Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/301
301 Erkenning van het vorderingsrecht (art. 3:318 BW)
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691592:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 23 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:426, RvdW 2018/367 (aanpassing digitaliseringsproject ziekenhuis).
Bijv. Rb. Den Haag 10 april 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8897, NJF 2013/244.
Ook een gedraging van een derde kan een erkenning opleveren, indien de schuldenaar zodanige verantwoordelijkheid draagt voor die gedraging van de derde dat dit rechtvaardigt dat die als erkenning aan de schuldenaar wordt toegerekend. Het kan zijn dat die ander de schuldenaar vertegenwoordigde (HR 13 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9243, NJ 2003/212 (B./Olifiers)), maar vereist is dat niet (HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:755, NJ 2017/194 (Special Sports/Pellikaan)). Zie ook HR 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:108, NJ 2018/461 met nt. J.L. Smeehuijzen, Asser/Sieburgh 6-II 2021/426d en Koopmann 2010/30.
In geval van een geldlening kan eiser aanvoeren dat de schuldenaar door gerichte aflossingen de verjaring van de vordering heeft doorbroken en verweerder daarmee de vordering heeft erkend; ook voorschotbetalingen kunnen stuitende werking hebben (HR 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:108, NJ 2018/461 met nt. J.L. Smeehuijzen). Het treffen van een betalingsregeling geldt in beginsel als een erkenning; met een betalingsvoorstel zijdens verweerder tegen finale kwijting heeft verweerder de vordering erkend (Tuil 2010, p. 228).
Zie voor meer informatie F.J.P. Lock, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:318 BW.
Erkenning van het vorderingsrecht stuit de verjaring. Wanneer eiser aanvoert dat verweerder de vordering heeft erkend, kan de verjaring indien de erkenning komt vast te staan, worden gestuit.1 De erkenning kan zowel uitdrukkelijk geschieden als in handelingen of gedragingen van de schuldenaar besloten liggen (art. 3:37 lid 1 BW); enkel stilzitten of zwijgen is voor erkenning onvoldoende. De stelplicht en bewijslast van de onderbreking van de verjaring door erkenning liggen bij eiser; eiser doet een beroep op de rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten (een contra-bevrijdend verweer).2
Eiser zal een concrete handeling, gedraging of mededeling van de wederpartij3 moeten stellen. Doet hij dat niet, dan wordt het beroep op stuiting van de verjaring door erkenning verworpen. Bij de beoordeling of een en ander aan de in art. 3:318 BW gestelde eisen voldoet, zal de handeling, gedraging of mededeling moeten worden uitgelegd.4 Stuiting op grond van erkenning wordt in het kader van dit onderzoek niet verder besproken.5