HR, 06-03-2012, nr. S 10/03549
ECLI:NL:HR:2012:BS7910, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-03-2012
- Zaaknummer
S 10/03549
- LJN
BS7910
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BS7910, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑03‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2010:BM9153, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BS7910
- Wetingang
art. 342 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NJ 2012/251 met annotatie van T.M. Schalken
SR-Updates.nl 2012-0126
NbSr 2012/173 met annotatie van mr. R. Zilver
Uitspraak 06‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Bewijsminimum art. 342.2 Sv (unus testis nullus testis). HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN BM2452. In het onderhavige geval kan niet kan worden gezegd dat de tot bewijs gebezigde verklaringen van getuige X onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. Geen schending art. 342.2 Sv. CAG: anders.
6 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/03549
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 juni 2010, nummer 20/003008-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-West, locatie Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft dr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de veroordeling wegens feit 1, de daarmee verbonden beslissingen aangaande de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel, en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw recht te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof de bewezenverklaring van feit 1 uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 21 december 2008 in Nederland, telkens met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 2000, zijnde zijn, verdachtes, kleindochter, die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende hij, verdachte:
- zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] gebracht en
- zijn tong in de mond van [slachtoffer] gebracht en
- aan de vagina van [slachtoffer] gelikt en
- zijn vinger in de anus van [slachtoffer] gebracht en
- [slachtoffer] zijn penis laten aftrekken en
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht en
- in de mond van [slachtoffer] sperma gespoten, althans geürineerd, en
- [slachtoffer] haar tong in zijn, verdachtes, mond laten doen."
2.2.2. Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:
"Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
I.
Op 8 januari 2009 deed [betrokkene 1] namens haar dochter [slachtoffer] aangifte van seksueel misbruik. Deze aangifte houdt voor zover hier van belang het volgende in.
"Hierbij doe ik aangifte namens mijn minderjarige dochter [slachtoffer], momenteel acht jaar oud, van seksueel misbruik bij haar gepleegd door haar opa, zijnde mijn vader, [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte). [...]
Ik ben eind 2006 verhuisd vanuit [plaats] naar camping [A] in [plaats]. Ik heb daar gewoond tot begin februari 2008.
Van daaruit ben ik gaan wonen op ons huidige adres, [a-straat 1] te [plaats].
[...] [Slachtoffer] is [...] altijd het oogappeltje geweest van oma (het hof begrijpt: [betrokkene 2]). [...]
[Op 21 december 2008] [...] ging [ik] naar boven omdat [slachtoffer] boven had gespeeld en rotzooi had gemaakt. Ik ging naar haar kamer en ruimde de rommel op die bestond uit allerlei briefjes. Tussen de rommel vond ik een gevouwen briefje. Dit briefje viel mij op omdat het zo keurig gevouwen was. [Ik heb] dit briefje opengevouwen en gelezen. Ik las dit briefje en zag hierin staan dat zij met opa had moeten seksen en dat opa haar de mooiste van de familie vond. [Op het briefje stond de datum van 13 december 2008. De dag voor die datum heeft [slachtoffer] nog gelogeerd in [plaats] bij haar opa en oma (het hof begrijpt: ook op [A]) aan de [b-straat 1] in [plaats]].] [...]
Ik ben [...] met [slachtoffer] [naar mijn slaapkamer gegaan]. [...] [Slachtoffer] zei toen dat opa haar aanraakte. Ik vroeg toen aan [slachtoffer] of opa haar aan haar arm aanraakte, hierop zei [slachtoffer] "Nee". Ik vroeg toen aan [slachtoffer] of opa haar aan haar hoofd aanraakte, hierop zei [slachtoffer] "Nee". Ik zag dat [slachtoffer] vervolgens naar beneden keek en vroeg aan [slachtoffer] of opa haar been aanraakte, hierop zei [slachtoffer]: "Nee, aan mijn fluit". [...] Ik heb [slachtoffer] altijd aangeleerd om haar vagina, fluit te noemen. Vervolgens zei [slachtoffer] dat opa haar ook deed kussen. [...]
Ik vroeg toen aan [slachtoffer] waarom zij dan toch altijd naar opa en oma wilde gaan als iets dergelijks bij haar gedaan werd. [Slachtoffer] zei toen tegen mij dat zij eigenlijk alleen maar [bij] oma wilde zijn, maar dat opa daar dan ook bij is. [...]
Ik ben de volgende dag, 22 december 2008, meteen naar de huisarts [[arts 1]] gegaan. [...] De huisarts [...] vroeg aan [slachtoffer] wat er gebeurd was. [Slachtoffer] zei toen heel voorzichtig dat opa dingetjes gedaan had. De dokter vroeg wat opa gedaan had. Hierop begon [slachtoffer] te huilen. De dokter [...] vroeg of 1 of 2 of 10 of 20 keer gebeurd was. Hierop zei [slachtoffer] dat het wel 9 keer gebeurd was. [...]
Nog diezelfde avond kwam de huisarts bij mij thuis en gaf mij de verwijskaart en de afspraak met de kinderarts. Ik moest de volgende dag 23 december 2008 [...] met [slachtoffer] naar de kinderarts genaamd [arts 2] van het Elkerliek ziekenhuis in Helmond. [...]
Bij de kinderarts klapte [slachtoffer] dicht. De kinderarts zei dat [slachtoffer] het dan op mocht schrijven en dat zij dan met mij in een andere kamer ging zitten tot zij klaar was. [...]
Op een gegeven moment kwam [slachtoffer] onze kamer ingelopen en zei dat ze klaar was met het briefje schrijven. [...] De kinderarts wilde het briefje in de map schuiven en ik vroeg of ik dat briefje mocht lezen. Hierop vroeg de kinderarts aan [slachtoffer] of ik dat briefje mocht lezen. [Slachtoffer] zei dat dit goed was. [...] Ik las dat opa over haar fluit likte en dat hij met zijn vinger wel eens in haar kont zat en dat dit zeer deed. Verder weet ik niet meer precies wat er in stond. [...] Ik schrok hiervan want dit had [slachtoffer] mij niet verteld. [...]
Door de huisarts of door de kinderarts werd aan [slachtoffer] gevraagd of het gebeurde in groep 4 en toen antwoordde [slachtoffer] "Ja". Vervolgens vroeg de arts of het ook gebeurde in groep 3 en toen antwoordde [slachtoffer] ook "Ja". Vervolgens vroeg de arts of het ook gebeurde in groep 2 en toen antwoordde [slachtoffer] "Nee". Ik begreep daaruit dat het seksueel misbruik dus al begonnen is in groep 3. Ik kan u nog vertellen dat [slachtoffer] groep 3, 2 keer heeft moeten doen. Ik weet echter niet of het seksueel misbruik dus al begonnen is in het 1e jaar dat zij groep 3 volgde of alleen in het 2e jaar dat zij in groep 3 zat."
II.
Van algemene bekendheid is dat kinderen die het derde leerjaar van de basisschool volgen over het algemeen zes jaar oud zijn.
III.
Het briefje waarover [betr[achternaam slachtoffer] in de aangifte spreekt, bleek afkomstig te zijn uit het dagboek van [slachtoffer] en bevatte onder meer de volgende passage.
"Date: 13/Dec/Zat
Lieve dagboek, ik wert waker opa was al waker en we ging sexsen om dat opa mij de mooiste van de famili vint."
IV.
Deze tekst is aan een handschriftonderzoek onderworpen. Het Nederlands Forensisch Instituut rapporteerde daarover het volgende.
"Het handschrift op de pagina uit het dagboek is in deze zaak als betwist aangemerkt. [...] Als vergelijkingsmateriaal voor het gevraagde onderzoek diende de volgens opgave door [slachtoffer] geschreven [...] tekst [...].
De resultaten van het vergelijkend handschriftonderzoek leiden tot de conclusie dat het betwiste handschrift hoogstwaarschijnlijk is geschreven door [slachtoffer] zelf."
V.
Over de gebeurtenis waarop de onder III weergegeven dagboekaantekening betrekking heeft, is door [slachtoffer] tijdens haar eerste studioverhoor een nadere verklaring afgelegd. Uit die hierna weergegeven verklaring maakt het hof op dat de verdachte op 13 december 2008 met zijn vingers de vagina van [slachtoffer] is binnengedrongen en dat hij bovendien zijn tong in haar mond heeft gebracht.
"[Verhoorster:] Waar[over] kom jij hier met mij [...] praten, [slachtoffer]?
[Slachtoffer]:] Over mijn opa. [...] Hij heeft iets stouts gedaan bij mij. [...] Na de grote, niet naar de grote vakantie, maar na de Sinterklaas vakantie, was op een vrijdag (het hof begrijpt: 12 december 2008) en die vrijdag was ik bij opa en oma blijven slapen en toen werd ik 's morgens wakker en opa was al wakker en... Ehm durf ik niet te vertellen.
([Slachtoffer] doet handen voor gezicht).
[Verhoorster:] Ik zie dat je handen voor je ogen houdt, hoe komt dat, dat je het niet durft te vertellen, [slachtoffer]?
[Slachtoffer]:] Het is iets ergs. [...]
[Verhoorster:] En hoe kan ik jou helpen dat je het durft te zeggen? Wil je het opschrijven?
[Slachtoffer]:] Ja. [...]
[Verhoorster:] [...] Je [hebt] [...] [op]geschreven: "Toen vroeg hij als wij gingen seksen en toen zei ik "nee" en hij trok mijn broek omlaag en deed zijn wijsvinger in mijn fluit stoppen. Toen zei ik "auw", toen zei ik "opa ik wil niet meer. Ik wil tekenen." [...]
[Verhoorster:] Zijn wijsvinger van welke hand heeft hij in jouw fluit gestopt?
[Slachtoffer]:] Van allebei. [...]
[Verhoorster:] [...] En welke wijsvinger heeft hij als eerste in jouw fluit gestopt?
[Slachtoffer]:] De linker.
[Verhoorster:] En wat deed hij met zijn wijsvinger toen hij die in jouw fluit stopte?
[Slachtoffer]:] Bewegen.
[Verhoorster:] En wat voor een beweging maakte hij?
[Slachtoffer]:] Rondjes. [...]
[Verhoorster:] [...] In welke kamer is dat gebeurd? [...]
[Slachtoffer]:] Het was 's morgens in de woonkamer [...] op de bank.
[Verhoorster:] Op de bank. Oké. Nou dan gaan we daar verder nog over praten he, over die keer in de woonkamer, op de bank. Ehm, jij vertelde al dat opa eerst zijn linker wijsvinger in jouw fluit deed en rondjes deed draaien. En hoe ging dat toen verder?
[Slachtoffer]:] Toen had hij pijn aan zijn linker wijsvinger en toen deed hij met zijn rechter en toen ging hij grotere rondjes draaien en toen zei ik: "Opa, je doet me pijn." En toen ging ie gewoon steeds door. [...] En toen deed hij iets anders wat ik weer niet durf te vertellen.
[Verhoorster:] Hmm, en durf je dat wel op te schrijven?
[Slachtoffer]:] Ja. [...] [slachtoffer] schrijft op: "Toen hield hij op en ging met zijn tong in mijn mond."]
[Verhoorster:] En wat deed opa met zijn tong in jouw mond?
[Slachtoffer]:] Ook gewoon rondjes draaien. [...] Met de tong. [...] En toen zei ik: "Opa, jouw baard kriebelt en ik wil graag tekenen voor oma." En toen eh, hield hij niet op en ging hij steeds harder rondjes draaien en toen zei ik: "Opa, nou wil ik echt stoppen." En toen zei hij:"Nog eventjes en dan stoppen we." [...] Toen ik weer naar huis ging, schreef ik dat in mijn dagboek en vond ik dat blaadje stom, gooide ik dat op de grond bij het vuil en hebben mama en papa dat gevonden. [...]
[Verhoorster:] [...] Wat is seksen?
[Slachtoffer]:] Eh, wat grote mensen doen [...] kussen.
[...]
[Verhoorster:] [...] En jouw fluit, heb je daar ook een andere naam voor?
[Slachtoffer]:] Ja. [...] Prut.
[Verhoorster:] Prut. En wat kun je met jouw prut?
[Slachtoffer]:] Alleen plassen. [...]
[Verhoorster:] [...] Enn hoe stopte dat, dat opa met zijn vinger in jouw fluit zat? [...]
[Slachtoffer]:] Toen: "Opa, ik wil echt niet meer, ik wil een tekening voor oma maken." En toen zei hij: "Zullen we dan gaan kussen?" Toen zei ik: "Nee opa, ik wil echt een tekening voor oma maken."
VI.
In datzelfde studioverhoor heeft [slachtoffer] ook over andere voorvallen verklaard. Zo gaf zij een beschrijving van hetgeen een week eerder op 5 december 2008 gebeurde, waaruit het hof afleidt dat de verdachte toen aan haar vagina heeft gelikt en met een vinger haar anus is binnengedrongen. Voorts maakt het hof uit die verklaring op dat hij op andere momenten zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht om daarin vervolgens klaar te komen dan wel - zoals [slachtoffer] zelf meent - te plassen. Verder blijkt dat de verdachte zich door [slachtoffer] heeft laten aftrekken en haar tong in zijn mond heeft laten doen. De verklaring waarin dit alles naar voren komt, luidt als volgt.
"[Slachtoffer]:] [Het gebeurde ook in] de badkamer en in de woonkamer. En soms als oma in de dinge is, dan in zijn kantoor. [...]
[Verhoorster:] [...] Wat is er in de badkamer gebeurd met jou en opa?
[Slachtoffer]:] Toen moest ik op de kraan gaan zitten en toen trok opa weer mijn broek omlaag en toen deed hij met zijn tong in mijn fluit en toen zei ik: "Opa, dat mag niet, dat is vies."
[....] Ehm, toen deed hij mijn broek weer omhoog, of ik deed dat en toen zei hij: "Zullen we nog een, een heel klein kusje doen?" Toen zei ik: "Nee opa, net had je het beloofd, een heel klein kusje en toen deed je het nog langer." [...]
[Verhoorster:] [...] Weet je nog wanneer het gebeurd is, in welke maand? [...]
[Slachtoffer]:] Ja, gewoon op de vrijdag.
[Verhoorster:] [...] En bedoel je dan die vrijdag waar we het net over gehad hebben, na de Sinterklaasvakantie?
[Slachtoffer]:] (schudt nee) in de Sinterklaasvakantie (het hof begrijpt: 5 december 2008). [...]
[Verhoorster:] [...] Wat aan jouw fluit [deed] hij likken?
[Slachtoffer]:] Eh, de bovenkant en een beetje onder en gaat ie, soms maakt ie dan de benen los en gaat ie bij mijn achterkont voelen en zeg ik "Opa, dat doet pijn hoor.".
[Verhoorster:] En met wat gaat hij bij jouw achterkont voelen?
[Slachtoffer]:] Met zijn hand. [...] Dan gaat ie, waar ik uit ga poepen, gaat ie dan aan zitten en dat vind ik vervelend, want dat doet ook nog erg pijn. [...] Eh, dan gaat ie zo steeds op en neer. [...] Steeds op en neer in mijn kont. [...]
[Verhoorster:] Je hebt me ook verteld dat jullie daarna nog naar het kantoor zijn geweest.
[...] Want wat is er in het kantoor gebeurd met opa?
[SLachtoffer]:] Toen deed hij steeds kleine kusjes geven op mijn wang en mijn mond. [...]
[Verhoorster:] [...] En wat zijn eh, nog andere dingen die opa bij jou gedaan heeft? [...] [slachtoffer]:] Eh, alleen maar bij mij heeft gedaan of wil je ook weten wat ik bij opa heb gedaan. [...] [Ik moest] zijn piemel vasthouden en de piemel in de mond doen. Ja, en dat vond ik helemaal niet fijn en toen moest hij plassen en dat deed hij gewoon in mijn mond.
[Verhoorster:] Deed hij gewoon in jouw mond plassen? En wanneer is dat gebeurd?
[Slachtoffer]:] Elke dag dat ik bij hem ging slapen en de piemel in mijn mond moest doen.
[Verhoorster:] En waar was dat dan als jij de piemel vast moest houden of in je mond moest doen?
[Slachtoffer]:] In de wc.
[Verhoorster:] In de wc. En wat zei opa dan als jij de piemels vast moest houden?
[Slachtoffer]:] (haalt diep adem) die zei toen: "Ga maar bewegen met je mond, van voor naar achteren." [...]
[Verhoorster:] Oké. En als je dan de piemel in de mond had en moest weten, zat jij toen of stond jij toen of lag jij of nog anders?
[Slachtoffer]:] Toen zat ik. [...]
[Verhoorster:] [...] En hoe was opa toen jij de piemel in de mond had? Stond ie, zat ie of lag ie of anders?
[Slachtoffer]:] Stond. [...]
[Verhoorster:] Dus opa de stond en jij zat en waar zat jij op?
[Slachtoffer]:] Op de wc-bril. [...] Die was dicht. [...]
[Verhoorster:] [...] Als jij dan op die wc-bril zat en opa staat dan, waar zijn dan de handen van opa?
[Slachtoffer]:] Eh, gewoon naast hem.
[Verhoorster:] Naast hem. Eh eh, hoe kan jij dan de piemel van opa in de mond doen?
[Slachtoffer]:] Ja, opa doet eerst zijn broek omlaag en dan pakt hij zijn piemel en die doet hij erin en dan gaat hij gewoon zo staan, hoeft hij niks te doen en dan moet ik iets doen, terwijl ik dat helemaal niet fijn vind en opa hoeft niet te beslissen wat ik moet doen.
[Verhoorster:] En hoe voelt de piemel van opa dan aan, als je die in de mond hebt?
[Slachtoffer]:] Met haartjes. [...] Als ik er met mijn tong op ga, is die kei hard.
[Verhoorster:] Oké en eh, je voelt dan haartjes zeg je en voelt kei hard als je met de tong op gaat. En je vertelde ook dat opa een keer in je mond deed plassen.
[Slachtoffer]:] Ja. [...] Moest ik doorslikken van opa, toen zei ik tegen opa: "Ik moet naar de wc, heel erg." En toen mocht ik naar de wc van opa en toen spuugde ik het gewoon uit. [...]
[Verhoorster:] [...] Zijn er nog andere dingen die je bij opa moest doen?
[Slachtoffer]:] Ja, ook mijn tong in hem tong doen als hij zijn tong in mijn mond moest doen.[...]
[Verhoorster:] [...] Dus als ik het goed begrijp, heb jij de piemel van opa vast moeten houden met je mond hè, heb je ook nog met iets anders vast moeten houden, de piemel, van opa?
[Slachtoffer]:] Nee, eh ja. Met mijn handen.
[Verhoorster:] En wat moetje dan doen als je de piemel vast moest houden met je handen?
[Slachtoffer]:] Op en neer gaan ([slachtoffer] gaat met rechterhand op en neer). [...]
[Verhoorster:] [...] En hoe wist je wat je moest doen met je handen met de piemel van opa?
Zei opa dat of eh wist je dat, of moest dat?
[Slachtoffer]:] Eh, de eerste keer, toen ik 6 werd, op mijn zesde was ie mee begonnen en eh, toen eh, legde hij uit wat ik moest doen. [...]
[Verhoorster:] Oké. Want waar woonde jij toen dat begon met opa?
[Slachtoffer]:] In [plaats] (het hof begrijpt: vóór eind 2006). [...]
[Verhoorster:] [...] Nou heb je verteld dat je eh, de plas eh, in de mond moest doen en dat je dat deed uitspugen hè. Wat zag jij , als je de plas deed uitspugen?
[Slachtoffer]:] Allemaal geel, en bloed erin en er zat ook een stukje vel van de binnenkant volgens mij, van de buitenkant in. En toen deed ik "ieuw" [...].
[Verhoorster:] Want welke kleur had de plas van opa?
[Slachtoffer]:] Eh, geel en rood en een stukje vel erin. [...]
[Verhoorster:] [...] [Is er] nog meer [gebeurd]? [...]
[Slachtoffer]:] [...] Bij de loods. [...[ of ja bij de schuur waar opa werkt. Daar heb ik nog
paardje gereden. [...] En toen eh, heeft opa een seks DVD'tje gevonden. En dat vond ik vies, hij heeft er zelfs wel drie gevonden. [...]
[Verhoorster:] Hoe vaak ben je met opa bij de loods geweest, bij de paardjes?
[Slachtoffer]:] Eh, bijna, vrijdag en zaterdag gaan we daar altijd heen.
[Verhoorster:] En wat doet opa daar dan bij de loods?
[Slachtoffer]:] Soms gaat ie daar ook met mij seksen. [...]
[Verhoorster:] Want wat voor seks heeft opa met jou bij de schuur gedaan?
[Slachtoffer]:] Gewoon hetzelfde als die vrijdag waar Sinterklaas al voorbij was."
VII.
In dat studioverhoor brengt [slachtoffer] verder nog naar voren dat haar opa, de verdachte, haar op diverse manieren weerhield om die gebeurtenissen tegen haar oma te vertellen. Daarover verklaarde zij het volgende.
"[Slachtoffer]:] [...] En toen wou ik het gaan zeggen tegen oma, maar hij hield mij tegen: "Niet zeggen, dan krijg je van mij een lolly." En ik deed het ook niet zeggen, want ik wou zo graag een lolly. [...]
[Verhoorster:] En hoeveel lolly's heb je gekregen?
[Slachtoffer]:] Twee. [...] En toen had ik die vlug meteen opgegeten, want ik mag nooit en ook nooit 's morgens snoep van oma. [...]
[Verhoorster:] [...] Ehm, je hebt mij ook nog verteld eh, [slachtoffer] dat opa jou verteld heeft dat je niks tegen oma mocht zeggen [...]. En wat, wat mocht jij erover vertellen?
[Slachtoffer]:] Helemaal niks.
[Verhoorster:] Helemaal niks. Maar wat zei opa daarover dan?
[Verhoorster:] Niks zeggen hè, anders gaan oma en ik uit elkaar en krijg je klappen van mij!"."
VIII.
Uit een tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 3] blijkt dat de door [slachtoffer] bedoelde loods in [plaats] gevestigd was en dat daar inderdaad seksbanden zijn aangetroffen. De verklaring houdt voor zover hier van belang het volgende in.
"Ik ken [verdachte]. [...] Ik ken [verdachte] niet alleen als buurman, maar hij heeft ook als vrijwilliger gewerkt voor de stichting [B]. Ik ben directeur van die stichting. [...]
Mij worden vragen gesteld over een loods. Ik kan bevestigen dat er een oude loods stond aan de [c-straat 1] in [plaats]. In die loods werden spullen voor de Stichting [B] opgeslagen. [...] Ik kan bevestigen dat er vorig jaar (aangezien de verklaring is afgelegd op 7 juli 2009, begrijpt het hof: in 2008) een partij videobanden in de loods opgeslagen is geweest. Dat waren bijna allemaal seksbanden."
IX.
Uit de navolgende verklaring van [betrokkene 4] valt af te leiden dat [slachtoffer] zich ten opzichte van haar in 2007 in algemene zin heeft uitgelaten over het door de verdachte begane misbruik.
"De dochter van uh die zus van [betrokkene 5] (het hof begrijpt: [betrokkene 5]) [...] had mij als eerste verteld dat [verdachte] ook aan haar had gezeten. En dat heb ik toen meteen die dag daarna, nee die dag zelf tegen mamma en pappa verteld. Mamma en pappa hebben dat verzwegen.
Totdat zij ging praten tegen die ouders, 'n jaar of anderhalf verder (aangezien [slachtoffer] met haar ouders eerst na het vinden van haar dagboekaantekening op 21 december 2008 is gaan praten, begrijpt het hof: in 2007). [...] Wij noemen haar altijd [slachtoffer]. [...] We waren in het zand aan het spelen samen. [...] En toen begon zij daar in één keer over. [...] Da [verdachte] uh aan haar uh poes heeft gezeten en zo. [...] Ja, meer zei ze niet. [...] Ik zei "Ok, ik zal het tegen niemand zeggen"."
X.
Dat wordt bevestigd door de moeder van [betrokkene 4], zo blijkt uit haar hierna weergegeven verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris.
"Ik heb van [betrokkene 4] gehoord dat er iets met [slachtoffer] zou zijn gebeurd. Het was [betrokkene 4] die tegen mij heeft gezegd dat [slachtoffer] hetzelfde had meegemaakt als zij."
XI.
Blijkens de hierna vermelde geboorteakte is [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2000.
"Akte van geboorte
Aktenummer: [001]
Geslachtsnaam: [achternaam slachtoffer]
Voornamen: [voornamen slachtoffer]
Dag van geboorte: [geboortedatum]-2000"
XII.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer het volgende verklaard.
"[Slachtoffer] is mijn kleindochter, zij wordt ook wel [slachtoffer] genoemd. [...] Het klopt dat zij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 21 december 2008 meer dan eens bij ons (het hof begrijpt: bij verdachte en zijn echtgenote [betrokkene 2]) in het bungalowpark [A] in [plaats] heeft gelogeerd. [...] [slachtoffer] was dol op oma. [...] Bij ons stond een grote schaal met lolly's. [...] Het klopt dat in de loods in [plaats] sekstapes lagen."
2.3. Het bestreden arrest houdt voorts het volgende in:
"Unus testis nullus testis-verweer ten aanzien van feit 1
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de rechtbank bij de beoordeling of er voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn een onjuist criterium heeft aangelegd. De kern van de ten laste gelegde gedragingen is steeds terug te voeren op één bron en dat is [slachtoffer]. De bevestiging van de geboortedatum en haar logeerbezoeken zijn in dat verband onvoldoende onderscheidend bewijs, aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is een wettelijk bewijsminimum neergelegd (de zogeheten unus testis nullus testis-regel), inhoudende dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank heeft in dit verband gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 17 januari 1927 (NJ 1927, 189) en zijn daaropvolgende jurisprudentie, waarin naar voren komt dat niet ieder onderdeel van de tenlastelegging, waaronder begrepen de kern van de strafrechtelijke gedraging, dubbele bevestiging behoeft en heeft dat als ondergrens gehanteerd.
Het hof deelt het standpunt van de raadsvrouwe dat de rechtbank daarmee de recente jurisprudentie van de Hoge Raad heeft miskend. De Hoge Raad heeft immers bij zijn arresten van 30 juni 2009 (LJN BH3704 en BG7746) het aangescherpt criterium aangelegd dat een aangifte in voldoende mate moet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Op 26 januari 2010 voegde de Hoge Raad daaraan toe dat de vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, zich niet in algemene zin laat beantwoorden, maar een beoordeling van het concrete geval vergt (LJN BK2094).
Voor een beoordeling ter zake van het onderhavige geval acht het hof allereerst van belang dat de onder III weergegeven dagboekaantekening van [slachtoffer] niet door haarzelf naar voren is gebracht, maar bij toeval door haar moeder is gevonden en dat [slachtoffer] eerst daarna omtrent het seksuele misbruik door de verdachte heeft verklaard. Die dagboekaantekening en de daaruit voortgekomen verklaringen van [slachtoffer] worden bovendien in belangrijke mate ondersteund door de onder I en XII weergegeven verklaringen van haar moeder en de verdachte, voor zover daarin wordt bevestigd dat de bewuste logeerpartijen hebben plaatsgevonden.
Anders dan de raadsvrouwe heeft bepleit, is het hof van oordeel dat daarmee de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Het verweer wordt daarom verworpen."
2.4. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, LJN BM2452, NJ 2010/515).
2.5. In het onderhavige geval kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende steun vinden in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Anders dan in het middel wordt betoogd, is dus van schending van art. 342, tweede lid, Sv geen sprake. Het middel faalt in zoverre.
2.6. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 6 maart 2012.