RvdW 2022/643:Bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers (art. 343 onder 4° (oud) Sr), onttrekking aan beslag (art. 198 Sr), medeplegen aanwezig hebben hennep (art. 3 onder C OW) en schuldwitwassen (art. 420quater Sr) op 18 augustus 2006. 1. Slagend middel gericht tegen bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 9 februari 2010, NJ 2010/104. het vereiste dat verdachte opzet moet hebben op verkorting rechten van schuldeisers. Handelen ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers’ volgt niet (z.m.) uit de gebruikte bewijsvoering. Uitspraak is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed, in aanmerking genomen dat het niet of onvoldoende voeren van een administratie niet z.m. de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van schuldeisers doet ontstaan en de bewijsvoering de mogelijkheid openlaat dat verdachte — indien van een dergelijke aanmerkelijke kans sprake zou zijn geweest — zich van die aanmerkelijke kans niet bewust is geweest. 2. Slagende klacht over verjaring van het onder 5 tenlastegelegde schuldwitwassen. HR verklaart het OM ter zake daarvan n-o voor zover het de periode vóór 1 juli 2008 betreft. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 20/02084 (RvdW 2022/644), 20/02024 (RvdW 2022/642) en 20/02023 (RvdW 2022/641) .