Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/641
Oplichting (art. 326 Sr) en hennepteelt (art. 3 onder B OW). Klacht dat hof niet i.h.b. de redenen heeft opgegeven die ertoe hebben geleid dat de strafoplegging afwijkt van door de verdediging ingenomen uos. HR: art. 81 lid 1 RO. Samenhang met 20/02024 (RvdW 2022/642), 20/02083 (RvdW 2022/643) en 20/02084 (RvdW 2022/644).
HR 21-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:904
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 juni 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, C. Caminada
- Zaaknummer
20/02023
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:904, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑06‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:606, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑05‑2022
Essentie
Oplichting (art. 326 Sr) en hennepteelt (art. 3 onder B OW). Klacht dat hof niet i.h.b. de redenen heeft opgegeven die ertoe hebben geleid dat de strafoplegging afwijkt van door de verdediging ingenomen uos. HR: art. 81 lid 1 RO. Samenhang met 20/02024 (RvdW 2022/642), 20/02083 (RvdW 2022/643) en 20/02084 (RvdW 2022/644).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02023
Datum 21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.