Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/300
300 Stuitingsverweer algemeen
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691593:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Doet eiser een beroep op het feit dat de vordering niet is verjaard aangezien een andere (aanvangs)termijn van toepassing is dan de schuldenaar betoogt, dan is die reactie te kwalificeren als een grondslagverweer. Bijv. art. 3:311 lid 1 BW versus art. 3:307 lid 1 BW: art. 3:311 lid 1 BW moet worden beschouwd als een voorschrift dat voor (onder meer) een vordering tot herstel van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst een bijzondere (verjarings)regeling inhoudt ten opzichte van de algemene regeling van art. 3:307 lid 1 BW (HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2194, NJ 2016/308 met nt. H.J. Snijders).
De (schuld)eiser moet dus stellen en zo nodig bewijzen dat ook de tweede of volgende verjaringstermijn tijdig is gestuit (HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2064, RvdW 2014/77, Bb2014/13 met nt. I.M.G. Bakker (X c.s./ING)). Zie ook HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1763, NJ 2011/291 met nt. F.M.J. Verstijlen (Zaunbrecher/Roelfsema): Het gaan lopen van een nieuwe verjaringstermijn geschiedt van rechtswege (art. 3:319 BW); het hof had zulks ambtshalve in aanmerking moeten nemen.
Smeehuijzen in zijn noot bij HR 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:111, NJ 2018/462 onder 7. Zie ook Asser/Sieburgh 6-II 2021/423 e.v.
Er is sprake van een beroepsfout indien een advocaat niet tijdig een rechtsvordering heeft gestuit of heeft verzuimd zich (tijdig) op een stuitingshandeling te beroepen.
Bijv. Hof Amsterdam 18 december 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ2708, NJF 2013/113.
HR 4 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2798, r.o. 3.4, NJ 1999/269 (Van der Lugt/Zegers): de rechter mag niet een beroep op stuiting honoreren op grond van een brief die aan het beroep op stuiting niet ten grondslag was gelegd. Zie ook HR 5 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9113, NJ 2002/366 met nt. W.M. Kleijn.
HR 8 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD6628, r.o. 3.2, NJ 2002/266 (Duggins/Monumentenzorg Curacao). Het staat de rechter niet vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar zouden kunnen worden afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door de desbetreffende partij niet aan haar vordering of verweer ten grondslag zijn gelegd. Zie ook HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:663, NJ 2016/222.
A-G E.M. Wesseling-Van Gent in haar conclusie randnr. 2.10 vóór HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:350, RvdW 2019/360.
Ingeval eiser een vordering instelt tegen verweerder en verweerder een beroep doet op verjaring, rust op de schuldenaar de stelplicht en bewijslast ter zake van het beroep op verjaring van de rechtsvordering (een bevrijdend verweer). Wanneer de schuldeiser aanvoert dat geen sprake is van een voltooide verjaring vanwege stuiting, is dat beroep een contra-bevrijdend verweer en rusten stelplicht en bewijslast van de stuiting op de schuldeiser.1 Stuiting van een verjaring is het afbreken van een lopende verjaring. Het rechtsgevolg van stuiting is dat vanaf de datum van stuiting een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen (art. 3:319 BW).2 Indien komt vast te staan dat het beroep op stuiting slaagt, is de vordering niet verjaard.
Ratio van verjaring en van stuiting
De ratio van verjaring is dat aan een geschil een eind moet komen: lites finiri oportet. De verjaring beoogt rechtszekerheid te bieden; tijdsverloop is nadelig voor de schuldenaar. Zijn bewijspositie raakt ondergraven en zijn vermogenspositie is niet meer op nakoming ingericht. Op enig moment moet de afdwingbaarheid van de vordering eindigen. Daarom bestaat het instituut van verjaring. De pendant van verjaring is stuiting. Als de schuldenaar het niet mis te verstane signaal krijgt dat hij nog zal moeten voldoen, kan hij het nadelige gevolg van tijdsverloop afwenden door zijn bewijspositie veilig te stellen en met nakoming rekening te blijven houden. Hij heeft dan bij de genoemde bescherming die de verjaring beoogt te bieden, geen belang meer.3
Wanneer eiser zich ter weerlegging van het verjaringsverweer, geen grondslagverweer voert of zich niet beroept op een stuitingshandeling,4 slaagt het beroep op verjaring.5 De rechter treedt buiten de rechtsstrijd van partijen wanneer hij het beroep op verjaring van de verweerder afwijst op de grond dat de verjaring is gestuit, en de eiser geen beroep op stuiting heeft gedaan;6 de feitelijke grondslag van een beroep op stuiting van de verjaring mag niet worden aangevuld.7
Bij de rechtszekerheid die de verjaring beoogt te bieden past een gesloten stelsel van stuitingsgronden.8 Stuiting vindt plaats indien verweerder de vordering van eiser heeft erkend of indien sprake is van een rechtsgeldige en tijdige stuitingshandeling.