NJ 2010/515
Bewijsminimum; verklaring van kind in zedenzaak vindt onvoldoende steun in overige bewijsmiddelen.
HR 13-07-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 juli 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth
- Zaaknummer
08/02788
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BM2452
- JCDI
JCDI:ADS96417:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM2452, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑07‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM2452, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2010
- Wetingang
Essentie
Het kennelijke oordeel van het hof dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet alleen kan worden aangenomen op grond van hetgeen het slachtoffer heeft verklaard maar dat de door haar gereleveerde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in ander gebezigd bewijsmateriaal, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Aangezien de nadere motivering van het Hof betrekking heeft op de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, draagt die motivering niet bij aan het kennelijke oordeel van het hof dat hetgeen zij heeft verklaard, voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.