HR, 06-03-2012, nr. S 10/04420
ECLI:NL:HR:2012:BT6458
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-03-2012
- Zaaknummer
S 10/04420
- LJN
BT6458
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BT6458, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑03‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BT6458
- Wetingang
art. 342 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NJ 2012/250 met annotatie van T.M. Schalken
VA 2013/7 met annotatie van M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
JIN 2012/87 met annotatie van M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
SR-Updates.nl 2012-0118
NbSr 2012/175 met annotatie van mr. R. Zilver
Uitspraak 06‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Bewijsminimum art. 342.2 Sv (unus testis nullus testis). HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN BM2452. Het oordeel van het Hof dat de verklaringen van aangever X voldoende steun vinden in het overige gebezigde bewijsmateriaal geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. CAG: anders.
6 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/04420
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 5 oktober 2010, nummer 24/002443-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 14 februari 2008 in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
- [slachtoffer] achter in de auto van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) laten plaatsnemen en
- het kinderslot van die auto geactiveerd waarin [slachtoffer] zat, zodat [slachtoffer] niet meer weg kon komen en
- (vervolgens) elders die auto tot stilstand gebracht en
- de benen/enkels van [slachtoffer] vastgemaakt met tie-wraps en de handen/polsen achter de rug van [slachtoffer] vastgemaakt met tie-wraps en de mond van [slachtoffer] af- of dichtgetapet en
- (hierbij) [slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd gestompt en/of geslagen en
- (vervolgens) [slachtoffer] in de kofferbak van die auto gegooid en
- met [slachtoffer] in de kofferbak, weggereden en elders weer gestopt en
- [slachtoffer] weer uit de kofferbak gehaald en
- [slachtoffer] (wederom) meermalen tegen of op diens lichaam of diens hoofd geslagen en/of geschopt en
- nog meer tape om de handen/polsen en het hoofd van [slachtoffer] aangebracht en
- [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "We maken hem dood, we hakken zijn vingers eraf" en
- een tang op een pink van [slachtoffer] gezet en
- een hard voorwerp in de zij van [slachtoffer] gezet en hierbij dreigend de woorden toegevoegd: "Nee, we moeten hem meteen doodmaken" en
- [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Je graf wordt nu gegraven", en
- een been van [slachtoffer] op een krik gelegd en die krik met het been van [slachtoffer] erop onder een auto geschoven en (vervolgens) die krik opgekrikt, waardoor het been van [slachtoffer] tussen de auto en de krik kwam en
- het gezicht van [slachtoffer] afgeveegd met thinner en
- (vervolgens) [slachtoffer] in een (blauw) zeil gewikkeld en [slachtoffer] weer in de kofferbak gegooid."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal, nr. 2008012222 d.d. 14 februari 2008, op ambtseed/-belofte opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie bij de recherche van de politie Regio Flevoland (p. 05 023 en verder in map II Gladiool, Zaak 1 van de Districtsrecherche Noord, Politieregio Flevoland) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van [slachtoffer]:
In mijn vorige baan, bij [A], heb ik [medeverdachte 1] leren kennen. Tijdens het werk is ons gesprek wel eens op weed gekomen. We kwamen erachter dat we hierin een gemeenschappelijke interesse hadden. [Medeverdachte 1] vertelde mij dat hij een woning kon huren op de [a-straat 1] (het hof begrijpt: [a-straat 1]) te Lelystad. [Medeverdachte 1]'s ouders wonen op de [a-straat]. [A-straat 1] (het hof begrijpt: [1]) is het huis van de buren van zijn ouders.
[medeverdachte 1] vroeg mij omstreeks januari/februari 2007 om hulp bij het bouwen van een hennepplantage aan de [a-straat] te Lelystad. Op de [a-straat] zag ik wel eens twee jongens die werden voorgesteld als de broertjes van [medeverdachte 1]. Op een gegeven moment kregen [medeverdachte 1] en ik woorden. Dit was omstreeks mei 2007.
Op 14 februari 2008 omstreeks 10:10 uur werd ik op mijn werk op mijn mobiel gebeld. Ik zag op mijn display dat het een onbekend nummer was. Ik nam de telefoon op. Ik hoorde direct dat het [medeverdachte 1] was. Hij wilde met mij afspreken om 12:30 uur. Kort hierop belde hij terug dat hij niet om 12:30 uur wilde afspreken maar om 16:30 uur bij de Shell in Dronten. Ik wist niet waarom hij wilde afspreken maar zo ging het in het verleden wel vaker. Ik dacht dat hij niet meer boos was en gewoon wilde afspreken.
Om 16:30 uur vertrok ik van mijn werk. Ik kon de Shell niet vinden. [Medeverdachte 1] belde mij waar ik bleef. Ik vertelde dat ik het niet kon vinden. [Medeverdachte 1] bleef mij maar bellen. Omstreeks 17:00 uur spraken we af bij de McDonalds te Lelystad.
Bij de McDonalds aangekomen zag ik een zilveren BMW staan. Ik zag achter het stuur [medeverdachte 1] zitten. Ik parkeerde mijn auto naast de BMW. Ik probeerde de deur van de bijrijderkant te openen maar die zat dicht. Vervolgens deed ik de deur aan de achterzijde open en stapte in. Ik zag toen dat het jongste broertje van [medeverdachte 1] ook achterin zat. Het broertje gaf mij een hand en ik hoorde hem zeggen dat hij mij lang niet gezien had. [Medeverdachte 1] gaf me ook een hand. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat hij met me wilde babbelen maar dit niet hier wilde doen. Ineens bedacht ik dat ik mijn auto niet op slot had gedaan en mijn autoradio had laten zitten. Ik wilde het portier openen maar dit lukte niet. [Medeverdachte 1] zei dat het kinderslot op het portier zat. Ik zag dat het broertje van [medeverdachte 1] uitstapte en om de auto heen liep. Ik zag dat hij vervolgens mijn portier opende en mij liet uitstappen. Ik pakte mijn autoradio en sloot mijn auto af. Ik ben vervolgens weer ingestapt. Het broertje zat weer naast mij.
[Medeverdachte 1] begon te rijden. Ik hoorde hem zeggen dat hij tegenwoordig niemand meer kon vertrouwen. Ik begreep in eerste instantie niet dat ze mij hiermee bedoelden. [Medeverdachte 1] bleef het maar hebben over vertrouwen. Ik kreeg het idee dat hij was bestolen maar ik wist niet wat hij bedoelde. Tijdens het gesprek ben ik de weg kwijtgeraakt. Hij nam allemaal omwegen. Volgens mij heeft hij mij heel Lelystad laten zien. Ineens stond er een jongen naast de weg. Ik zag dat [medeverdachte 1] stopte en de jongen rechts naast mij in liet stappen. Ik zag dat dit ook een broertje van [medeverdachte 1] was. Ik herken hem namelijk omdat ik hem al eens had gezien toen ik de weedplantjes water gaf. Ik zag dat de jongen mij een hand gaf. Ik hoorde hem zeggen dat hij me lang niet had gezien.
Ondertussen werd ik een beetje bang. [Medeverdachte 1] bleef maar praten over vertrouwen. Ik vroeg op een gegeven moment wie hij bedoelde. Ik hoorde hem zeggen dat ik hier meer van af wist. Ik vroeg hem of hij bestolen was. Ineens zei [medeverdachte 1]: "Jij weet hier meer van." Ik zag dat hij de auto langs de weg tot stilstand bracht. Ik zag dat hij zich half omdraaide en met beide handen mijn beide benen vastpakte. Ik voelde dat hij aan mijn benen trok en daardoor kwam ik wat onderuit te zitten. Ik zag dat [medeverdachte 1] op mijn benen ging zitten. Ik hoorde dat hij zei: "ja, doe die tie-wraps om, gelijk om zijn armen." Omdat ik wat onderuit zat lukte het de broers niet om mijn armen op mijn rug te krijgen. Eén van de broers duwde mij iets naar voren en deed mijn armen op mijn rug. Ik stribbelde wel wat tegen maar de jongens waren erg sterk. Ik dacht ook nog even dat het een geintje was. Ik werd wel bang. Ik zag dat het witte, doorzichtige tie-wraps waren. Mijn armen werden kruislings achter mijn rug vastgebonden. Ik werd weer naar achteren geduwd tegen de zitting. Ik voelde dat ik aan beide armen werd vastgehouden door de broertjes. [Medeverdachte 1] had met twee tie-wraps mijn enkels vastgebonden. Ik voelde dat mijn handen erg los zaten. Ik werd echt heel erg bang. Ik zei herhaaldelijk dat ik niks had gedaan en dat ik het niet geweest was. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] begon te schelden. Ik zag dat het jongste broertje ducktape over mijn mond deed. Ik voelde dat hij de tape tweemaal over mijn mond en achterhoofd rond trok. Ik zag dat het andere broertje ook een rol ducktape in zijn handen had.
2. Een proces-verbaal, nr. 2008012222-11 d.d. 15 februari 2008, op ambtseed/-belofte opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk hoofdagent bij Basiseenheid Lelystad West en hoofdagent bij Districtsrecherche Lelystad (p. 05 029 en verder in de onder 1 genoemde map) - met bijlagen, te weten een tweetal door [slachtoffer] vervaardigde schetsen waarop onder meer kennelijk een krik is getekend (p. 05 036) - inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van [slachtoffer]:
Ik weet dat het allebei broers zijn van [medeverdachte 1]. Eén is genaamd [medeverdachte 2], geloof ik.
Op een gegeven moment vertelde [medeverdachte 1] dat er spullen waren gestolen van hem. Hij zei dat hij geript was. Ik hoorde hem schreeuwen tegen mij: "Jij weet hier meer van, zeg het dan." Hierop voelde ik dat [medeverdachte 1] mijn benen vastpakte en dat de twee jongens achterin mijn handen vastpakten. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] op mijn voeten ging zitten en tie-wraps pakte. Ik voelde dat hij deze om mijn benen heen wilde doen. Ik zag dat hij er twee stuks vasthad en deze eerst aan elkaar vast wilde maken. Hierna deed hij ze om mijn benen. Dit lukte niet helemaal goed en ik heb zelfs nog geholpen door mijn voet scheef te houden. Achteraf snap ik niet waarom dit heb gedaan. Ik denk dat ik dit nog niet helemaal besefte. Ik kreeg toen al klappen in mijn gezicht terwijl ik nog in de auto zat. Ook kreeg ik tape om mijn mond.
Vervolgens werd ik uit de auto gehaald en in de kofferbak gegooid. Toen ik in de kofferbak lag merkte ik dat mijn handen niet vast zaten. Ik kon toen mijn telefoon pakken, die zat nog in mijn broekzak. Ik heb toen mijn vriendin gebeld en gezegd dat ik ontvoerd was. Hierna heb ik 112 gebeld. Ik was zo verschrikkelijk bang. Hierna hoorde ik dat ik steeds werd gebeld. Op een gegeven moment voelde ik dat de auto stopte. Ik hoorde één van de jongens roepen: "Doe het rolluik open". Dit zei [medeverdachte 1] niet. Ik hoorde toen een stem zeggen: "We maken hem dood, en we hakken zijn vingers eraf." Volgens mij heb ik in totaal drie verschillende stemmen gehoord.
Toen de auto helemaal stil stond werd ik uit de kofferbak gehaald. Volgens mij waren ze boos omdat ze mijn telefoon hadden gehoord. Ze hebben mijn telefoon afgepakt. Nadat ze mijn telefoon hadden afgepakt begonnen ze me nog harder te slaan. Ze hebben ook gekeken in mijn telefoon. Het rare aan mijn telefoon is dat hij zelf de nummers wist welke ik gebeld heb of door ben gebeld. Ik weet niet hoe dit kan, maar hierdoor werden de jongens nog achterdochtiger en begonnen nog meer en harder tegen me te schreeuwen. Iedere keer werden de klappen harder. Ook kreeg ik nog meer tape op mijn gezicht en handen. Ik heb zo veel en hard gehuild en geschreeuwd. Ik was zo bang. Ik dacht dat ik dood ging. Ook hebben ze nog een tang op mijn handen gezet. Dit was een soort tang waarmee je takken kan knippen. Deze tang zetten ze op mijn pink. Ik heb ze gesmeekt om me niks aan te doen en om me vrij te laten. Ik hoorde hierop een van de jongens zeggen: "Nee, we moeten hem meteen dood maken." Ik voelde toen ook een voorwerp in mijn zij. Ik had het gevoel dat dit een vuurwapen was, maar dit heb ik niet gezien. Toen werd mij ook nog eens gezegd dat er spullen gestolen waren van een weedplantage. Ze zeiden dat ik er meer vanaf zou weten. Maar dit is niet waar en dat heb ik ook tegen ze gezegd.
Ik kan u vertellen dat we bij een industrieterrein aan waren gekomen. Ik kan u zeggen dat dit bij een nieuw gebouw was met niet veel andere panden in de omgeving. Mijn gezicht was wel ingetapet maar ik kon nog net door een spleetje kijken. Ik zag binnen een brug waar je auto's op kunt zetten. Ik zag binnen ook een grote, verrijdbare krik staan met wieltjes eronder. Ik weet dat de auto in het pand werd gereden met de kofferbak eerst. Binnen werd ik uit de kofferbak gehaald en zag ik een beetje hoe het pand eruit zag. Ik zag op een gegeven moment dat er twee jongens weggingen. Dit was onder andere [medeverdachte 1]. Ik hoorde toen ook een jongen zeggen: "Je graf wordt nu gegraven." Hierop hoorde ik een auto wegrijden.
Even later kwamen de andere twee jongens weer terug. Ik zag dat ze mijn been op de krik legden. Ik zag dat ze de krik met mijn been erop onder de auto schoven en vervolgens de krik hebben opgekrikt. Hierdoor kwam mijn been tussen de auto en de krik. Dit deed ongelofelijk veel pijn. Ik heb nu een flinke opdruk op mijn been staan van die krik.
Ik weet dat er nog twee auto's in het pand stonden. Steeds werd er tegen mij gezegd dat ik moest zeggen dat ik het had gedaan. Maar ik heb niks gedaan dus ik wilde dat ook niet zeggen. De jongens waren echt heel boos. Ze waren helemaal wild.
Ik kan u ook vertellen dat ze thinner hebben gebruikt om mijn gezicht mee schoon te maken. Ook hebben ze hiermee bloedsporen weggeveegd die op de grond lagen.
Op een gegeven moment ben ik in een blauw zeil gewikkeld. Dit was een blauw, plastic zeil. Ik werd hier ingewikkeld en nogmaals in de kofferbak gegooid. Toen zijn we weer weggereden, maar ik kon niks meer zien. Ik kreeg ook bijna geen lucht meer omdat ik allemaal tape om mijn gezicht en mond had. Ook hadden ze mijn handen nogmaals ingetapet omdat ze hadden gezien dat de tie-wraps los waren. Nu hadden ze mijn handen aan de voorzijde van mijn lichaam vastgetapet. Er zaten nu meerdere lagen tape om mijn handen. Dit kreeg ik echt niet meer los.
Ik heb heel veel geschreeuwd in de kofferbak en gehuild. Ik merkte dat de jongens de muziek harder zetten. Waarschijnlijk konden ze niet tegen mijn geschreeuw. Toen ik in de kofferbak lag zag ik een mogelijkheid om de kofferbakklep te openen. Ik ben automonteur geweest en wist dat de kofferbak open te maken moest zijn. Ik merkte dat het lukte en dat ik de klep open kon tillen met mijn handen. Ik heb met mijn benen heel vaak getrapt tegen de zijkanten in de kofferbak. Toen ik de kofferbak een klein stukje omhoog kon duwen zag ik een heel lange, rechte weg. Omdat ik de kofferbak open kreeg ging het lampje branden in de kofferbak. Hierdoor zag ik alles beter. Ik kreeg het voor elkaar om het plastic zeil, waarin ik was gewikkeld, weg te halen en uit de auto te gooien. Hierna zag ik kans om ook uit de kofferbak te klimmen. Ik weet nog dat we bij een rotonde aankwamen waardoor de auto snelheid minderde. Hier heb ik mezelf uit de kofferbak laten vallen. Ik ben toen al rollend in de berm terecht gekomen. Eenmaal in de berm ben ik blijven rollen omdat ik zo bang was dat ze weer terug kwamen. Op een gegeven moment zag ik daken van huizen. Ik ben toen hiernaar toe gekropen. Mijn benen en handen zaten nog vastgetapet waardoor ik niet goed kon lopen. Ik ben kruipend verder gegaan. Ik hoorde dat er een auto terugkwam. Ik weet niet zeker of dat de jongens waren maar ik zag wel een grijze auto. Ik zag dat de auto terugkwam naar de rotonde en daar rechtsaf sloeg het golfterrein op. Hier hebben ze heel even gestaan maar zijn daarna weer weggereden.
Toen ik al kruipend vooruit kwam, kwam ik bij een soort heuveltje aan. Daarachter was een slootje met water. Ik kon hierin gaan staan en ben overgestoken. Ik stond tot iets boven mijn middel in het water. Aan de overkant zag ik namelijk die daken en ik wilde daar naartoe omdat daar mensen zouden zijn die me misschien wilden helpen. Toen ik daar aankwam zag ik dat het geen daken waren maar een afslagterrein van de golfclub. Ik heb heel hard geroepen: "Help me, help me".
3. Een proces-verbaal, nr. 2008012222-75 d.d. 19 maart 2008, op ambtseed/-belofte opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], respectievelijk hoofdagent bij Districtsrecherche Lelystad en hoofdagent van politie, regio Utrecht, (p. 05 038 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van [slachtoffer]:
Verbalisant: We tonen je een foto, voorzien van het nummer 001. Wat kun je verklaren over de persoon op de foto?
[Slachtoffer]: Dit is [medeverdachte 1]. 100%. Doe maar weer weg die foto. Ik krijg er echt een naar gevoel van als ik hem zie.
Verbalisant: We tonen je een foto, voorzien van het nummer 002. Wat kun je verklaren over de persoon op de foto?
[Slachtoffer]: Dit is één van de broertjes van [medeverdachte 1]. Hij doet iets met autoschade. Volgens mij is dit [medeverdachte 2]. Ik heb gehoord dat hij een vrouw en een kindje heeft.
Verbalisant: We tonen je een foto, voorzien van het nummer 003. Wat kun je verklaren over de persoon op de foto.
[Slachtoffer]: Dit is de jongste broer. Dit is de bodybuilder. Volgens mij is dit [verdachte].
Als bijlagen zijn bij dit proces-verbaal gevoegd (onder meer): een blad met een foto met opschrift: Foto 001, een blad met twee foto's met opschrift: Foto 002 en een blad met twee foto's met opschrift: Foto 003.
4. Een proces-verbaal, nr. 2008012222 d.d. 10 juni 2008, op ambtseed opgemaakt door G.J Jasper, hoofdagent van politie, werkzaam bij de regiopolitie Flevoland, werkzaam bij Districtsrecherche Noord (p. 05 051 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Op 19 maart 2008 heeft [slachtoffer] een aanvullende verklaring afgelegd. In dat verhoor zijn hem foto's getoond. Bij foto 1 gaf [slachtoffer] aan dat hij deze persoon kent als [medeverdachte 1]. Bij foto 2 gaf [slachtoffer] aan dat hij deze persoon kent als [medeverdachte 2]. Bij foto 3 gaf [slachtoffer] aan dat hij deze persoon kent als zijnde [verdachte]. In het onderzoek Gladiool zijn de personen die getoond staan op de afbeeldingen als volgt geïdentificeerd:
Foto 1: [medeverdachte 1].
Foto 2: [medeverdachte 2].
Foto 3: [verdachte].
5. Een proces-verbaal nr. 2008012222-46 d.d. 26 maart 2008, inhoudende een rapportage onderzoek technische recherche met bijlagen, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 7], technisch rechercheur bij de Regionale Technische Recherche, regiopolitie Gooi en Vechtstreek (p. 05 089 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Op 14 februari 2008 kregen wij, verbalisant en [verbalisant 8], beiden technisch rechercheur, het verzoek om te gaan naar de Parlaan te Lelystad, alwaar ter hoogte van de golfclub een man was aangetroffen die bebloed en gekneveld op de rijbaan lag. Het slachtoffer is door ambulancepersoneel van zijn kleding ontdaan en overgebracht naar het ziekenhuis. Op de rotonde, de plaats waar het slachtoffer uit de auto was gevallen, zagen wij enkele bloeddruppels ter zijde van de rijbaan op de wegbelijning. Op de Parlaan lagen de kledingstukken van het slachtoffer. Alle kledingstukken waren drijfnat. Opvallend was een aanzienlijke hoeveelheid bloed op de kraag van het donsjack. De tape waarmee het slachtoffer vastgetapet was geweest was veiliggesteld door collega's van de uniformdienst. Deze tape is zwart van kleur. Aan de kleefzijde was een hoeveelheid haar aanwezig. In de broekzakken van de spijkerbroek was een mapje met papieren aanwezig. Tussen de verschillende papieren was een blad aanwezig met daarop tevens een mobiel nummer van één van de verdachten.
Op 15 februari 2008 heb ik in het ziekenhuis het letsel van het slachtoffer gefotografeerd.
(Deze foto's zijn als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd en genummerd 13-24 - foto 21 toont een ronde cirkel/impressie op het linker onderbeen van de aangever waarvan de diameter kan worden afgelezen op de meegefotografeerde meetlat - die diameter bedraagt ongeveer 11 á 12 cm.)
Op 15 februari 2008 werd mijn komst verzocht bij garagebox nummer [1] aan de [b-straat] te Lelystad. Na openen van de roldeur bleek dat het interieur van deze box voldeed aan de beschrijving die het slachtoffer had gegeven. Gezien vanuit de roldeuropening stonden langs de linker- en rechterzijde in de box een personenauto. In het midden van de box en tussen deze auto's lag een metalen richtframe op de vloer. Onder de rechterauto stond een garagekrik. Nabij deze garagekrik lag een naar oplosmiddel riekend kledingstuk en een plantenspuitvernevelaar op de vloer. Op deze vernevelaar was een druppel bloed zichtbaar. Op de vloer en tussen het metalen frame was een fragment van een schoenzoolprofilering zichtbaar die was gezet met bloed. Op de vloer en aan de linkerzijde van het metalen richtframe lagen twee aan elkaar verbonden tie-wraps. Tegen de achterwand van deze box stond een werkbank. Op een houten balk boven deze werkbank lag een rol zwart tape. Deze tape komt visueel overeen met de tape waarmee het slachtoffer vastgetapet was.
(Foto's van de garagebox en het interieur zijn als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd en genummerd 25-41 - foto 31 toont de ronde 'schotel' van de krik waarvan de diameter kan worden afgelezen op de meegefotografeerde meetlat - die diameter bedraagt ongeveer 11 á 12 cm.)
6. Een schriftelijk stuk, als bijlage bij het onder 3 genoemde proces-verbaal nr. 2008012222-46, (p. 05 101 en verder in de onder 1 genoemde map)
Inhoud: de foto's van het letsel van [slachtoffer] en foto's van de garagebox en het interieur van de garagebox aan de [b-straat 1] te Lelystad.
7. Een schriftelijk stuk, zijnde een deskundigenrapport van het NFI d.d. 21 juli 2008 (zich bevindende in het mapje 'Aanvulling op Wederrechtelijke Vrijheidsberoving n.a.v. aanhouding van [medeverdachte 1], behorende bij het dossier 2008012222) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van vrijheidsberoving en zware mishandeling gepleegd in Lelystad op 14 februari 2008.
DNA-identiteitszegel CHA923 ? een bemonstering van een schoenspoor van de vloer van een box CHA924 ? een bemonstering van een plantenspuitvernevelaar
Conclusie: van het bloed van de bemonsteringen CHA923#1 van een schoenspoor en CHA924#1 van een plantenspuitvernevelaar zijn DNA-profielen verkregen die met elkaar matchen en afkomstig zijn van een man. Het DNA-profiel van [slachtoffer] matcht met deze DNA-profielen. De berekende frequentie van de DNA-profielen van het bloed in de bemonsteringen CHA923#1 en CHA924#1 is kleiner dan één op één miljard.
8. Een proces-verbaal, nr. 2008012222 d.d. 20 mei 2008 met bijlage, inhoudende de uitwerking van het door aangever [slachtoffer] gevoerde gesprek met de 112-meldkamer op 14 februari 2008 om 17:20 uur, en de weergave van een op 14 februari 2008 om 20.05 uur bij de meldkamer binnengekomen melding (van [betrokkene 1]), op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 9], recherche assistent bij Districtsrecherche Flevoland (p. 05 067 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Man: (huilend) Ik zit in de auto en word ontvoerd. Ik zit vastgebonden in de kofferbak van een BMW. Ik zit vast met tie-wraps en plakband.
Melding van [betrokkene 1]: Er ligt in het Golfpark een man op de weg die geboeid is en onder het bloed zit. De man zegt dat hij ontvoerd is door drie Marokkaanse jongeren die hem wilden vermoorden. De man zegt te zijn [slachtoffer] uit Almere.
9. Een proces-verbaal, nr. 2008012222-7 d.d. 15 februari 2008, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 10], hoofdagent bij Districtsrecherche (p. 05 063 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben de vriendin van [slachtoffer]. Op 14 februari 2008, omstreeks 17:15 uur, werd ik gebeld op mijn GSM.
Noot verbalisant: de getuige laat mij haar GSM zien. Ik zie in het display een lijst met in- en uitgaande gesprekken. Op de datum 14 februari 2008 om 17:15 uur is een gesprek binnengekomen van "[slachtoffer]". Met "[slachtoffer]" wordt [slachtoffer] bedoeld.
Ik hoorde in mijn oor een geluid wat bij mij overkwam als gehuil en gekreun. Ik hoorde [slachtoffer] met zachte stem iets zeggen wat ik niet helemaal verstond, maar het woord 'ontvoerd' verstond ik wel. Ik hoorde op de achtergrond een suizend geluid, alsof hij in een auto zat. Toen werd de verbinding verbroken.
10. Een proces-verbaal, nr. 2008012222-5 d.d. 14 februari 2008, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 11] en [verbalisant 12], respectievelijk hoofdagent, dienstdoende bij Basiseenheid Lelystad West en brigadier, dienstdoende bij Basiseenheid Lelystad Oost (p. 05 077 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisanten:
Op 14 februari 2008, omstreeks 20.15 uur, kregen wij van de regionale Meldkamer Politie Flevoland het verzoek te gaan naar de Parlaan te Lelystad. Ter plaatse troffen we een man wiens beide handen waren vastgebonden door middel van een soort tape. Verder zagen wij dat het gelaat van de man onder het bloed zat. De kleding van de man was geheel nat en de man droeg geen schoenen. Verder zat om het gelaat van de man tape. Wij hoorden dat de man vertelde dat hij was ontvoerd en ter hoogte van de rotonde Houtribweg/Parlaan uit de kofferbak van een auto was gerold. Verder vertelde hij dat hierna in een sloot was gedoken om aan zijn belagers te ontkomen. De man vertelde dat hij was genaamd [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1968. De man vertelde dat zijn belagers broers waren van Marokkaanse afkomst. Eén van de broers was volgens hem genaamd [medeverdachte 1].
Ik, eerste verbalisant, hoorde dat de man erg bang was.
11. Een schriftelijk stuk, zijnde een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 22 februari 2008 (p. 05 087 in het onder 1 genoemde dossier) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel:
Barstwond linkeroog
Kneusplekken over gehele lichaam
Posttraumatische stoornis te voorzien.
12. Een proces-verbaal, nr. 2008012222, d.d. 18 april 2008, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 13], hoofdagent van politie bij de regiopolitie Flevoland, districtsrecherche Noord (p. 05 203 en verder in de onder 1. genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Door leden van het onderzoeksteam is de printlijst opgevraagd van het telefoonnummer van [slachtoffer]. De gesprekken zijn in de bijlage opgenomen.
Bijlage:
Other Party Number Start DateStart Time
06-[001] 2008-02-14 16:32:37
06-[001] 2008-02-14 16:38:43
13. Een proces-verbaal, nr. 2007061902-3, d.d. 22 juli 2008, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 14], agent van politie, Basiseenheid Lelystad Oost (p. 05 241 en verder in de onder 1. genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Op 11 september 2007 verscheen voor mij aan de balie van het politiebureau te Lelystad [betrokkene 3]. Zij vertelde dat de vreemde man door wie zij en anderen eerder waren lastig gevallen, nu met het telefoonnummer 06-[001] belde.
14. Een proces-verbaal, nr. 2008012222, d.d. 26 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 13], voornoemd (p. 05 266 en verder van de onder 1. genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Op 25 juni 2008 heb ik naar aanleiding van een op 14 februari 2008 gepleegde wederrechtelijke vrijheidsberoving te Lelystad een simultane fotobewijsconfrontatie gehouden, waarbij de getuige: [betrokkene 3], middels een beeldscherm werd geconfronteerd met 12 foto's van personen, waaronder een foto van de verdachte [verdachte].
15. Een proces-verbaal, nr 2008012222, d.d. 25 juni 2008, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 15], hoofdagent van politie bij de recherche Dronten (p. 05 271 en verder van de onder 1. genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Op 25 juni 2008 confronteerde ik de getuige [betrokkene 3] met een fotoselectie van twaalf personen. Ik toonde aan de getuige de foto's. Terwijl de getuige naar de foto's keek, hoorde ik dat ze uit eigen beweging zei: Nummer 6. 100% zeker. Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mede, dat de foto van de verdachte in de selectie plaats 6 had ingenomen.
16. Een proces-verbaal, nr. 2008012222, d.d. 22 april 2008, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 13], voornoemd (p. 05 214 en verder in de onder 1 genoemde map) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Door leden van het onderzoeksteam zijn de printlijsten opgevraagd van de telecommiddelen waarvan uit het onderzoek naar voren is gekomen dat deze in het bezit zijn geweest van [medeverdachte 2], te weten 06-[002]. Uit deze gegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] (nummer 06-[003]) in de periode van 19 december 2007 tot en met 15 februari 2008 15 keer contact heeft gehad met de telefoon van [medeverdachte 2], waarvan vier keer op 14 februari 2008 (Hof: naar uit printlijst volgt tussen 14.42 en 16.57 uur).
17. Een proces-verbaal, nr. 2008012222-29, d.d. 18 februari 2008, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 16], brigadier, dienstdoende bij Basiseenheid Lelystad West (p. 06 057 en verder in map III Gladiool, Zaak 2 van de Districtsrecherche Noord, Politieregio Flevoland) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van verbalisant:
Op 15 februari 2008 werd ik gevraagd om samen met een aantal collega's een onderzoek in te stellen op het adres [a-straat 1] te Lelystad. Op de eerste etage trof ik een ontmantelde wietplantage aan en op de zolderverdieping trof ik een in werking zijnde wietplantage aan. In totaal werden er 207 hennepplanten aangetroffen.
18. Een proces-verbaal, nr. 2008012222-121, d.d. 15 januari 2009, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 17], respectievelijk hoofdagent bij Districtsrecherche Lelystad en hoofdagent bij Basiseenheid Almere Haven (zich bevindende in het mapje 'Aanvulling op Wederrechtelijke Vrijheidsberoving n.a.v. aanhouding van [medeverdachte 1], behorende bij het dossier 2008012222) inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als verklaring van [medeverdachte 1]:
Vraag: Zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] jouw broers?
Antwoord: Ja.
Vraag: Waar wonen je ouders?
Antwoord: [a-straat 1] Lelystad.
Vraag: Waar heb je gewerkt in Dronten?
Antwoord: Ik heb gewerkt bij [A].
Vraag: [Slachtoffer] heeft gezegd dat jij ook een collega van hem bent geweest.
Antwoord: Ik heb inderdaad met hem gewerkt.
19. Een proces-verbaal, onder nummer 2008012222-16 in de wettelijke vorm door [verbalisant 18] en [verbalisant 19], opsporingsambtenaren, opgemaakt en getekend op 15 februari 2008, (p. 05 431 e.v.) voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte - zakelijk weergegeven -:
Ik was student. Ik doe aan krachttraining voor wedstrijden bodybuilding. Ik ken een [slachtoffer] die een collega van mijn broer [medeverdachte 1] is. Ik was bij [slachtoffer] thuis geweest. Hij wilde toen mijn wedstrijdfoto's zien.
20. Een proces-verbaal, onder nummer 2008012222-15 in de wettelijke vorm door [verbalisant 18] en [verbalisant 19], opsporingsambtenaren, opgemaakt en gesloten op 15 februari 2005 (p. 05 390), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] - zakelijk weergegeven -:
Ik heb samen met [betrokkene 4] een zoontje. Ik werk als autoschadehersteller. Ik huur een loods op de [b-straat].
21. Een proces-verbaal, onder nummer 2008012222-36 in de wettelijke vorm door [verbalisant 20], opsporingsambtenaar, opgemaakt en gesloten op 17 februari 2008 (p. 05 121), voor zover inhoudende de navolgende bevindingen - zakelijk weergegeven -:
De aangever gaf in zijn verklaring aan dat hij bedreigd en mishandeld werd in een loods. Uit het bedrijfsprocessensysteem bleek dat op 27 januari 2008 aan de [b-straat 1] te Lelystad de verdachte [medeverdachte 2] was aangetroffen. Naar aanleiding van deze waarneming werd op 15 februari 2008 een onderzoek ingesteld bij dit pand. Uit de omschrijving van het pand door de aangever en de waarnemingen op 15 februari 2008 rees het sterke vermoeden dit pand de plaats was geweest waar de aangever tegen zijn was vastgehouden, bedreigd en mishandeld. Op 15 februari 2008 is het pand doorzocht.
22. Een proces-verbaal, onder nummer 2008012222-40 in de wettelijke vorm door [verbalisant 21], opsporingsambtenaar, opgemaakt en gesloten op 18 februari 2008 (p. 05 123), voor zover inhoudende de navolgende bevindingen - zakelijk weergegeven -: Ik was op 25 januari 2008 op de [b-straat 1] te Lelystad. Aldaar troffen wij een persoon aan die opgaf te zijn [medeverdachte 2].
23. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm onder nummer 08/5148 door de rechter-commissaris opgemaakt en gesloten op 8 juli 2008, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] (aangever) - zakelijk weergegeven -:
Tijdens de ontvoering zei [medeverdachte 1] steeds "zeg nou maar waar het is". Dat werd gezegd terwijl ik in elkaar getrapt werd en door hen verhoord werd.(...) Toen ik de garage uit was heb ik de vragen niet meer gehoord. Ze hadden me in plastic gerold en ze zeiden dat een gat voor me hadden gegraven en dat ik levend begraven zou worden.
24. De verklaring van [slachtoffer], door hem afgelegd ten overstaan van het hof ter terechtzitting van 21 september 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik had de broers van [medeverdachte 1], te weten [medeverdachte 2] en [verdachte] wel eerder gezien. Ik wist dat het drie broers waren. Ik had ze gezien in de hennepplantage aan de [a-straat] te Lelystad. Ik heb de broers ongeveer 5 tot 10 maal gezien. (...) De jongste broer zat op school en deed aan bodybuilding. [Medeverdachte 2] heeft een keer tegen mij gezegd dat hijzelf in de autoschade werkte. (...) Ik zou de broers zo uit een groep kunnen pikken. (...) Als u mij vraagt wie [medeverdachte 1] is, dan zie ik zijn gezicht voor mij. Ik zie [verdachte]s en [medeverdachte 2]s gezicht ook duidelijk voor me. Ik denk in plaatjes. Ik kende de broers toen goed genoeg om hen van elkaar en van eventuele vrienden van [medeverdachte 1] te kunnen onderscheiden."
2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Aan verdachte en zijn medeverdachten, zijn broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], is ten laste gelegd het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer]. De verdachte heeft de beschuldigingen bloot ontkend en zich in overwegende mate op zijn zwijgrecht beroepen. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] betwist en zich tevens op het standpunt gesteld dat die verklaringen (uit één bron) onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, zodat vrijspraak moet volgen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
De verklaringen van [slachtoffer] vinden op veel onderdelen steun in ander bewijsmateriaal, waarover hierna meer. Het meest overtuigend objectief steunbewijs levert het aantreffen van [slachtoffer]s bloed daags na de ontvoering in de loods aan de [b-straat 1] te Lelystad. De objectiviteit wordt onderstreept door het feit dat [slachtoffer] er op geen enkel moment blijk van heeft gegeven te hebben geweten in welke loods zijn ontvoerders met hem bezig zijn geweest. Het vinden van die locatie, zo blijkt immers uit het proces-verbaal van inspecteur [verbalisant 20] (p. 05 121), is te danken aan het - naar moet worden aangenomen - voor [slachtoffer] onbekende feit dat de politie bij een routinecontrole eind januari 2008 [medeverdachte 2] in die loods had aangetroffen en aangesproken. Opmerking verdient nog dat gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer] ooit in de loods is geweest voordat zijn ontvoerders hem daar naartoe brachten.
De verklaringen van [slachtoffer] vinden ook overigens op essentiële punten veel bevestiging in de resultaten van het politieonderzoek. Te noemen zijn de door hem vanuit de kofferbak gevoerde gesprekken met 112 en met zijn vriendin, de wijze waarop hij is aangetroffen op/nabij de golfbaan, de door hem beschreven mishandeling met de krik, het vastgestelde letsel aan het been, het aantreffen van een daarmee (qua vorm en formaat) corresponderende krik in de loods aan de [b-straat], het aantreffen van (gebruikte) tie-wraps en tape in die loods, de contacten met/tussen aan de verdachten te linken telefoonnummers, het aantreffen van een ontmantelde hennepplantage op het adres [a-straat 1] te Lelystad.
(...)
De advocaat-generaal heeft zich, onder verwijzing naar de (nieuwe) uitleg die de Hoge Raad sinds 30 juni 2009 geeft aan de zogenoemde unus testis nullus testis-regel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, op het standpunt gesteld dat onvoldoende steun bewijs voorhanden is om het daderschap van de verdachte te kunnen vaststellen. Het hof deelt dit standpunt niet. Zoals hiervoor is overwogen vindt de verklaring van [slachtoffer], met name waar het het feit betreft dat hem de dingen zijn aangedaan waarover hij heeft verklaard en die ten laste zijn gelegd, voldoende steun in ander, van [slachtoffer] onafhankelijk bewijsmateriaal. (Ook) de huidige interpretatie van de hiervoor bedoelde bewijsminimumregel staat er niet aan in de weg dat het daderschap van de verdachte wordt aangenomen op basis van één bewijsmiddel, in dit geval de verklaring van [slachtoffer]. Dat is wat het hof doet. Het hof acht de verdachte dan ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het medeplegen van de ten laste gelegde vrijheidsberoving van [slachtoffer].
Alles afwegend is het hof van oordeel dat er geen gegronde redenen zijn aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. Die verklaringen voldoen qua consistentie, accuraatheid en volledigheid. Bovendien vinden die verklaringen voldoende steun in andere bewijsmiddelen."
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring wat betreft het "medeplegen" uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
3.2. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, LJN BM2452, NJ 2010/515).
3.3. Het Hof heeft met zijn overweging dat art. 342, tweede lid, Sv er niet aan in de weg staat "dat het daderschap van de verdachte wordt aangenomen op basis van één bewijsmiddel", tot uitdrukking gebracht dat dit voorschrift de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan en dat in het bijzonder van belang is dat de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan, terwijl zich niet het geval voordoet dat deze onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het Hof heeft gemotiveerd uiteengezet dat en waarom het van oordeel is dat de verklaringen van de aangever [slachtoffer] voldoende steun vinden in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is evenmin onbegrijpelijk. De bewezenverklaring is dan ook toereikend gemotiveerd.
3.4. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth en Y. Buruma in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 6 maart 2012.