 2012 te Ouddorp, meer-malen, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1999), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen betasten van en wrijven over de borsten van [slachtoffer 1];
2:
hij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 16 januari 2013 te Ouddorp met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1999, ontucht heeft gepleegd, namelijk het meermalen
- onder de kleding betasten van en wrijven over de (met bh bedekte) borsten en
- brengen van zijn hand in/onder de onderbroek van [slachtoffer 2] en vervolgens
- onder de kleding en onderbroek betasten van het schaambeen en het gebied rondom het schaambeen van [slachtoffer 2]."
2.2.1.
Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal aangifte d.d. 15 augustus 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012397301-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 15 augustus 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1999:
P: politie
A: aangever
A: Ik ben geboren op [geboortedatum] 1999.
P: Waar wil je aangifte van doen.
A: Nou als ik daar speelde probeerde hij mijn borsten aan te raken tijdens het stoeien. En dat ik een raar telefoontje had gekregen, maar dat is niet strafbaar.
P: Dus je zegt dat er tijdens het stoeien iemand aan je borsten zat en dat je een raar telefoontje kreeg.
A: Ja en nadat we naar Concert at Sea geweest waren hadden we het koud en toen wilde hij aan mij zitten, maar dat duwde ik steeds weg.
P: Wie is hij?
A: De vader van een vriendinnetje, [slachtoffer 2].
P: Waar woont [slachtoffer 2]?
A: In Ouddorp op de [a-straat]. Op nummer 24 of 25 of zo.
P: Je had gezegd dat jullie gingen stoeien?
A: Ja niet de eerste keer dat ik daar kwam, maar wel vlak nadat ik daar de eerste keer was.
P: Wanneer gebeurde er iets dat jij niet zo leuk vond?
A: Tijdens het stoeien.
P: Wat gebeurde er dan tijdens het stoeien?
A: Dat gaat hij, probeert hij, gaat hij onder mijn shirt met zijn hand. Dan gaat hij hier zo bij mijn borsten.
P: Jij laat ons een beetje een wrijfbeweging zien met je hand. Deed hij dat ook, of deed hij iets anders.
A: Nou het was aanraken en wrijven en in mijn zij.
P: Je wijst ook aan de zijkant van je borst. Klopt dat?
A: Ja.
P: Jij zegt dat hij probeerde mijn (het hof leest: jouw) borst aan te raken. Weet jij het verschil tussen proberen en doen?
A: Ja.
P: Probeerde hij je borsten aan te raken of deed hij het ook echt?
A: Ja soms lukte het ook en soms kon ik zijn hand wegduwen.
P: Zegt hij er iets bij?
A: Hij zegt niets. Geen sorry. Hij doet het expres.
P: Waarom denk jij dat hij het expres deed?
A: Omdat hij er gericht met zijn hand naartoe ging.
P: Kan jij schatten hoe vaak dit gebeurde?
A: 6 keer denk ik zo.
P: Is het hem 6 keer gelukt om jouw borsten aan te raken. Of heeft hij het 6 geprobeerd.
A: Ik vind dat moeilijk te zeggen omdat het per stoeipartij vaker lukte of hij probeerde het.
P: Dat snap ik wel hoor. Kan je misschien aangeven hoe vaak hij daadwerkelijk jouw borsten aangeraakt heeft.
A: Tijdens een stoeipartij gebeurde dat twee keer.
P: Hoe vaak heb je dan gestoeid?
A: Tussen de 5 à 10 keer.
P: Weet jij wat voor kleding jij droeg tijdens een stoeipartij.
A: Dat verschilt per seizoen. In de winter een lange broek en een trui met lange mouwen. In de zomer een shirt met korte mouwen en een 3/4 broek.
P: Draag jij een bh?
A: Ja.
P: Raakte hij jouw borsten aan over je BH of wat deed hij daarmee?
A: Dat weet ik eigenlijk niet zo goed.
P: Wat vond je ervan?
A: Dat kan ik niet zo goed omschrijven. Ik dacht steeds blijf er af. blijf er af. Ik vond het niet prettig.
P: Je zei net dat jullie terug kwamen van Concert at Sea. Wanneer was dat? A: Dit jaar. Nog niet zo lang geleden.
P: Wat gebeurde er toen?
A: We waren naar het concert geweest met [slachtoffer 2]'s moeder en vriendinnen van haar moeder en [slachtoffer 2] en ik. Toen fietsten we naar het huis van [slachtoffer 2]. Het was echt heel koud. [slachtoffer 2] en ik zaten samen op de bank met onze voeten in warm water, met een deken om ons heen. Toen kwam [slachtoffer 2]'s vader naast mij zitten. Hij had ook een dekentje om zich. Toen ging hij met zijn hand naar mij toe. Ik voelde zijn hand onder mijn dekentje komen. Hij zat aan mij.
P: Waar zat hij aan?
A: Hij zat hier zo bij mijn heup. Dat was het.
P: Heeft hij verder nog iets aangeraakt of was dat het?
A: Nee ook een beetje hier bij mijn dijbeen.
2. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 7 september 2012 van de politie Rotter-dam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012397301-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 7 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
[slachtoffer 1] is op 29 juni, de laatste schooldag, met school naar de Efteling geweest. Haar vriendin [slachtoffer 2] belde op om te vragen of zij mee wilde naar Concert at Sea. Dat was op 30 juni om een uur of 13:00. [slachtoffer 1] wilde dat wel. [slachtoffer 1] is toen opgehaald door [slachtoffer 2] en haar vader om naar Concert at Sea te gaan.
[slachtoffer 1] was ongeveer omstreeks 02:00 uur in de nacht terug bij [slachtoffer 2] thuis. Omdat het zo laat was is [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] blijven slapen. [slachtoffer 1] is de volgende dag door [slachtoffer 2] en de hele familie thuis gebracht.
De volgende dag was [slachtoffer 1] nog steeds vermoeid en heel duf. Ik was gaan werken en kwam toen om 17:15 uur thuis. [slachtoffer 1] zei: [verdachte] heeft gebeld. [verdachte] is de vader van [slachtoffer 2]. Dat is de meneer waar het om gaat.
[slachtoffer 1] vertelde mij vervolgens uit haarzelf over de zaterdag dat zij bij [slachtoffer 2] was om naar Concert at Sea te gaan. [slachtoffer 1] vertelde mij daarover dat toen zij bij [slachtoffer 2] thuis was die zaterdag, [verdachte] zich zo raar gedroeg dat [slachtoffer 2] tegen hem gezegd zou hebben: "Kappe pa, het is mijn vriendinnetje, niet de jouwe."
Ik heb het idee dat hij aan het uitdagen was om te gaan stoeien.
[slachtoffer 1] vertelde mij vervolgens dat toen zij 's nachts op de bank onder een deken zat met [slachtoffer 2] en dat [verdachte] naast haar ging zitten en telkens zijn hand in de zij of heup van [slachtoffer 1] legde. [slachtoffer 1] heeft zijn hand toen telkens weg geduwd. Dat was de nacht dat zij terug kwamen van Concert at Sea. [slachtoffer 1] vertelde mij diezelfde avond ook dat [verdachte] bij het stoeien aan haar borsten had gezeten. [slachtoffer 1] vertelde mij dat als zij aan het stoeien waren dat [verdachte] dan met zijn hand aan haar borsten zat en dat hij daarbij nooit sorry heeft gezegd of zijn excuses heeft aangeboden. Als ik [slachtoffer 1] per ongeluk tegen de borst tik, dan zeg ik altijd even sorry. Dat gebeurt wel eens als ik niet zie dat [slachtoffer 1] achter mij staat en ik dan met een arm zwaai en per ongeluk tegen haar aankom.
Een week of 3 à 4 later vroeg ik nog aan [slachtoffer 1] hoe lang het al aan de gang was. [slachtoffer 1] vertelde mij dat het al gebeurde voordat [slachtoffer 2] met krukken liep. Dat kwam doordat [slachtoffer 2] tijdens het stoeien haar voet bezeerd had en met krukken moest gaan lopen. Ik herinner mij dat [slachtoffer 2] in de herfstvakantie van 2011 met krukken liep.
Daarbij heb ik aan [slachtoffer 1] gevraagd hoe vaak het gebeurd was, waarop [slachtoffer 1] mij vertelde dat het 5 à 6 keer gebeurd was.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2012 van de politie Rotter-dam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012397301-18. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 24 oktober 2012 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Verdachte maakte gebruik van een GSM telefoon met het telefoonnummer:
06-[001].
De telefoon huisaansluiting van de familie [van slachtoffer 1] is [002].
Aangever [slachtoffer 1] maakte gebruik van een GSM telefoon met het telefoon-nummer 06-[003]. Bij onderzoek naar het gebruik van de desbetreffende telefoonnummers zag ik het volgende:
- op 2 juli 2012 om 15.09 uur is er met de telefoon 06- [001] (verdachte) UIT gebeld naar het telefoon nummer [002] (familie [van slachtoffer 1]). Dit gesprek duurde 590 seconden.
4. Een proces-verbaal aangifte d.d. 14 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-1.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 14 maart 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 2] namens [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1999:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
P: politie
A: aangeefster
P: U heeft op 6 maart 2013 een zeden informatief gesprek gehad en nadien heeft u ons laten weten dat u aangifte wilt doen van seksueel misbruik van uw 13 jarige dochter [slachtoffer 2], roepnaam [slachtoffer 2] gepleegd door uw echtgenoot en biologische vader van [slachtoffer 2] genaamd [verdachte], klopt dat?
A: Ja, al vind ik de term seksueel misbruik wel heftig klinken. Ik heb u bij het informatieve gesprek de gesprekken van mijn telefoon gegeven, heeft u die gelezen?
P: ja en naar aanleiding van wat daar in staat spreken wij in juridische zin van seksueel misbruik
A: Oke
P: Hoe is uw gezinssamenstelling
A. Mijn man, ik en vier kinderen
P: Hoe heten uw kinderen en hoe oud zijn ze
A: [slachtoffer 2] is 13 jaar, [betrokkene 3] is 12 jaar, [betrokkene 4] is 9 jaar en [betrokkene 5] is 5
P: En uw man is [verdachte] en hoe oud is hij
A: 48 jaar
P: Waar kwam het op neer wat in die App's staat?
A: [slachtoffer 2] zei dat pappa soms aan haar zat op plekken die zij niet prettig vond tijdens het stoeien en dat ze bang was en ze wilde dat ik thuis kwam. Ik had ruzie met mijn man en zat tijdelijk op een ander adres.
P: Hoe kwam het dat u zich zorgen maakte over vriendinnetjes van [slachtoffer 2]
A: Ja het laatste jaar, nee ik maakte mij 3 jaar geleden al zorgen over het feit dat [slachtoffer 2] over 3 jaar 13 zou zijn. Ik weet al 15 jaar dat zijn zwakke plek daar ligt. Dat hij zich aangetrokken voelt tot meisjes die net borstjes krijgen. Het is altijd een overdreven amicaal gedrag, heel veel aandacht.
P: Wat heeft [slachtoffer 2] tegen u verteld over het stoeien met haar vader?
A: Dat hij bij het stoeien wel bij haar borst kwam ook onder haar shirt en dat hij bij haar onderbroek kwam, helemaal precies staat het in de apps die u heeft. Het viel mij op dat als [verdachte] bij haar kwam zitten zij ergens anders ging zitten. Ze vond het vervelend als hij naast haar kwam zitten en ze vertelde dat ze bang was voor wat hij dan kon doen. Dat ze bang was dat hij steeds verder zou gaan. Ze vertelde ook dat ze vond dat ze het mij moest vertellen omdat ze bang was voor haar zusjes. Dat hij het ook bij [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zou gaan doen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 22 maart 2013 werd ik gebeld door [betrokkene 6]. Zij is schoolmaatschappelijk werkster bij Careyn Goeree Overflakkee.
Tijdens haar werkzaamheden heeft zij gesprekken gehouden met [slachtoffer 2]. Deze gesprekken vinden plaats naar aanleiding van wat er bij [slachtoffer 2] thuis aan de hand is.
Op 22 februari 2013 had [betrokkene 6] het eerste gesprek met [slachtoffer 2].
Ik vroeg aan [betrokkene 6] hoe het contact verliep met [slachtoffer 2]. [betrokkene 6] verklaarde dat zij een aantal malen met [slachtoffer 2] gesproken had over de thuissituatie. [slachtoffer 2] vertelde dat eerst haar moeder weg was gegaan. Op enig moment was haar moeder thuis gekomen en was haar vader weggegaan. [slachtoffer 2] had verteld dat haar ouders veel ruzie hadden. [slachtoffer 2] had ook verteld dat haar vader haar betast had.
[betrokkene 6] vroeg aan [slachtoffer 2] waar zij betast was door haar vader. [slachtoffer 2] had verteld dat zij overal betast was, onder haar kleding. Hierop had [betrokkene 6] gevraagd of haar vader ook aan of in haar vagina gezeten had. [slachtoffer 2] zei hierop dat haar vader aan haar vagina gezeten had, niet er in. Dat het onschuldig begonnen was en dat het steeds een stapje verder ging. Verder had [betrokkene 6] aan [slachtoffer 2] gevraagd of zij de penis van haar vader had aangeraakt. Dat was niet zo, gaf [slachtoffer 2] aan.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 13 februari 2013 werd door betrokkene [betrokkene 2], bij de politie melding gemaakt van het feit dat haar 13 jarige dochter [slachtoffer 2] aan haar bekend gemaakt had dat zij op vervelende plaatsen aan haar lichaam was aangeraakt door haar vader [verdachte], tevens zijnde de echtgenoot van [betrokkene 2].
De communicatie tussen moeder en dochter over dat onderwerp vond op dat moment plaats via Whatsapp.
Door moeder, betrokkene [betrokkene 2], werd deze communicatie bewaard en op papier uitgeprint.
Op 6 maart 2013 hadden wij een zogenaamd informatief gesprek met betrokkene [betrokkene 2].
Zij overhandigde ons daarbij de uitgeprinte Whatsapp gesprekken die zij die bewuste avond had gevoerd met haar dochter.
Deze Whatsapp gesprekken voegen wij als bijlage bij dit proces-verbaal.
7. Een geschrift, zijnde Whatsapp gesprekken, als bijlage gevoegd bij het onder 6 genoemde proces-verbaal. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
WhatsApp-gesprek met [slachtoffer 2]
20:43 13 Feb - [slachtoffer 2]: Papa zit heel af en toe weleens onder mijn kleren bijv met stoeien ofso
20.44 13
Feb - Mar: Wanneer is dat gebeurd?
20:44 13 Feb - [slachtoffer 2]: Voor het laatst
20.45 13
Feb - [slachtoffer 2]: 3/4 weken terug
20.46 13
Feb - [slachtoffer 2]: Als je op.de bank zitten, soms als jij er.bent in mn broem 20:46 13 Feb - [slachtoffer 2]: En als we stoeien ofsoo onder mn shirt
20.47 13
Feb - [slachtoffer 2]: Maar [betrokkene 7] wilde graag dat jij wist dat ik heel veel gesprekken op school heb met zo n vrouw
20:47 13 Feb - Mar: In je broek????
20:47 13 Feb - [slachtoffer 2]: Ja
20:47 13 Feb - Mar: Onderbroek?
20:47 13 Feb - [slachtoffer 2]: Soms
20:48 13 Feb - Mar: In je onderbroek schat?
20:49 13 Feb - [slachtoffer 2]: Soms
20:50 13 Feb - [slachtoffer 2]: Bijv als we op de bank zitten
20.50 13
Feb - [slachtoffer 2]: Al een tijdje terug hoor
20.52 13
Feb - Mar: Wat doet hij dan in je onderbroek?
20:53 13 Feb - [slachtoffer 2]: Gewoon aanraken
20:53 13 Feb - Mar: Waar?
20:54 13 Feb - [slachtoffer 2]: Niet echt de geslachtsdelen
20:54 13 Feb - [slachtoffer 2]: Dat stuk wat je scheert
20.55 13
Feb - Mar: Schaamhaar?
20:55 13 Feb - [slachtoffer 2]: Jaaa
22:18 13 Feb - Mar: Hoe vaak is dit gebeurd?
22:19 13 Feb - [slachtoffer 2]: nou gewoon lx per maand ongeveer
22:19 13 Feb - Mar: Hoeveel maanden?
22:19 13 Feb - [slachtoffer 2]: Sinds vorig jaar
22:19 13 Feb - Mar: Dus al een jaar lang
22:20 13 Feb - [slachtoffer 2]: Zo iets
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -: als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 26 maart 2013 spraken wij op de [A] te Middelharnis met de mentor van [slachtoffer 2] [betrokkene 7]. Bij dit gesprek was aanwezig de zorgcoördinator van [slachtoffer 2] [betrokkene 8]. [betrokkene 7] vertelde dat hij sinds dit schooljaar 2012-2013 de mentor is van klas H2A, de klas waar [slachtoffer 2] in zit. Begin februari 2013 krijgt [betrokkene 7] van een vriendinnetje van [slachtoffer 2] een viertal blaadjes met correspondentie tussen [slachtoffer 2] en dat vriendinnetje.
[betrokkene 7] las dat [slachtoffer 2] schreef dat haar vader bij haar op plekken kwam waar hij niet mag komen en dat dit onder haar kleren gebeurde.
Hierna is er op 13 februari 2013 een gesprek geweest tussen [slachtoffer 2], [betrokkene 7] en [betrokkene 8]. In dit gesprek heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat het thuis niet goed gaat tussen haar ouders. In dit gesprek geeft ze ook aan dat ze bang is om met haar vader alleen te zijn. Dat ze hem wel vraagt te helpen met huiswerk maar dat hij haar ook betast. Dat dit meestal begint met stoeien. [slachtoffer 2] geeft aan dat het vorig schooljaar voor het eerst was gebeurd en dat het ongeveer lx per maand gebeurde. En dat het ongeveer 3 weken geleden voor het laatst was gebeurd.
9. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 27 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-17. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 27 maart 2013 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2], geboren op 21 juni 1999:
Wat had jouw vader dan gedaan?
Hij is handtastelijk geweest bij mij en ook bij andere kinderen en andere mensen.
Wat kan jij vertellen over wat hij bij jou gedaan heeft?
Ik heb een hele goede band met mijn vader. Kinderen mogen wel eens stoeien met hun kinderen en kinderen met hun vader, alleen ging het bij mij verder dan stoeien. Hij ging ook onder mijn kleren zitten.
Op wat voor manier stoeien jullie dan?
Gewoon normaal, maar toen kwamen zijn handen op verkeerde plekken.
En wat vond jij daarvan?
Het stoeien met mijn broertjes en zusjes wel leuk, maar met mijn vader niet.
Hoe komt dat?
Omdat zijn handen op verkeerde plaatsen kwamen.
Over wat voor plekken praatje dan?
Bij het stoeien vooral bij mijn borsten. En hoe ging dat dan? Eh...nou ja...zijn handen gingen onder mijn kleren. Dat voelde ik aankomen en ik zei dat hij dan moest stoppen, maar dat deed hij dan vaak tot vrijwel altijd niet.
Hoe komt hij onder jouw kleren?
Met zijn handen. Ik weet niet of hij dat met één of twee handen doet.
Draag jij nog wat onder jouw kleren
Ja, een BH.
Als jouw vader jou aanraakt bij je borsten is dat dan over of onder je BH?
Over mijn BH.
En hoe zit hij dan aan je borsten?
Hij voelt dan.
Doet hij dat dan hard of zacht of anders?
Niet hard.
Weet jij nog wanneer de eerste keer was dat dat gebeurde?
Volgens mij ergens vorig jaar. Ik zat toen in de eerste.
Waar waren jullie toen je vader voor het eerst aan je borsten zat?
In de keuken.
Hoe vaak zat je vader aan je borsten?
Ik denk één keer in de week.
Op welke plaatsen heeft je vader je nog meer aangeraakt?
Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen. Het schaambeen gedeelte.
Waarmee raakte hij jou daarmee aan?
Met zijn handen.
Hoe komt hij daarbij?
Als wij op de bank zitten, dan zat ik voorheen naast mijn vader. Dat ging gewoon zo. Wij zaten dan onder een fleecedeken. Ik zat naast mijn vader onder de fleecedeken en dan gingen zijn handen naar verkeerde plekken onder mijn kleding.
Vertel eens van een keer dat je nog weet hoe hij met zijn hand in je broek gaat?
Hij slaat dan een arm om mij heen, maar zijn arm komt dan niet verder dan mijn bovenarm. Als hij een arm om mijn middel heeft dan zit hij aan de zijkant van mijn been met zijn hand.
Hoe gaat hij met zijn handen in je broek?
Met zijn hand aan de zijkant. Soms ook aan de voorkant, dat verschilt per keer.
Dat je vader met zijn hand in je broek ging, hoe ging dat samen met aan je borsten zitten?
Op een ander moment en later.
Hoe vaak is het gebeurd dat je vader in je broek had gezeten?
Vaker dan dat hij aan mijn borsten zat! Ik denk een keer of twee per week.
Nu hebben wij met je vader gesproken en je vader vertelt dat jij hem vergeven hebt voor iets. Waar was dat voor?
Nu ik er over praat heb ik er spijt van dat ik dat heb gedaan. Ik ben wel minder boos op hem dat hij het had gezegd. Maar ik denk dat, als hij weer vrij komt, hij het niet meer zou doen.
Waar had hij dan zijn excuses voor aangeboden?
Hij zei zoiets van, als jij het gevoel hebt gehad dat ik dat had gedaan mijn excuses daarvoor. Ik zei toen tegen hem dat als hij slim was dat hij dat ook wel moest weten. Hij vertelde mij dat hij het had gedaan en dat hij daar sorry voor zei. Hij vertelde in minder woorden dat hij niet wist wat hem bezielde. Tevens vertelde hij mij dat hij het ook bij de oppas had gedaan en bij een vriendin. Hij zei zoiets tegen mij dat hij vond dat [slachtoffer 1] te dicht bij hem kwam en dat hij om die reden een stukje met haar wilde rijden om het met daar met haar over te hebben.
Wij hebben het met jouw vader ook gehad over je berichten naar je moeder toe. Ook daarbij dat hij aan je borsten had gezeten, maar hij zegt dat het kwam door het stoeien en dat jij een wijd shirt aan had?
Zei hij dat?
Ja!
Dat is ook een keer gebeurd, maar dat gebeurde per ongeluk.
En wij hebben hem ook voorgehouden dat hij met zijn hand in jouw broek zat met zijn hand aan de zijkant van jouw broek bij je heup!
Dat klopt. Dat was het meest, maar dat vond ik toen ook al niet echt fijn.
Op het moment dat wij zeggen dat jij vertelt dat hij het ook doet op de plek waar jij je schaamhaar scheert, dan zegt hij dat het niet waar is!
Dat is niet waar. Het is wel gebeurd. Is het echter zo dat als ik dit vertel dat dit ook invloed heeft op de tijd dat hij in de gevangenis gaat zitten?
Dat weten wij niet, maar wij willen duidelijkheid hebben over wat er gebeurd is en daarbij is jouw verhaal van belang.
Ik wil echter niet dat hij langer blijft zitten doordat ik dit verteld heb."
2.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaringen voorts het volgende overwogen:
- In het arrest:
"De raadsman heeft zich, overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld - kort samengevat - dat bij het onder 1 tenlastegelegde feit de verklaring van [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel is voor dit feit en dat dit daarom onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
Voorts heeft hij de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] betwist. De raadsman acht het ongeloofwaardig dat, gelet op de eigen verklaring van het slachtoffer, de verdachte haar borsten aanraakt terwijl de hele familie daarbij aanwezig was en deze niets hebben gezien.
Bovendien heeft [slachtoffer 2] kennelijk opgemerkt dat verdachte de heup van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt en dat roept twijfel op of het wel om ontuchtige handelingen gaat. Voorts zou het volgens de raadsman kunnen dat [slachtoffer 1], door er met haar moeder over te spreken, onbewust bepaalde gebeurtenissen voor waar is gaan aannemen. Zij is daardoor gaan geloven dat er in plaats van onschuldig stoeien, sprake is geweest van ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, nu de verdachte geen ontuchtige bedoelingen heeft gehad, maar per ongeluk de borsten van zijn dochter heeft aangeraakt. Bovendien kan [slachtoffer 2] beïnvloed zijn doordat ze had gehoord dat er iets was voorgevallen tussen haar vader en [slachtoffer 1]. Daarnaast kan ze beïnvloed zijn doordat haar moeder in scheiding ligt met haar vader. Daarom moet de verklaring van [slachtoffer 2] zeer terughoudend worden gewaardeerd. Dit is ook de enige bron voor het bewijs, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat er sprake is van beïnvloeding van de beide slachtoffers. Deze door de raadsman gesuggereerde beïnvloeding wordt door hem niet concreet onderbouwd en blijkt ook niet uit het dossier.
De voor de verdachte belastende verklaringen van de beide slachtoffers vormen niet het enige bewijsmiddel, maar worden gesteund door overig bewijsmateriaal.
Bovendien heeft er een betrouwbaarheidsonderzoek plaatsgevonden naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]. Dr. G. Wolters komt in zijn rapport van 23 augustus 2013 tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 1] in hoge mate betrouwbaar kunnen worden geacht.
Het hof acht beide verklaringen van de slachtoffers derhalve consistent en betrouwbaar"
- In de bijlage inhoudende de bewijsmiddelen:
"Het feit dat twee verschillende meisjes aangifte hebben gedaan van door de verdachte jegens dat meisje gepleegde ontuchtige handelingen, versterkt de bewijskracht van de door beide meisjes afgelegde verklaringen."
3. Beoordeling van het eerste middel en het tweede middel
3.1.
Het eerste middel klaagt dat het bewijs dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, door het Hof uitsluitend is aangenomen op verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 1]. Het tweede middel klaagt dat het bewijs dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, door het Hof uitsluitend is aangenomen op verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 2]. De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.2.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515).
3.3.
In het onderhavige geval kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 1] met betrekking tot feit 1 en de aangeefster [slachtoffer 2] met betrekking tot feit 2 onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal, in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen wat de betreft de aard van de ontuchtige handelingen gepleegd door de verdachte en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden, waarbij de verklaringen van [slachtoffer 2] over het door de verdachte aanraken van haar lichaam wanneer zij naast hem op de bank zat en over het bang zijn om alleen met de verdachte thuis te zijn en voor wat hij kon doen steun vinden in de verklaring van haar moeder dat het haar opviel dat als de verdachte bij [slachtoffer 2] kwam zitten [slachtoffer 2] ergens anders ging zitten en dat [slachtoffer 2] het vervelend vond als de verdachte naast haar kwam zitten. Anders dan in het middel wordt betoogd, is dus van schending van art. 342, tweede lid, Sv geen sprake.
3.4.
De middelen falen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2015.
Conclusie 24‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Falende unus testis-klacht. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BM2452 m.b.t. art. 342.2 Sv. I.c. kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van X met betrekking tot feit 1 en Y met betrekking tot feit 2 onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal.
Nr. 14/02622 Zitting: 24 maart 2015 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 2 mei 2014 de verdachte wegens 1. “met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen” en 2. “ontucht plegen met zijn minderjarig kind” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met de toepassing van een bijzondere voorwaarde en met een proeftijd van drie jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld. Ten slotte heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en deze vervangen door een taakstraf voor de duur van 120 dagen, subsidiair zestig dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. N. Flikkenschild, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof de bewezenverklaring van feit 1 niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed, omdat het hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
4. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 augustus 2012 te Ouddorp, meermalen, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1999), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen betasten van en wrijven over de borsten van [slachtoffer 1].”
5. In de bijlage bij het verkorte arrest zijn negen bewijsmiddelen opgenomen. De steller van het middel gaat ervan uit dat de eerste drie bewijsmiddelen feit 1 betreffen en de overige bewijsmiddelen feit 2. In de bijlage zijn negen bewijsmiddelen opgenomen, zonder dat daarin per bewijsmiddel een uitdrukkelijke beperking is opgenomen tot één van beide feiten. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt wel dat de eerste drie bewijsmiddelen specifiek zien op de aangeefster [slachtoffer 1] en de overige bewijsmiddelen primair betrekking hebben op de bewezen verklaarde handelingen jegens de dochter van de verdachte, [slachtoffer 2]. De eerste drie bewijsmiddelen luiden als volgt:
“1. Een proces-verbaal aangifte d.d. 15 augustus 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012397301-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 15 augustus 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1999:
P: politieA: aangever
A: Ik ben geboren op [geboortedatum] 1999.P: Waar wil je aangifte van doen.A: Nou als ik daar speelde probeerde hij mijn borsten aan te raken tijdens het stoeien. En dat ik een raar telefoontje had gekregen, maar dat is niet strafbaar.P: Dus je zegt dat er tijdens het stoeien iemand aan je borsten zat en dat je een raar telefoontje kreeg.A: Ja en nadat we naar Concert at Sea geweest waren hadden we het koud en toen wilde hij aan mij zitten, maar dat duwde ik steeds weg.P: Wie is hij ?A: De vader van een vriendinnetje, [slachtoffer 2].P: Waar woont [slachtoffer 2]?A: In Ouddorp op de [a-straat]. Op nummer 24 of 25 of zo.P: Je had gezegd dat jullie gingen stoeien?A: Ja niet de eerste keer dat ik daar kwam, maar wel vlak nadat ik daar de eerste keer was.P: Wanneer gebeurde er iets dat jij niet zo leuk vond?A: Tijdens het stoeien.P: Wat gebeurde er dan tijdens het stoeien?A: Dat gaat hij, probeert hij, gaat hij onder mijn shirt met zijn hand. Dan gaat hij hier zo bij mijn borsten.P: Jij laat ons een beetje een wrijfbeweging zien met je hand. Deed hij dat ook, of deed hij iets anders.A: Nou het was aanraken en wrijven en in mijn zij.P: Je wijst ook aan de zijkant van je borst. Klopt dat?A : Ja.P: Jij zegt dat hij probeerde mijn (het hof leest: jouw) borst aan te raken. Weet jij het verschil tussen proberen en doen?A : Ja.P: Probeerde hij je borsten aan te raken of deed hij het ook echt?A: Ja soms lukte het ook en soms kon ik zijn hand wegduwen.P: Zegt hij er iets bij?A: Hij zegt niets. Geen sorry. Hij doet het expres.P: Waarom denk jij dat hij het expres deed?A: Omdat hij er gericht met zijn hand naartoe ging.P: Kan jij schatten hoe vaak dit gebeurde?A: 6 keer denk ik zo.P: Is het hem 6 keer gelukt om jouw borsten aan te raken.Of heeft hij het 6 geprobeerd.A: Ik vind dat moeilijk te zeggen omdat het per stoeipartij vaker lukte of hij probeerde het.P: Dat snap ik wel hoor. Kan je misschien aangeven hoe vaak hij daadwerkelijk jouw borsten aangeraakt heeft.A: Tijdens een stoeipartij gebeurde dat twee keer.P: Hoe vaak heb je dan gestoeid?A: Tussen de 5 à 10 keer.P: Weet jij wat voor kleding jij droeg tijdens een stoeipartij.A: Dat verschilt per seizoen. In de winter een lange broek en een trui met lange mouwen. In de zomer een shirt met korte mouwen en een 3/4 broek. P: Draag jij een bh?A : Ja.P: Raakte hij jouw borsten aan over je BH of wat deed hij daarmee?A: Dat weet ik eigenlijk niet zo goed.P: Wat vond je ervan?A: Dat kan ik niet zo goed omschrijven. Ik dacht steeds blijf er af. blijf er af. Ik vond het niet prettig.P: Je zei net dat jullie terug kwamen van Concert at Sea. Wanneer was dat? A: Dit jaar. Nog niet zo lang geleden.P: Wat gebeurde er toen?A: We waren naar het concert geweest met [slachtoffer 2]'s moeder en vriendinnen van haar moeder en [slachtoffer 2] en ik. Toen fietsten we naar het huis van [slachtoffer 2]. Het was echt heel koud. [slachtoffer 2] en ik zaten samen op de bank met onze voeten in warm water, met een deken om ons heen. Toen kwam [slachtoffer 2]'s vader naast mij zitten. Hij had ook een dekentje om zich. Toen ging hij met zijn hand naar mij toe. Ik voelde zijn hand onder mijn dekentje komen. Hij zat aan mij.P: Waar zat hij aan?A : Hij zat hier zo bij mijn heup. Dat was het.P: Heeft hij verder nog iets aangeraakt of was dat het?A: Nee ook een beetje hier bij mijn dijbeen.
2. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 7 september 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012397301-3.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 7 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
[slachtoffer 1] is op 29 juni, de laatste schooldag, met school naar de Efteling geweest. Haar vriendin [slachtoffer 2] belde op om te vragen of zij mee wilde naar Concert at Sea. Dat was op 30 juni om een uur of 13:00. [slachtoffer 1] wilde dat wel. [slachtoffer 1] is toen opgehaald door [slachtoffer 2] en haar vader om naar Concert at Sea te gaan. [slachtoffer 1] was ongeveer omstreeks 02:00 uur in de nacht terug bij [slachtoffer 2] thuis. Omdat het zo laat was is [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] blijven slapen. [slachtoffer 1] is de volgende dag door [slachtoffer 2] en de hele familie thuis gebracht. De volgende dag was [slachtoffer 1] nog steeds vermoeid en heel duf. Ik was gaan werken en kwam toen om 17:15 uur thuis. [slachtoffer 1] zei: [verdachte] heeft gebeld. [verdachte] is de vader van [slachtoffer 2]. Dat is de meneer waar het om gaat. [slachtoffer 1] vertelde mij vervolgens uit haarzelf over de zaterdag dat zij bij [slachtoffer 2] was om naar Concert at Sea te gaan. [slachtoffer 1] vertelde mij daarover dat toen zij bij [slachtoffer 2] thuis was die zaterdag, [verdachte] zich zo raar gedroeg dat [slachtoffer 2] tegen hem gezegd zou hebben: "Kappe pa, het is mijn vriendinnetje, niet de jouwe." Ik heb het idee dat hij aan het uitdagen was om te gaan stoeien. [slachtoffer 1] vertelde mij vervolgens dat toen zij 's nachts op de bank onder een deken zat met [slachtoffer 2] en dat [verdachte] naast haar ging zitten en telkens zijn hand in de zij of heup van [slachtoffer 1] legde. [slachtoffer 1] heeft zijn hand toen telkens weg geduwd. Dat was de nacht dat zij terug kwamen van Concert At Sea. [slachtoffer 1] vertelde mij diezelfde avond ook dat [verdachte] bij het stoeien aan haar borsten had gezeten. [slachtoffer 1] vertelde mij dat als zij aan het stoeien waren dat [verdachte] dan met zijn hand aan haar borsten zat en dat hij daarbij nooit sorry heeft gezegd of zijn excuses heeft aangeboden. Als ik [slachtoffer 1] per ongeluk tegen de borst tik, dan zeg ik altijd even sorry. Dat gebeurt wel eens als ik niet zie dat [slachtoffer 1] achter mij staat en ik dan met een arm zwaai en per ongeluk tegen haar aankom. Een week of 3 à 4 later vroeg ik nog aan [slachtoffer 1] hoe lang het al aan de gang was. [slachtoffer 1] vertelde mij dat het al gebeurde voordat [slachtoffer 2] met krukken liep. Dat kwam doordat [slachtoffer 2] tijdens het stoeien haar voet bezeerd had en met krukken moest gaan lopen. Ik herinner mij dat [slachtoffer 2] in de herfstvakantie van 2011 met krukken liep. Daarbij heb ik aan [slachtoffer 1] gevraagd hoe vaak het gebeurd was, waarop [slachtoffer 1] mij vertelde dat het 5 à 6 keer gebeurd was.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012397301-18. Dit proces-verbaal houdt onder meer in- zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 24 oktober 2012 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Verdachte maakte gebruik van een GSM telefoon met het telefoonnummer: 06-[001]. De telefoon huisaansluiting van de familie [van slachtoffer 1] is [002]. Aangever [slachtoffer 1] maakte gebruik van een GSM telefoon met het telefoonnummer 06-[003]. Bij onderzoek naar het gebruik van de desbetreffende telefoonnummers zag ik het volgende: - op 2 juli 2012 om 15.09 uur is er met de telefoon 06- [001] (verdachte) UIT gebeld naar het telefoon nummer [002] (familie [van slachtoffer 1]). Dit gesprek duurde 590 seconden.
6. Het hof heeft in de bijlage de volgende nadere bewijsoverweging opgenomen:
“Het feit dat twee verschillende meisjes aangifte hebben gedaan van door de verdachte jegens dat meisje gepleegde ontuchtige handelingen, versterkt de bewijskracht van de door beide meisjes afgelegde verklaringen.”
7. In reactie op een tot vrijspraak strekkend verweer heeft het hof in het verkorte arrest het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat er sprake is van beïnvloeding van de beide slachtoffers. Deze door de raadsman gesuggereerde beïnvloeding wordt door hem niet concreet onderbouwd en blijkt ook niet uit het dossier.De door de verdachte belastende verklaringen van de beide slachtoffers vormen niet het enige bewijsmiddel, maar worden gesteund door het overige bewijsmateriaal.Bovendien heeft er een betrouwbaarheidsonderzoek plaatsgevonden naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]. Dr. G. Wolters komt in zijn rapport van 23 augustus 2013 tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefster [slachtoffer 1] in hoge mate betrouwbaar kunnen worden geacht.
Het hof acht beide verklaringen van de slachtoffers derhalve consistent en betrouwbaar.”
8. Het volgende kan worden voorop gesteld. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de bewezenverklaring als geheel en vereist niet dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund. Voorts strekt de bepaling ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, kan van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.1.
9. De vraag naar de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring is van een andere aard dan de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan. In de hiervoor onder 7 weergegeven bewijsoverweging is het hof zowel ingegaan op de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen, als op de steun die de verklaring vindt in het overige bewijsmateriaal. Die laatste constatering is mede van belang voor de vraag of aan het bewijsminimumvoorschrift van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan. Het oordeel van het hof dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar worden geacht, wordt in cassatie niet bestreden. Het middel is toegesneden op de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan.
10. De onderhavige zaak betreft een verdenking van ontucht met een minderjarige. De vraag of is voldaan aan het bewijsminimumvoorschrift van art. 342, tweede lid, Sv doet zich in de rechtspraktijk niet zelden juist bij misbruikzaken voor. Dat wekt geen verwondering. Het gaat daarbij immers veelal om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen en waarbij het in de kern dus gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.2.
11. In de onderhavige zaak staat de belastende verklaring van de vriendin van de dochter van de verdachte, [slachtoffer 1], centraal. De vraag rijst of de door de aangeefster gereleveerde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in het andere bewijsmateriaal. Het hof heeft in dit verband de verklaring van de moeder van de aangeefster tot het bewijs gebezigd. Daarin wordt voornamelijk weergegeven wat [slachtoffer 1] haar heeft verteld. In zoverre levert deze verklaring geen zelfstandig steunbewijs op. Op enkele punten is sprake van een zelfstandige waarneming, in het bijzonder daar waar zij verklaart dat haar dochter op 30 juni door haar vriendin [slachtoffer 2] en de verdachte is opgehaald om naar Concert at Sea te gaan. Ook [slachtoffer 1] had verklaard over het bezoek aan Concert at Sea, waarna de verdachte haar bij haar heup en dijbeen zou hebben betast. Hierbij verdient echter aantekening dat het onderdeel van de tenlastelegging, inhoudende het betasten van en wrijven over de “heup(en)”, door het hof niet is bewezen verklaard. Voorts heeft het hof tot het bewijs gebezigd een proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat op 2 juli 2012 met het GSM-toestel dat in gebruik was bij de verdachte is gebeld naar het nummer van de huistelefoon van (de familie van) de aangeefster. Die constatering sluit aan bij de mededeling van [slachtoffer 1] aan haar moeder dat de verdachte had gebeld.
12. Als het bovenstaande geïsoleerd zou worden beschouwd, meen ik dat het oordeel dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal niet zonder meer begrijpelijk zou zijn. Het hof heeft echter tevens overwogen dat het feit dat twee verschillende meisjes aangifte hebben gedaan van door de verdachte jegens dat meisje gepleegde ontuchtige handelingen, de “bewijskracht” van de door beide meisjes afgelegde verklaringen versterkt. Het hof heeft, zoals opgemerkt, de negen bewijsmiddelen in de bijlage opgenomen zonder dat de reikwijdte van elk van de bewijsmiddelen wordt beperkt tot één van beide feiten. Als bewijsmiddel 9 is een verklaring van de dochter van de verdachte opgenomen, die primair lijkt te zijn toegesneden op feit 2. Zij verklaart daarin evenwel ook het volgende3.:
“Hij zei zoiets van, als jij het gevoel hebt gehad dat ik dat had gedaan mijn excuses daarvoor. Ik zei toen tegen hem dat als hij slim was dat hij dat ook wel moest weten. Hij vertelde mij dat hij het had gedaan en dat hij daar sorry voor zei. Hij vertelde in minder woorden dat hij niet wist wat hem bezielde. Tevens vertelde hij mij dat hij het ook bij de oppas had gedaan en bij een vriendin. Hij zei zoiets tegen mij dat hij vond dat [slachtoffer 1] te dicht bij hem kwam en dat hij om die reden een stukje met haar wilde rijden om het met daar met haar over te hebben.”
13. De geciteerde passage kan ook worden betrokken bij de vraag of de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van feit 1 in voldoende mate steun vindt in het overige bewijsmateriaal. Daarmee wordt geïllustreerd dat de bewijsvoering ten aanzien van beide bewezen verklaarde feiten samenhang vertoont. Ook het hof heeft gewezen op die samenhang, wat ook zij van de gekozen bewoordingen. Met de onder 6 weergegeven nadere bewijsoverweging heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat het in het kader van de bewijsvoering van het onder 1 ten laste gelegde feit ook betekenis heeft toegekend aan de verklaring die de dochter van de verdachte, [slachtoffer 2], in het kader van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft afgelegd ten aanzien van ontuchtige handelingen jegens haar. Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen de gelijksoortigheid van de modus operandi, de handelingen en de omstandigheden waarover de beide meisjes verklaren. Zo verklaren beide meisjes dat ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tijdens het stoeien met de verdachte. Ook over de aard van de aanrakingen verklaren zij naar de kern genomen in gelijke zin. Tijdens het stoeien zou de verdachte volgens hen met zijn hand onder hun shirt zijn gegaan en hun borsten hebben betast.4.Daarnaast verklaren beide meisjes (samengevat) dat als zij op de bank zaten met een deken om hen heen de verdachte bij hen zat en hen betastte bij heup en dijbeen ([slachtoffer 1]) dan wel (in de omgeving van) het schaambeen ([slachtoffer 2]). Ten slotte wordt in het hiervoor geciteerde bewijsmiddel 9 door [slachtoffer 2] ook een verklaring afgelegd die mede betrekking heeft op [slachtoffer 1]. Aldus is sprake van meer dan de enkele omstandigheid dat twee meisjes aangifte tegen de verdachte hebben gedaan.5.
14. Het hof heeft aldus bij de beoordeling of aan het bewijsminimumvoorschrift van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan betekenis kunnen toekennen aan de verwantschap tussen de modus operandi, de handelingen en omstandigheden bij beide feiten. In het licht van de totale bewijsvoering kan naar mijn mening niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal.6.Aldus heeft het hof de bewezenverklaring naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is daarmee tevergeefs voorgesteld.
15. Het tweede middel behelst de klacht dat het hof de bewezenverklaring van feit 2 niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed, omdat het hof de bewezenverklaring (slechts) heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
16. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 16 januari 2013 te Ouddorp met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1999, ontucht heeft gepleegd, namelijk het meermalen-onder de kleding betasten van en wrijven over de (met bh bedekte) borsten en-brengen van zijn hand in/onder de onderbroek van [slachtoffer 2] en vervolgens-onder de kleding en onderbroek betasten van het schaambeen en het gebied rondom het schaambeen van [slachtoffer 2].”
17. Zoals bij de bespreking van het eerste middel opgemerkt, heeft het hof in de bijlage negen bewijsmiddelen opgenomen. De bewijsmiddelen 4 tot en met 9 luiden als volgt:
4. Een proces-verbaal aangifte d.d. 14 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-1.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -: als de op 14 maart 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 2] namens [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1999:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
P: politieA: aangeefster
P: U heeft op 6 maart 2013 een zeden informatief gesprek gehad en nadien heeft u ons laten weten dat u aangifte wilt doen van seksueel misbruik van uw 13 jarige dochter [slachtoffer 2], roepnaam [slachtoffer 2] gepleegd door uw echtgenoot en biologische vader van [slachtoffer 2] genaamd [verdachte], klopt dat?A: Ja, al vind ik de term seksueel misbruik wel heftig klinken. Ik heb u bij het informatieve gesprek de gesprekken van mijn telefoon gegeven, heeft u die gelezen?P: ja en naar aanleiding van wat daar in staat spreken wij in juridische zin van seksueel misbruikA: OkeP: Hoe is uw gezinssamenstellingA. Mijn man, ik en vier kinderenP: Hoe heten uw kinderen en hoe oud zijn ze A: [slachtoffer 2] is 13 jaar, [betrokkene 3] is 12 jaar, [betrokkene 4] is 9 jaar en [betrokkene 5] is 5P: En uw man is [verdachte] en hoe oud is hijA: 48 jaarP: Waar kwam het op neer wat in die App's staat?A: [slachtoffer 2] zei dat pappa soms aan haar zat op plekken die zij niet prettig vond tijdens het stoeien en dat ze bang was en ze wilde dat ik thuis kwam. Ik had ruzie met mijn man en zat tijdelijk op een ander adres.P: Hoe kwam het dat u zich zorgen maakte over vriendinnetjes van [slachtoffer 2]A: Ja het laatste jaar, nee ik maakte mij 3 jaar geleden al zorgen over het feit dat [slachtoffer 2] over 3 jaar 13 zou zijn. Ik weet al 15 jaar dat zijn zwakke plek daar ligt. Dat hij zich aangetrokken voelt tot meisjes die net borstjes krijgen. Het is altijd een overdreven amicaal gedrag, heel veel aandacht.P: Wat heeft [slachtoffer 2] tegen u verteld over het stoeien met haar vader?A: Dat hij bij het stoeien wel bij haar borst kwam ook onder haar shirt en dat hij bij haar onderbroek kwam, helemaal precies staat het in de apps die u heeft. Het viel mij op dat als [verdachte] bij haar kwam zitten zij ergens anders ging zitten. Ze vond het vervelend als hij naast haar kwam zitten en ze vertelde dat ze bang was voor wat hij dan kon doen. Dat ze bang was dat hij steeds verder zou gaan. Ze vertelde ook dat ze vond dat ze het mij moest vertellen omdat ze bang was voor haar zusjes. Dat hij het ook bij [betrokkene 4] en [betrokkene 5] zou gaan doen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-8.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -: als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 22 maart 2013 werd ik gebeld door [betrokkene 6]. Zij is schoolmaatschappelijk werkster bij Careyn Goeree Overflakkee. Tijdens haar werkzaamheden heeft zij gesprekken gehouden met [slachtoffer 2]. Deze gesprekken vinden plaats naar aanleiding van wat er bij [slachtoffer 2] thuis aan de hand is. Op 22 februari 2013 had [betrokkene 6] het eerste gesprek met [slachtoffer 2]. Ik vroeg aan [betrokkene 6] hoe het contact verliep met [slachtoffer 2]. [betrokkene 6] verklaarde dat zij een aantal malen met [slachtoffer 2] gesproken had over de thuissituatie. [slachtoffer 2] vertelde dat eerst haar moeder weg was gegaan. Op enig moment was haar moeder thuis gekomen en was haar vader weggegaan. [slachtoffer 2] had verteld dat haar ouders veel ruzie hadden. [slachtoffer 2] had ook verteld dat haar vader haar betast had. [betrokkene 6] vroeg aan [slachtoffer 2] waar zij betast was door haar vader. [slachtoffer 2] had verteld dat zij overal betast was, onder haar kleding. Hierop had [betrokkene 6] gevraagd of haar vader ook aan of in haar vagina gezeten had. [slachtoffer 2] zei hierop dat haar vader aan haar vagina gezeten had, niet er in. Dat het onschuldig begonnen was en dat het steeds een stapje verder ging. Verder had [betrokkene 6] aan [slachtoffer 2] gevraagd of zij de penis van haar vader had aangeraakt. Dat was niet zo, gaf [slachtoffer 2] aan.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 13 februari 2013 werd door betrokkene [betrokkene 2], bij de politie melding gemaakt van het feit dat haar 13 jarige dochter [slachtoffer 2] aan haar bekend gemaakt had dat zij op vervelende plaatsen aan haar lichaam was aangeraakt door haar vader [verdachte], tevens zijnde de echtgenoot van [betrokkene 2]. De communicatie tussen moeder en dochter over dat onderwerp vond op dat moment plaats via Whatsapp. Door moeder, betrokkene [betrokkene 2], werd deze communicatie bewaard en op papier uitgeprint. Op 6 maart 2013 hadden wij een zogenaamd informatief gesprek met betrokkene [betrokkene 2]. Zij overhandigde ons daarbij de uitgeprinte Whatsapp gesprekken die zij die bewuste avond had gevoerd met haar dochter. Deze Whatsapp gesprekken voegen wij als bijlage bij dit proces-verbaal.
7. Een geschrift, zijnde Whatsapp gesprekken, als bijlage gevoegd bij het onder 6 genoemde proces-verbaal. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
WhatsApp-gesprek met [slachtoffer 2]20:43 13 Feb - [slachtoffer 2]: Papa zit heel af en toe wel-eens onder mijn kleren bijv met stoeien ofso20.44 13 Feb - Mar : Wanneer is dat gebeurd?20:44 13 Feb - [slachtoffer 2]: Voor het laatst20.45 13 Feb - [slachtoffer 2] : 3/4 weken terug20.46 13 Feb - [slachtoffer 2] : Als je op.de bank zitten, soms als jij er.bent in mn broem 20:46 13 Feb - [slachtoffer 2]: En als we stoeien ofsoo onder mn shirt20.47 13 Feb - [slachtoffer 2]: Maar [betrokkene 7] wilde graag dat jij wist dat ik heel veel gesprekken op school heb met zo n vrouw20:47 13 Feb - Mar : In je broek????20:47 13 Feb - [slachtoffer 2] : Ja20:47 13 Feb - Mar : Onderbroek?20:47 13 Feb - [slachtoffer 2] : Soms20:48 13 Feb - Mar : In je onderbroek schat?20:49 13 Feb - [slachtoffer 2]: Soms20:50 13 Feb - [slachtoffer 2] : Bijv als we op de bank zitten20.50 13 Feb - [slachtoffer 2]: Al een tijdje terug hoor20.52 13 Feb - Mar : Wat doet hij dan in je onderbroek?20:53 13 Feb - [slachtoffer 2]: Gewoon aanraken20:53 13 Feb - Mar : Waar?20:54 13 Feb - [slachtoffer 2]: Niet echt de geslachtsdelen20:54 13 Feb - [slachtoffer 2]: Dat stuk wat je scheert20.55 13 Feb - Mar : Schaamhaar?20:55 13 Feb - [slachtoffer 2] : Jaaa22:18 13 Feb - Mar : Hoe vaak is dit gebeurd???22:19 13 Feb - [slachtoffer 2]: nou gewoon lx per maand ongeveer22:19 13 Feb - Mar : Hoeveel maanden?22:19 13 Feb - [slachtoffer 2] : Sinds vorig jaar22:19 13 Feb - Mar: Dus al een jaar lang22:20 13 Feb - [slachtoffer 2]: Zo iets
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-16.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -: als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 26 maart 2013 spraken wij op [A] te Middelharnis met de mentor van [slachtoffer 2] [betrokkene 7]. Bij dit gesprek was aanwezig de zorgcoördinator van [slachtoffer 2] [betrokkene 8]. [betrokkene 7] vertelde dat hij sinds dit schooljaar 2012-2013 de mentor is van klas H2A, de klas waar [slachtoffer 2] in zit. Begin februari 2013 krijgt [betrokkene 7] van een vriendinnetje van [slachtoffer 2] een viertal blaadjes met correspondentie tussen [slachtoffer 2] en dat vriendinnetje. [betrokkene 7] las dat [slachtoffer 2] schreef dat haar vader bij haar op plekken kwam waar hij niet mag komen en dat dit onder haar kleren gebeurde. Hierna is er op 13 februari 2013 een gesprek geweest tussen [slachtoffer 2], [betrokkene 7] en [betrokkene 8]. In dit gesprek heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat het thuis niet goed gaat tussen haar ouders. In dit gesprek geeft ze ook aan dat ze bang is om met haar vader alleen te zijn. Dat ze hem wel vraagt te helpen met huiswerk maar dat hij haar ook betast. Dat dit meestal begint met stoeien. [slachtoffer 2] geeft aan dat het vorig schooljaar voor het eerst was gebeurd en dat het ongeveer lx per maand gebeurde. En dat het ongeveer 3 weken geleden voor het laatst was gebeurd.
9. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 27 maart 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2013048394-17. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 27 maart 2013 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1999:
Wat had jouw vader dan gedaan?Hij is handtastelijk geweest bij mij en ook bij andere kinderen en andere mensen.
Wat kan jij vertellen over wat hij bij jou gedaan heeft?Ik heb een hele goede band met mijn vader. Kinderen mogen wel eens stoeien met hun kinderen en kinderen met hun vader, alleen ging het bij mij verder dan stoeien. Hij ging ook onder mijn kleren zitten.
Op wat voor manier stoeien jullie dan?Gewoon normaal, maar toen kwamen zijn handen op verkeerde plekken.
En wat vond jij daarvan?Het stoeien met mijn broertjes en zusjes wel leuk, maar met mijn vader niet.
Hoe komt dat?Omdat zijn handen op verkeerde plaatsen kwamen.
Over wat voor plekken praatje dan?Bij het stoeien vooral bij mijn borsten. En hoe ging dat dan? Eh...nou ja...zijn handen gingen onder mijn kleren. Dat voelde ik aankomen en ik zei dat hij dan moest stoppen, maar dat deed hij dan vaak tot vrijwel altijd niet.
Hoe komt hij onder jouw kleren?Met zijn handen. Ik weet niet of hij dat met één of twee handen doet.
Draag jij nog wat onder jouw klerenJa, een BH.
Als jouw vader jou aanraakt bij je borsten is dat dan over of onder je BH?Over mijn BH.
En hoe zit hij dan aan je borsten?Hij voelt dan.
Doet hij dat dan hard of zacht of anders?Niet hard.
Weet jij nog wanneer de eerste keer was dat dat gebeurde?Volgens mij ergens vorig jaar. Ik zat toen in de eerste.
Waar waren jullie toen je vader voor het eerst aan je borsten zat?In de keuken.
Hoe vaak zat je vader aan je borsten?Ik denk één keer in de week.
Op welke plaatsen heeft je vader je nog meer aangeraakt?Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen. Het schaambeen gedeelte.
Waarmee raakte hij jou daarmee aan?Met zijn handen.
Hoe komt hij daarbij?Als wij op de bank zitten, dan zat ik voorheen naast mijn vader. Dat ging gewoon zo. Wij zaten dan onder een fleecedeken. Ik zat naast mijn vader onder de fleecedeken en dan gingen zijn handen naar verkeerde plekken onder mijn kleding.
Vertel eens van een keer dat je nog weet hoe hij met zijn hand in je broek gaat? Hij slaat dan een arm om mij heen, maar zijn arm komt dan niet verder dan mijn bovenarm. Als hij een arm om mijn middel heeft dan zit hij aan de zijkant van mijn been met zijn hand.
Hoe gaat hij met zijn handen in je broek?Met zijn hand aan de zijkant. Soms ook aan de voorkant, dat verschilt per keer.
Dat je vader met zijn hand in je broek ging, hoe ging dat samen met aan je borsten zitten? Op een ander moment en later.
Hoe vaak is het gebeurd dat je vader in je broek had gezeten?Vaker dan dat hij aan mijn borsten zat! Ik denk een keer of twee per week.
Nu hebben wij met je vader gesproken en je vader vertelt dat jij hem vergeven hebt voor iets. Waar was dat voor? Nu ik er over praat heb ik er spijt van dat ik dat heb gedaan. Ik ben wel minder boos op hem dat hij het had gezegd. Maar ik denk dat, als hij weer vrij komt, hij het niet meer zou doen.
Waar had hij dan zijn excuses voor aangeboden?Hij zei zoiets van, als jij het gevoel hebt gehad dat ik dat had gedaan mijn excuses daarvoor. Ik zei toen tegen hem dat als hij slim was dat hij dat ook wel moest weten. Hij vertelde mij dat hij het had gedaan en dat hij daar sorry voor zei. Hij vertelde in minder woorden dat hij niet wist wat hem bezielde. Tevens vertelde hij mij dat hij het ook bij de oppas had gedaan en bij een vriendin. Hij zei zoiets tegen mij dat hij vond dat [slachtoffer 1] te dicht bij hem kwam en dat hij om die reden een stukje met haar wilde rijden om het met daar met haar over te hebben.
Wij hebben het met jouw vader ook gehad over je berichten naar je moeder toe. Ook daarbij dat hij aan je borsten had gezeten, maar hij zegt dat het kwam door het stoeien en dat jij een wijd shirt aan had? Zei hij dat?
Ja!Dat is ook een keer gebeurd, maar dat gebeurde per ongeluk.
En wij hebben hem ook voorgehouden dat hij met zijn hand in jouw broek zat met zijn hand aan de zijkant van jouw broek bij je heup! Dat klopt. Dat was het meest, maar dat vond ik toen ook al niet echt fijn.
Op het moment dat wij zeggen dat jij vertelt dat hij het ook doet op de plek waar jij je schaamhaar scheert, dan zegt hij dat het niet waar is! Dat is niet waar. Het is wel gebeurd. Is het echter zo dat als ik dit vertel dat dit ook invloed heeft op de tijd dat hij in de gevangenis gaat zitten?
Dat weten wij niet, maar wij willen duidelijkheid hebben over wat er gebeurd is en daarbij is jouw verhaal van belang. Ik wil echter niet dat hij langer blijft zitten doordat ik dit verteld heb.
18. Voor de beoordeling van het middel zijn voorts de onder 6 en 7 weergegeven bewijsoverwegingen van belang.
19. Bij de bespreking van het eerste middel ben ik ingegaan op de verwantschap tussen de modus operandi, de handelingen en omstandigheden bij beide feiten en de betekenis die het hof daaraan heeft kunnen toekennen bij de beoordeling of aan het bewijsminimumvoorschrift van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan. Die opmerkingen hebben ook betekenis voor de beoordeling van het tweede middel. In aanvulling daarop kan het volgende worden opgemerkt.
20. Het bewijs dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige dochter berust op de aangifte van de moeder namens de minderjarige [slachtoffer 2], een proces-verbaal van bevindingen waarin verslag wordt gedaan van een gesprek met de schoolmaatschappelijk werkster over hetgeen [slachtoffer 2] haar heeft verteld, de Whatsapp-gesprekken tussen [slachtoffer 2] en haar moeder, waarin [slachtoffer 2] haar moeder vertelt over de ontuchtige handelingen, de verklaring van de mentor van school van [slachtoffer 2], onder meer over correspondentie tussen een vriendin en [slachtoffer 2], waarin de laatstgenoemde verklaart dat de verdachte haar heeft betast, en de verklaring die [slachtoffer 2] tijdens een studioverhoor heeft afgelegd.
21. Het bewijsmateriaal berust aldus hoofdzakelijk op verklaringen waarvan [slachtoffer 2] – direct of indirect – de bron is. Overvloedig steunbewijs is niet voorhanden. Als eigen waarneming van de moeder van [slachtoffer 2] kan echter wel gelden dat het haar opviel dat als de verdachte bij [slachtoffer 2] kwam zitten zij ergens anders ging zitten. Zij voegt daaraan toe dat [slachtoffer 2] het vervelend vond als de verdachte naast haar kwam zitten, omdat – zo had [slachtoffer 2] haar verteld – zij bang was voor wat hij dan kon doen (bewijsmiddel 18). In die waarneming heeft het hof steun kunnen vinden voor de verklaring van [slachtoffer 2] dat haar vader haar heeft betast terwijl zij met haar vader op de bank zat. Naar mijn mening kan in dit verband minder waarde worden gehecht aan de verklaring van de moeder dat de verdachte zich aangetrokken voelt tot meisjes die net borstjes krijgen. Die opmerking van algemene aard doet mij denken aan de verklaring van de verdachte in HR 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7746, NJ 2009/496, m.nt. Borgers, dat hij een dwangmatige behoefte heeft aan seks. Uw Raad oordeelde in dat arrest dat het desbetreffende bewijsmiddel in het licht van art. 342, tweede lid, Sv onvoldoende steun gaf aan de verklaring van de aangeefster.
22. Naast de hiervoor weergegeven zelfstandige waarneming van de moeder van [slachtoffer 2], geldt ook ten aanzien van het tweede feit dat het hof bij de beoordeling of aan het bewijsminimumvoorschrift van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan betekenis heeft kunnen toekennen aan de verwantschap tussen de modus operandi, de handelingen en omstandigheden bij beide bewezen verklaarde feiten. In het licht van de totale bewijsvoering kan naar mijn mening niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal.7.Het hof heeft de bewezenverklaring van feit 2 aldus naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is daarmee tevergeefs voorgesteld.
23. De middelen falen. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
24. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑03‑2015
Zie ook de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter voorafgaand aan HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3052.
Zie bewijsmiddel 9, zoals dat integraal is weergegeven bij de bespreking van het tweede middel.
Zie onder meer bewijsmiddel 1 en de bij de bespreking van het tweede middel weergegeven bewijsmiddelen 7 en 9.
Daarmee verschilt de zaak van zaken waarin sprake is van de enkele omstandigheid dat twee feiten op de tenlastelegging staan en de verdachte de schijn tegen heeft. Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter voorafgaand aan HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3052 en HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:1890, NJ 2013/279. Zie ten aanzien van een eerdere veroordeling: HR 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5370, NJ 2008/61.
Vgl ook HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1158 en HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, NJ 2014/329.
Vgl ook HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1158 en HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, NJ 2014/329.
Beroepschrift 30‑12‑2014
CASSATIESCHRIFTUUR
Houdende twee middelen van cassatie
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
(strafzaken)
Inzake : [verzoeker] / OM II C
Onze ref. : much. 14.041
Cliënt : [verzoeker], geboren [geboortedatum] 1964
Rolnummer : 22.004589.13
Zaaknummer : S 14/02622
Raadsvrouwe : mr. N. Flikkenschild
In de zaak van
[verzoeker], verzoeker tot cassatie van het te zijner laste door het gerechtshof te 's‑Gravenhage op 2 mei 2014 onder rolnummer 22-004589-13 gewezen arrest.
Middel I
Het recht is geschonden en/of onjuist toegepast en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 342, 359 en 415 Sv geschonden, nu de bewezenverklaring van feit 1 van de tenlastelegging niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
Toelichting
1.1
Onder 1 is aan verzoeker ten laste gelegd — kort en zakelijk weergegeven — dat hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 augustus 2012 met [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
1.2
Namens verzoeker is bepleit — verkort weergegeven — dat verzoeker van dit feit dient te worden vrijgesproken in verband met het ontbreken van voldoende bewijsmiddelen1..
1.3
Het hof heeft wettig en overtuigend bewezenverklaard dat verzoeker het als feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de ontuchtige handelingen hebben bestaan uit het meermalen betasten en wrijven van de borsten.
1.4
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest. Hierin zijn onder 1 tot en met 3 de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 opgenomen.
1.5
Verzoeker meent dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met reden is omkleed, nu de gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen.
1.6
Op grond van het tweede lid van artikel 342 Sv mag het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er dient een bewijsmiddel uit andere bron aanwezig te zijn2.. Daarbij geldt — onder verwijzing naar bestendige jurisprudentie van uw Raad — dat de feiten en omstandigheden waarover de getuige heeft verklaard niet op zich zelf mogen staan en voldoende steun moeten vinden in ander bewijsmateriaal3.. Het verband tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag niet te ver verwijderd zijn4..
1.7.1
Naar de mening van verzoeker voldoet de bewezenverklaring niet aan de onder 1.6 uiteengezette eisen, nu de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] in onvoldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal.
1.7.2
Naast de aangifte van [slachtoffer 1] is ten aanzien van feit 1 een tweetal andere bewijsmiddelen opgenomen, te weten het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 7 september 2012 (hierna: het verhoor van getuige [getuige 1]) en een proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond (hierna: het proces-verbaal van bevindingen).
1.7.3
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] blijkt dat zij ter zake van het feit waarvan verzoeker wordt verdacht niet uit eigen waarneming heeft verklaard. Hetgeen waarover zij verklaart heeft zij gehoord van [slachtoffer 1]. De verklaring van [getuige 1] is derhalve geen bewijsmiddel uit andere bron.
1.7.4
Het proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2012 van Politie Rotterdam Rijnmond behelst — kort gezegd — het relaas dat op 2 juli 2012 590 seconden met de telefoon van verzoeker is gebeld naar het telefoonnummer van de familie [van slachtoffer 1]. Van dit telefoongesprek kan bezwaarlijk worden gezegd dat dit opgenomen bewijsmiddel in voldoende mate de aangifte van [slachtoffer 1] ondersteunt. Immers, in de als bewijsmiddel opgenomen aangifte is slechts opgenomen dat [slachtoffer 1] een raar telefoontje heeft gekregen5.. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] zei dat verzoeker heeft gebeld6.. Uit de bewijsmiddelen blijkt niets omtrent de inhoud van dit telefoongesprek en dus evenmin of dit op enige wijze verband houdt met het feit waarvan verzoeker wordt verdacht. Het gebezigde bewijsmiddel levert in de visie van de verzoeker geenszins in voldoende mate steun aan de aangifte van [slachtoffer 1].
1.7.5
Naar de mening van verzoeker is — onder verwijzing naar het voorgaande — niet aan het bewijsminimum voldaan.
1.8.1
Voor de volledigheid besteedt verzoeker aandacht aan het volgende. Bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum is voldaan, is mede van belang of de feitenrechter zijn oordeel op dit punt nader heeft gemotiveerd7.. De nadere motivering maakt de stelling van verzoeker dat niet is voldaan aan het bewijsminimum niet anders. De nadere overweging vindt geen steun in het recht en/of is onbegrijpelijk.
1.8.2
Het hof heeft in de in de bijlage bij het arrest opgenomen nadere bewijsoverweging vermeld:
‘Het feit dat twee verschillende meisjes aangifte hebben gedaan van door de verdachte jegens dat meisje gepleegde ontuchtige handelingen, versterkt de bewijskracht van de door beide meisjes afgelegde verklaringen.’
1.8.3
De nadere overweging vindt geen steun in het recht. De vraag naar bewijskracht is aan de orde bij de vraag of en zo ja welke bewijzende betekenis aan bijvoorbeeld een bepaald proces-verbaal kan worden toegekend. Of aan een processtuk bewijskracht toekomt is bepaald in het Wetboek van Strafvordering. Geen wettelijke bepaling biedt echter de mogelijkheid om, zonder nadere overweging die ontbreekt, meer ‘bewijskracht’ toe te kennen aan een bewijsmiddel indien, zoals het hof in dit geval overweegt, twee afzonderlijke aangiften die zien op verschillende strafbare feiten zijn gedaan. Sterker nog, het Wetboek van Strafvordering kent slechts enkele regels die de bewijskracht van een bewijsmiddel beperken8.. Het tweede lid van artikel 342 Sv is daarvan een voorbeeld.
1.8.4
Voor zover het hof heeft bedoeld te overwegen dat de bewijswaarde is versterkt, merkt verzoeker op dat dit oordeel onbegrijpelijk is. De bewijswaarde van een bewijsmiddel speelt een rol bij de vraag of de rechter ervan overtuigd is dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. De rechter kan slechts door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen9.. Die wettige bewijsmiddelen ontbreken. Het hof heeft zich gelet op de geboden bewijsconstructie niet overtuigd kunnen achten dat verzoeker het hem ten laste gelegde heeft begaan.
1.9
De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed en kan niet in stand blijven.
Middel II
Het recht is geschonden en/of onjuist toegepast en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 342, 359 en 415 Sv geschonden, nu de bewezenverklaring van feit 2 van de tenlastelegging niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
Toelichting
2.1
Onder 2 is aan verzoeker ten laste gelegd — kort en zakelijk weergegeven — dat hij in de periode van I maart 2012 tot en met 16 januari 2013 ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2].
2.2.
Namens verzoeker is bepleit — verkort weergegeven — dat verzoeker dient te worden vrijgesproken in verband met het ontbreken van voldoende bewijsmiddelen10..
2.3
Het gerechtshof heeft wettig en overtuigend bewezenverklaard dat verzoeker het als feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
2.4
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest. In dit bewijsmiddelenoverzicht zijn onder 4 tot en met 9 de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 opgenomen.
2.5
Verzoeker meent dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met reden is omkleed, nu voornoemde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen.
2.6
Op grond van het tweede lid van artikel 342 Sv mag het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er dient een bewijsmiddel uit andere bron aanwezig te zijn11.. Daarbij geldt — onder verwijzing naar bestendige jurisprudentie van uw Raad — dat de feiten en omstandigheden waarover de getuige heeft verklaard niet op zich zelf mogen staan en voldoende steun moeten vinden in ander bewijsmateriaal12.. Het verband tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag niet te ver verwijderd zijn13..
2.7.1
Naar de mening van verzoeker voldoet de bewezenverklaring niet aan de onder 2.6 uiteengezette eisen. De verklaring van [slachtoffer 2] vindt in onvoldoende mate steun in ander bewijsmateriaal.
2.7.2
Naast de verklaring van [slachtoffer 2] is een vijftal andere bewijsmiddelen opgenomen. Het betreft het proces-verbaal van aangifte van [getuige 2], het proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2013 inhoudende de verklaring van [getuige 3], het proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2013 met betrekking tot het verkrijgen van ‘Whatsapp-gesprekken’, een geschrift inhoudende ‘Whatsapp gesprekken’ en een proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2013 inhoudende de verklaring van [getuige 4] en het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], allen verkort en zakelijk weergegeven14..
2.7.3
Uit het proces-verbaal van aangifte van [getuige 2] en de processen-verbaal van bevindingen inhoudende de verklaringen van respectievelijk [getuige 3] en [getuige 4] blijkt dat zij ter zake van het feit waarvan verzoeker wordt verdacht niet uit eigen waarneming hebben verklaard. Zij verklaren telkens over wat zij hebben gehoord van [slachtoffer 2]. De verklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] zijn geen bewijsmiddelen uit andere bron. Zij zijn afkomstig uit een bron: [slachtoffer 2].
2.7.4
Het voorgaande geldt eveneens voor de ‘Whatsapp-gesprekken’. De belastende informatie is afkomstig van [slachtoffer 2].
2.7.5
Naar de mening van verzoeker is — onder verwijzing naar het voorgaande — niet aan het bewijsminimum voldaan. Het gerechtshof heeft geen bewijsmiddelen gebezigd die afkomstig zijn uit andere bron dan [slachtoffer 2].
2.8.1
Voor de volledigheid besteedt verzoeker aandacht aan het volgende. Bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum is voldaan, is mede van belang of de feitenrechter zijn oordeel op dit punt nader heeft gemotiveerd15.. De nadere motivering van het hof maakt de stelling van verzoeker dat niet is voldaan aan het bewijsminimum niet anders. De nadere overweging vindt geen steun in het recht en/of is onbegrijpelijk.
2.8.2
Het hof heeft in de in de bijlage bij het arrest opgenomen nadere bewijsoverweging vermeldt:
‘Het feit dat twee verschillende meisjes aangifte hebben gedaan van door de verdachte jegens dat meisje gepleegde ontuchtige handelingen, versterkt de bewijskracht {cursief NF} van de door beide meisjes afgelegde verklaringen.’
2.8.3
De nadere overweging vindt geen steun in het recht. De vraag naar bewijskracht is aan de orde bij de vraag of en zo ja welke bewijzende betekenis aan bijvoorbeeld een bepaald, proces-verbaal kan worden toegekend. Of aan een processtuk bewijskracht toekomt is bepaald in het Wetboek van Strafvordering. Geen wettelijke bepaling biedt echter de mogelijkheid om, zonder nadere overweging die ontbreekt, meer ‘bewijskracht’ toe te kennen aan een bewijsmiddel indien, zoals het hof in dit geval overweegt, twee afzonderlijke aangiften die zien op verschillende strafbare feiten zijn gedaan. Sterker nog, het Wetboek van Strafvordering kent slechts enkele regels die de bewijskracht van een bewijsmiddel beperken16.. Het tweede lid van artikel 342 Sv is daarvan een voorbeeld.
2.8.4
Voor zover het hof heeft bedoeld te overwegen dat de bewijswaarde is versterkt, merkt verzoeker op dat dit oordeel onbegrijpelijk is. De bewijswaarde van een bewijsmiddel speelt een rol bij de vraag of de rechter ervan overtuigd is dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. De rechter kan slechts door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen17.. Die wettige bewijsmiddelen ontbreken. Het hof heeft zich gelet op de geboden bewijsconstructie niet overtuigd kunnen achten dat verzoeker het hem ten laste gelegde heeft begaan.
2.9
De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed en kan niet in stand blijven.
Conclusie
Concluderend verzoekt verzoeker uw Raad onder verwijzing naar het voorgaande het bestreden arrest te vernietigen.
Deze schriftuur is opgesteld door mr. N. Flikkenschild, advocaat te Rotterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Mathenesserlaan 214, die verklaart daartoe door verzoeker tot cassatie te zijn gevolmachtigd. Tevens is mr. N. Flikkenschild gevolmachtigd tot ondertekening en indiening van dit schriftuur.
Rotterdam, 30 december 2014
N. Flikkenschild
raadsvrouwe
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 30‑12‑2014
P. I tot en met 5 van de ter zitting overgelegde pleitnota
Zie bijvoorbeeld Tekst en Commentaar, aantekening 7 bij artikel 342 Sv
Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 30 juni 2009, NJ 2009/495 en NJ 2009/496.
Hoge Raad 26 januari 2010, NJ 2010/512
P. 1 van het bewijsmiddelenoverzicht
P. 3 van het bewijsmiddelenoverzicht
Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 12 februari 2013, ECLI:HR:2013:BZ1890, r.o. 3.4
J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, 2000, p. 34
P. 5 tot en met 7 van de ter zitting overgelegde pleitnota
Zie bijvoorbeeld Tekst en Commentaar, aantekening 7 bij artikel 342 Sv
Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 30 juni 2009, NJ 2009/495 en NJ 2009/496.
Hoge Raad 26 januari 2010, NJ 2010/512
P. 1 tot en met 4 van het bewijsmiddelenoverzicht
Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 12 februari 2013, ECLI:HR:2013:BZ1890, r.o. 3.4
J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, 2000, p. 34