Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/111
Verduistering geldbedragen en feitelijk leidinggeven aan medeplegen van overtreding voorschrift art. 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 begaan door rechtspersoon.
HR 18-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2343
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 december 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/03199 E
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2343, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1191, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑04‑2018
- Wetingang
Art. 321 Sr; art. 82 lid 1 Wtk 1992 (vervallen per 1 januari 2007); art. 3:5 lid 1 Wft
Essentie
Verduistering van geldbedragen en feitelijk leidinggeven aan medeplegen van overtreding van het voorschrift van art. 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 begaan door een rechtspersoon. Geen onverenigbaarheid tussen het bewezenverklaarde ‘anders dan door misdrijf’ onder zich hebben van de geldbedragen door verdachte en het eveneens bewezenverklaarde misdrijf van art. 82 lid 1 Wtk 1992 dat op dezelfde geldbedragen betrekking heeft.
Samenvatting
Het bestanddeel ‘goed (…) dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft’ uit art. 321 Sr moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door verdachte begaan misdrijf ertoe heeft geleid dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.