Wetboek van Strafvordering
Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering:Artikel 338 [Onmiddellijkheidsbeginsel]
Wetboek van Strafvordering
Artikel 338 [Onmiddellijkheidsbeginsel]
Geldend
Documentgegevens:
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
26-11-2014, Stb. 2014, 540 (uitgifte: 22-12-2014, kamerstukken: 33771)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2014, Stb. 2014, 541 (uitgifte: 22-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft begaan, kan door den rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door den inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.