HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475 m. nt. Reijntjes.
HR, 09-09-2014, nr. 13/02305
ECLI:NL:HR:2014:2685
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-09-2014
- Zaaknummer
13/02305
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:2685, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑09‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1464, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1464, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑06‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:2685, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0346
Uitspraak 09‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 342.2 Sv. Slagende unus testis klacht.
Partij(en)
9 september 2014
Strafkamer
nr. S 13/02305
NA/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 april 2013, nummer 20/004440-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft het onder parketnummer 03-107506-10 onder 3 tenlastegelegde feit, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, tot zodanige opart. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt over de motivering van het in de zaak met parketnummer 03-107506-10 onder 3 bewezenverklaarde.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 03-107506-10 onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 9 januari 2010 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een gebouw, toebehorende aan Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst", heeft beschadigd."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op het volgende bewijsmiddel:
11. Een proces-verbaal van aangifte van politie regio Limburg Zuid, District Sittard, Basiseenheid Sittard-Born, Afdeling Basis Politiezorg, proces-verbaalnummer 2010005315-1, (p. 48 tot en met 51 van het dossier van voornoemde politieregio, met registratienummer PL2441 2010002353-1), d.d. 14 januari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant], brigadier van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben werkzaam als hoofd beveiliging in de Penitentiaire Inrichting (hierna P.I.) "De Geerhorst" gelegen aan Op De Geer 1 te Sittard. Ik ben gemachtigd om namens de P.I. aangifte te doen van vernieling.
Op (het hof begrijpt hierna telkens: ) 9 januari 2010 was gedetineerde [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979, geplaatst in de isolatie-cel in de P.I. "De Geerhorst", dit in verband met bedreigingen en beledigingen welke hij geuit had tegen een Penitentiair Inrichtings Werker, genaamd Ponne. Op 9 januari 2010 omstreeks 06:00 uur is de nachtdienst een controle gaan uitvoeren op de iso-afdeling en hebben zij nog gekeken in de cel van gedetineerde [verdachte] en is er niets waargenomen. Dit betreft cel nummer 6 op de ISO-afdeling in de P.I. "De Geerhorst". Op 9 januari 2010 omstreeks 09:50 uur is ISO-bewaarder [betrokkene 2] gaan kijken in de cel van [verdachte] en ontdekte hij dat [verdachte] met een potlood de wanden van de cel had beklad met teksten en tekeningen. De teksten betroffen: "Omerta for life, fuck the yastis and the system fuck it. For live your only word. Fuck the geerhorst en [...] en nog veel meer van die kakkerlakken". Er waren tevens poppetjes getekend die aan een galgje hingen en 2 vuurwapens bij de poppetjes met een pijltje verwijzend naar de tekst en de personen op de muur. Het potlood is in de dagsituatie afgegeven aan gedetineerde [verdachte] met een stuk papier om een brief of aantekeningen te maken. De teksten en de tekeningen waren in de cel nog niet aanwezig voordat [verdachte] erin werd geplaatst. [verdachte] was alleen in de ISO-cel geplaatst. De teksten zijn hierna van de wanden verwijderd, zodat de ISO-cel weer gebruikt kon worden. Er is niemand het recht en de toestemming gegeven tot het wederrechterlijk vernielen van de cel."
3.3.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring onder 3 slechts kan volgen uit de verklaring van de aangever [betrokkene 1] (bewijsmiddel 11) is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-107506-10 onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof s-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2014.
Conclusie 03‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 342.2 Sv. Slagende unus testis klacht.
Nr. 13/02305 Zitting: 3 juni 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 18 april 2013 verdachte ten aanzien van parketnummer 03-097365-10 wegens 1. “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd” en 2. “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” en ten aanzien van parketnummer 03-107506-10 wegens 1. “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”, 2. “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd” en 3. “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan verdachte een betalingsverplichting opgelegd.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel
4.1.
Het middel keert zich tegen de motivering van het ten aanzien van parketnummer 03-097365-10 onder 2 bewezenverklaarde feit.
4.2.
Ten aanzien van parketnummer 03-097365-10 heeft het Hof onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 8 september 2009, in de gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een kentekenbewijs Deel I, een kentekenbewijs Deel II, een rijbewijs, een tas, een portemonnee, geld, bankpassen en een creditcard, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij hij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.”
4.3.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid. Op 8 september 2009 wordt tussen 09.00 uur en 15.30 uur uit een personenauto een tas gestolen met daarin het kentekenbewijs Deel I en II, een rijbewijs en een portemonnee met daarin drie bankpasjes en ongeveer 15 euro contant geld. Bij nader onderzoek blijkt dat op dezelfde dag tussen 14.33 uur en 14.39 uur met de gestolen bankpassen bij verschillende in Sittard gelegen banken geld is gepind. Twee verbalisanten herkennen verdachte op de camerabeelden die gemaakt zijn bij de pinautomaten.
4.4.
Het Hof heeft ten aanzien van het onder parketnummer 03-097365-10 onder 1 (bedoeld zal zijn: onder 2) het volgende overwogen:
“Het gegeven dat de verdachte zeer korte tijd nadat de inbraak had plaatsgevonden in een auto, waarbij bankpassen werden gestolen, met deze bankpassen pintransacties heeft verricht, acht het hof, in samenhang met de inhoud van de overige bewijsmiddelen beschouwd, redengevend voor het bewijs dat de verdachte degene is geweest die de inbraak heeft gepleegd.”
4.5.
Het middel klaagt dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat verdachte de inbraak in de auto heeft gepleegd.
4.6.
Voorop moet worden gesteld dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang.1.Daarbij komt tevens betekenis toe aan de verklaring die de verdachte voor het voorhanden hebben van de gestolen goederen geeft.
4.7.
Het Hof heeft vastgesteld dat de bankpassen tussen 09.00 en 14.33 uur zijn gestolen en dat verdachte rond 14.30 uur een aantal keren met de gestolen bankpassen heeft gepind. Het Hof heeft uit de korte tijdspanne tussen de diefstal van de bankpassen en de pintransacties afgeleid dat verdachte de bankpassen heeft gestolen. In aanmerking genomen dat door de verdediging in het geheel geen verklaring is gegeven voor het feit dat verdachte de gestolen bankpassen onder zich had2., hetgeen het Hof naar aangenomen mag worden bij de waardering van het bewijs heeft betrokken, is het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk. Ter vergelijking wijs ik op het arrest HR 19 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2880) waarin verdachte twee dagen na de diefstal met de gestolen motorfiets op de foto staat en het Hof de verklaring van verdachte daaromtrent niet aannemelijk achtte. En tevens HR 18 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:926) waarin de verdachte om 06.10 uur een motor voorhanden had die tussen 21.30 uur en 07.15 uur was gestolen en het Hof de verklaring van verdachte daaromtrent niet aannemelijk achtte.3.
4.8.
Het middel faalt.
5. Het tweede middel
5.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 (parketnummer 03-107506-10) slechts steunt op de verklaring van één getuige.
5.2.
Ten laste van verdachte heeft het Hof ten aanzien van parketnummer 03-107506-10 onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op 9 januari 2010 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een gebouw, toebehorende aan Penitentiaire Inrichting “De Geerhorst”, heeft beschadigd.”
5.3.
Ingevolge art. 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring van feit 3 slechts steunt op de verklaring (aangifte) van [betrokkene] (bewijsmiddel 11), is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.4.
5.4.
Het middel slaagt.
6. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft het onder parketnummer 03-107506-10 onder 3 tenlastegelegde feit, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑06‑2014
De gevolmachtigde raadsman van verdachte stelde blijkens het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep van 4 april 2013 het volgende. “Mijn cliënt heeft gezegd dat hij het niet is geweest die destijds heeft gepind. Hij komt echter niet naar de zitting om dit nader toe te lichten. Dan houdt het voor mij op. (…) Ik zeg hierbij dat ieder verweer van de verdediging met betrekking tot de feiten 1 en 2 onder dit parketnummer is komen te vervallen. Ik heb voorts over deze feiten geen nadere op- of aanmerkingen.” Het lijkt er sterk op dat de raadsman er als vanzelfsprekend van uitging dat degene die had gepind, ook degene was die had gestolen.
Zie ook HR 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6625, waarin sprake was van een verdachte die een half uur na de diefstal met de gestolen mobiele telefoon belde.
De verklaring van de verbalisanten dat zij op 8 februari 2010 in “De Geerhorst” waren teneinde de verdachte te horen aangaande (onder meer) de op 9 januari 2010 gepleegde vernieling (bewijsmiddel 12), levert geen steunbewijs op aangezien zij slechts bevestigt dat aangifte is gedaan. Dat de verdachte een maand nadat het feit zou zijn gepleegd in “De Geerhorst” verbleef, zoals voorts uit bewijsmiddel 12 kan worden afgeleid, levert onvoldoende steunbewijs op.