Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/76
Bestuurdersaansprakelijkheid; maatstaf; aanvragen faillissement vennootschap door bestuurder; aansprakelijkheid jegens vennootschap (art. 2:9 BW) wegens ontbreken toestemming AVA (art. 2:246); aansprakelijkheid jegens boedel wegens kennelijk onbehoorlijke taakvervulling (art. 248 BW)?; wetenschap van bestuurder van benadeling gezamenlijke schuldeisers.
HR 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2370
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 december 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/05979
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2370, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1139, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑12‑2017
- Wetingang
Art. 2:9, 2:246, 2:248 lid 1 BW
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid; maatstaf; aanvragen faillissement vennootschap door bestuurder; aansprakelijkheid jegens vennootschap (art. 2:9 BW) wegens ontbreken toestemming AVA (art. 2:246); aansprakelijkheid jegens boedel wegens kennelijk onbehoorlijke taakvervulling (art. 248 BW)?; wetenschap van bestuurder van benadeling gezamenlijke schuldeisers.
Samenvatting
Art. 2:248 lid 1 BW strekt tot bescherming van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde vennootschap. Van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de zin van art. 2:248 lid 1 BW kan slechts worden gesproken als geen redelijk denkend bestuurder — onder dezelfde omstandigheden — aldus gehandeld zou hebben (vgl. HR 8 juni 2001, NJ 2001/454 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.