Vergelijk het arrest van het hof van 10 november 2015 onder 3.1.1 tot en met 3.1.14 en het vonnis van de rechtbank van 24 september 2014 onder 2.1 tot en met 2.31. Het hof verwijst onder 2 van het arrest naar de feitenvaststelling in het vonnis van de rechtbank van 24 september 2014, maar stelt ook zelf feiten vast onder het kopje ‘Beoordeling’.
HR, 21-04-2017, nr. 16/01030
ECLI:NL:HR:2017:755, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-04-2017
- Zaaknummer
16/01030
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:755, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2017; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:4654, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:37, Contrair
ECLI:NL:PHR:2017:37, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:755, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑02‑2016
- Vindplaatsen
AR 2017/2099
Uitspraak 21‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Contractenrecht. Uitleg overeenkomst, opgaan eerdere overeenkomst in latere overeenkomst. Erkenning vordering; nakoming door derde; toerekening aan de schuldenaar.
Partij(en)
21 april 2017
Eerste Kamer
16/01030
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
SPECIAL SPORTS AMSTELVEEN B.V.,gevestigd te Amstelveen,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
PELLIKAAN BOUWBEDRIJF B.V.,gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Special Sports Amstelveen en Pellikaan.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/552832 / HA ZA 13-1640 van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2014 en 24 september 2014;
b. het arrest in de zaak 200.159.259/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 november 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Special Sports Amstelveen beroep in cassatie ingesteld. Pellikaan heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot vernietiging en verwijzing in het principaal cassatieberoep en tot verwerping van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van Special Sports Amstelveen heeft bij brief van 10 februari 2017 op die conclusie gereageerd; de advocaat van Pellikaan heeft dat gedaan bij brief van 8 februari 2017.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Special Sports Beheer B.V. (hierna: Special Sports Beheer) is bestuurder en enig aandeelhouder van Special Sports Amstelveen. Power Plate International B.V. (hierna: Power Plate International) was tot februari 2006 een dochteronderneming van Special Sports Beheer en dus een zustervennootschap van Special Sports Amstelveen. Daarna is Power Plate International verkocht aan een derde.
(ii) Begin deze eeuw heeft Pellikaan in opdracht van Special Sports Amstelveen een sportcentrum gebouwd. Bij brief van 12 september 2003 heeft Special Sports Amstelveen aangeboden om power plates (fitnessapparaten) en bijbehorende instructieconsoles aan vestigingen van Pellikaan te leveren om zo een openstaande vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen te verminderen:
“Voor elk van de Pellikaan vestigingen kunnen wij 6 Power Plates ter beschikking stellen met een totaal maximum van 24 stuks. Een Power Plate vertegenwoordigt een waarde van € 8.500,--. Tevens is het mogelijk om de bijbehorende instructie consoles (1 per fitnessruimte) met een waarde van € 6.000,-- per stuk te leveren.”
(iii) De power plates en instructieconsoles zouden worden geleverd door Power Plate International.
(iv) Pellikaan heeft bij brief van 10 november 2003, gericht aan ‘Special Sports’, voor zover in cassatie van belang, het volgende geschreven:
“Zoals reeds telefonisch met je besproken doe ik je hierbij een verklaring toekomen omtrent de door jullie aan ons gratis aangeboden Power Plates conform jullie schrijven d.d. 12 september 2013. Wij zullen deze dan, met jullie goedkeuring, doorverkopen aan onze eigen centra maar eventueel ook aan klanten van ons.
Het gegenereerde geld zal geboekt worden op het bouwwerk Special Sports Amstelveen om zodanig de openstaande vorderingen van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen met dit gegenereerde geld te verminderen.”
(v) Special Sports Amstelveen heeft de bedoelde verklaring ondertekend.
(vi) In een brief van 25 maart 2004 heeft Pellikaan aan Special Sports Amstelveen verzocht haar een voorstel te doen ter zake van de afwikkeling van de restvordering.
(vii) Special Sports Amstelveen heeft daarop bij brief van 21 juni 2004 een voorstel gedaan. Op 14 juli 2004 hebben partijen met elkaar over dat voorstel gesproken. Het daarvan door Pellikaan opgemaakte besprekingsverslag hield onder meer het volgende in:
“(…)
* Na over en weer discussie is het volgende compromis bereikt:
1) Special Sports levert niet 24 Power Plates maar 36
Special Sports levert niet 6 Instructieconsoles maar 8
Dat wil zeggen: verkoopwaarde waar SWI ze voor kan verkopen:
36 x € 6.500,00 = € 234.000,00
8 x € 6.000,00 = € 48.000,00
----------------
€ 282.000,00
2) Special Sports betaalt in termijnen van € 10.000 + BTW per maand het totaal van € 100.000 terug, startend vanaf de maand augustus 2004.
3) Special Sports gaat uitbreiden met ca. 1.400 m2. Pellikaan zal daarvoor de opdracht ontvangen. (…)
4) Als Special Sports niet overgaat tot bouwen binnen 2 jaar na dato van deze overeenkomst, krijgt Pellikaan tegen gelijke waarde, zijnde netto € 100.000, = Power Plates ter beschikking (…).
* Pellikaan zal besproken zaken vastleggen en verdelen.
(…)”
(viii) Op 7 september 2004 schreef Pellikaan onder meer het volgende aan Special Sports Amstelveen:
“(…) Tijdens ons gesprek op 14 juli jl. hebben we in goed overleg een overeenkomst gesloten.
Een onderdeel van deze overeenkomst was dat je per augustus in termijnen van € 10.000 + BTW ons een totaalbedrag van € 100.000 + BTW zou betalen.
Het zal waarschijnlijk aan je aandacht ontschoten zijn, maar mag ik je verzoeken om de betaling van augustus en september te doen? (…)”
(ix) Bij e-mail van 21 september 2004 schreef Special Sports Amstelveen aan Pellikaan, voor zover in cassatie hier van belang:
“(…) Bijgaand het commentaar op het besprekingsverslag (…) van 14 jul 04. In hoofdlijnen is Special Sports met de inhoud akkoord, er zijn slechts kleine nuanceringen aangebracht. (…)”
In de bijlage bij deze e-mail is een aangepast besprekingsverslag gevoegd. De hiervoor onder (vii) geciteerde tekst is ongewijzigd gebleven.
(x) Bij e-mail van 18 juli 2005 schreef Pellikaan onder meer het volgende aan de financieel manager van Special Sports Amstelveen:
“(…) Voor alle duidelijkheid voeg ik verslagen van de gemaakte afspraken (…) toe.
A)
De status is als volgt. Special Sports is gestart per 30 september 2004 met het betalen van de € 10.000,- netto per maand. De navolgende betalingen zijn door ons ontvangen:
30/9/2004 € 10.000,--
28/10/2004 € 10.000,--
29/11/2004 € 10.000,--
28/12/2004 € 10.000,--
28/01/2005 € 10.000,--
02/03/2005 € 10.000,--
29/03/2005 € 10.000,--
28/04/2005 € 10.000,--
Totaal € 80.000,--
Zoals je kunt vaststellen ontbreken er dan ook twee termijnen van elk € 10.000,--.
B)
Geleverde Power Plates conform contract: (…) 17 stuks in totaal
Er loopt nog een verzoek voor levering van 4 extra Power Plates voor Amersfoort wat het totaal na levering op 21 zou brengen. Dit betekent dat we nog recht hebben op (36-21) 15 Power Plates en op (8-4) 4 instructieconsoles.
C)
Zoals je kunt lezen, hebben we nog afgesproken dat Pellikaan (…) betrokken is bij de toekomstige verbouwing. Mocht deze niet plaatsvinden dan wordt dit gecompenseerd door het alsnog betalen van een extra bedrag of door levering van extra Power Plates. (…)”
(xi) Naar aanleiding van een verzoek daartoe in een brief van Pellikaan van 18 september 2007 aan Power Plate International zijn drie power plates geleverd aan de Pellikaan Health & Racquet Club te Maastricht.
(xii) Op 30 augustus 2012 heeft Pellikaan, voor zover in cassatie van belang, het volgende aan Power Plate International geschreven:
“(…) Onder verwijzing naar de afspraken uit 2004/2005 inzake de levering van Power Plates ter voldoening van de schuld van Special Sports Amstelveen, het volgende:
Conform deze afspraken hadden wij recht op de levering van 50 Power Plates en 11 instructie consoles (36 + 8 uit de originele afspraak en 14 + 3 vanwege het niet doorgaan van de verbouwing). Van dit tegoed zijn inmiddels 21 Power Plates en 4 instructieconsoles geleverd, zodat er nog een tegoed resteert van 29 Power Plates en 7 consoles.
Wij verzoeken u vriendelijk om van dit tegoed de volgende leveringen te doen.
(…)”
(xiii) In reactie daarop heeft Power Plate International bij e-mail van 6 september 2012, voor zover in cassatie van belang, het volgende aan Pellikaan geschreven:
“(…) Voor afspraken inzake levering Power Plates ter voldoening van de schuld van Special Sports Amstelveen zult u bij Special Sports Beheer moeten zijn.
Deze BV was eigenaar van Power Plate International en Special Sports Amstelveen. In 2006 is Power Plate International verkocht, maar zijn de afspraken van beheer aangaande Special Sports Amstelveen niet overgenomen door Power Plate omdat deze met de bouw van Special Sports Amstelveen niets te maken hadden. (…)
Wij willen u vragen om uw schrijven te sturen naar: Special Sports Beheer (…)”
(xiv) Bij brief van 7 september 2012 heeft Pellikaan zich vervolgens met hetzelfde verzoek gericht tot Special Sports Beheer. Special Sports Beheer heeft daaraan niet voldaan en laten weten dat een (eventuele) vordering volgens haar verjaard was.
(xv) De advocaat van Pellikaan heeft Special Sports Beheer en Special Sports Amstelveen bij brieven van eind augustus en medio oktober 2013 een laatste termijn gegeven om de gevraagde power plates en instructieconsoles te leveren. Daarbij heeft hij aangekondigd dat, als de levering zou uitblijven, vervangende schadevergoeding ter hoogte van de waarde van het nog openstaande tegoed aan power plates en instructieconsoles van € 230.500,-- zou worden gevorderd.
3.2.1
Pellikaan vordert in dit geding de hoofdelijke veroordeling van Special Sports Beheer en Special Sports Amstelveen tot betaling van vervangende schadevergoeding van een bedrag van € 230.500,--. De rechtbank heeft het gevorderde jegens Special Sports Beheer afgewezen en jegens Special Sports Amstelveen toegewezen.
3.2.2
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft daaraan ten grondslag gelegd – voor zover in cassatie van belang – dat Special Sports Amstelveen de vordering van Pellikaan op haar heeft erkend door Power Plate International aan het verzoek tot levering van drie power plates van 18 september 2007 te laten voldoen ter nakoming van de verplichtingen van Special Sports Amstelveen jegens Pellikaan uit de overeenkomst van 14 juli 2004, en dat deze erkenning de lopende verjaring heeft gestuit (rov 3.4).
3.3.1
Onderdeel 1c klaagt over onbegrijpelijkheid van het oordeel van het hof dat, naar ook in de stellingen van Special Sports Amstelveen besloten zou liggen, Power Plate International door de levering van de drie power plates aan Pellikaan de verplichtingen van Special Sports Amstelveen tegenover Pellikaan uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam. Special Sports Amstelveen heeft immers benadrukt dat de levering van de drie apparaten door Power Plate International plaatsvond uit hoofde van de tussen partijen op 10 november 2003 gesloten overeenkomst, en niet op grond van de overeenkomst van 14 juli 2004, en dat zij met Power Plate International ook alleen de levering van 24 power plates en 6 instructieconsoles is overeengekomen.
3.3.2
Deze klacht faalt. Het oordeel van het hof moet aldus worden begrepen dat de afspraken die partijen eind 2003 hebben gemaakt, zijn opgegaan in de overeenkomst van 14 juli 2004, waarin het totaal aantal te leveren power plates werd verhoogd van 24 naar 36 en het aantal instructieconsoles van 6 naar 8, met een verdere verhoging indien de bouwopdracht aan Pellikaan niet zou doorgaan. Dat oordeel is in het licht van de stukken van het geding niet onbegrijpelijk.
3.4.1
Onderdeel 1a klaagt dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Doordat Power Plate International bij de levering van de power plates niet optrad als vertegenwoordiger van Special Sports Amstelveen, kan deze levering geen erkenning door Special Sports Amstelveen opleveren, aldus het onderdeel.
3.4.2
Het hof heeft geoordeeld dat de levering van drie power plates door Power Plate International ter uitvoering van de overeenkomst van 14 juli 2004 tussen Pellikaan en Special Sports Amstelveen kan gelden als erkenning door Special Sports Amstelveen, omdat Special Sports Amstelveen Power Plate International aan het verzoek tot levering heeft laten voldoen. Daarin ligt besloten dat Special Sports Amstelveen zodanige verantwoordelijkheid draagt voor de levering door Power Plate International dat dit rechtvaardigt dat deze levering als erkenning aan haar wordt toegerekend. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zodat het onderdeel faalt.
3.5
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.6
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het bestreden arrest leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Special Sports Amstelveen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Pellikaan begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 21 april 2017.
Conclusie 27‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Contractenrecht. Uitleg overeenkomst, opgaan eerdere overeenkomst in latere overeenkomst. Erkenning vordering; nakoming door derde; toerekening aan de schuldenaar.
Partij(en)
Zaaknr: 16/01030
mr. W.L. Valk
Zitting: 27 januari 2017
Conclusie inzake:
Special Sports Amstelveen B.V.
tegen
Pellikaan Bouwbedrijf B.V.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als Special Sports Amstelveen respectievelijk Pellikaan.
Deze zaak betreft twee kwesties met betrekking tot de stuiting van de verjaring door erkenning als bedoeld in art. 3:318 BW. In de eerste plaats is de vraag aan de orde of, en zo ja onder welke voorwaarden, een deelbetaling door een derde kan gelden als een erkenning van het vorderingsrecht van de schuldeiser. De tweede kwestie betreft het onderwerp van de erkenning: welk vorderingsrecht is erkend en tot welke omvang?
1. Feiten en procesverloop
1.1.
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan:1.
1.1.1.
Special Sports Beheer B.V. (hierna: Special Sports Beheer) is bestuurder en enig aandeelhouder van Special Sports Amstelveen. Power Plate International B.V. (hierna: Power Plate International) is tot februari 2006 een dochteronderneming van Special Sports Beheer geweest en dus een zustervennootschap van Special Sports Amstelveen. Daarna is Power Plate International verkocht aan een derde.
1.1.2.
Begin deze eeuw heeft Pellikaan in opdracht van Special Sports Amstelveen een sportcentrum gebouwd. Bij brief van 12 september 2003 heeft Special Sports Amstelveen aangeboden om power plates (fitnessapparaten) en bijbehorende instructieconsoles aan vestigingen van Pellikaan te leveren om zo een openstaande vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen te verminderen:
‘Voor elk van de Pellikaan vestigingen kunnen wij 6 Power Plates ter beschikking stellen met een totaal maximum van 24 stuks. Een Power Plate vertegenwoordigt een waarde van € 8.500,—. Tevens is het mogelijk om de bijbehorende instructie consoles (1 per fitnessruimte) met een waarde van € 6.000,— per stuk te leveren.’
1.1.3.
De power plates en instructieconsoles zouden worden geleverd door Power Plate International.
1.1.4.
Pellikaan heeft bij brief van 10 november 2003, gericht aan ‘Special Sports’, voor zover hier van belang het volgende geschreven:
‘Zoals reeds telefonisch met je besproken doe ik je hierbij een verklaring toekomen omtrent de door jullie aan ons gratis aangeboden Power Plates conform jullie schrijven d.d. 12 september 2013. Wij zullen deze dan, met jullie goedkeuring, doorverkopen aan onze eigen centra maar eventueel ook aan klanten van ons.Het gegenereerde geld zal geboekt worden op het bouwwerk Special Sports Amstelveen om zodanig de openstaande vorderingen van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen met dit gegenereerde geld te verminderen.’
1.1.5.
Special Sports Amstelveen heeft de bedoelde verklaring ondertekend.
1.1.6.
In een brief van 25 maart 2004 heeft Pellikaan Special Sports Amstelveen verzocht aan haar een voorstel te doen ter zake van de afwikkeling van de restvordering.
1.1.7.
Special Sports Amstelveen heeft daarop bij brief van 21 juni 2004 een voorstel gedaan. Deze brief is, als confraternele correspondentie, niet in het geding gebracht. Op 14 juli 2004 hebben partijen met elkaar over dat voorstel gesproken. Van de zijde van Special Sports Amstelveen waren daarbij aanwezig [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]).
1.1.8.
Het naar aanleiding daarvan door Pellikaan opgemaakte besprekingsverslag hield, voor zover hier van belang, het volgende in:
‘(…)
* Na over en weer discussie is het volgende compromis bereikt:
1) Special Sports levert niet 24 Power Plates maar 36
Special Sports levert niet 6 Instructieconsoles maar 8
Dat wil zeggen: verkoopwaarde waar SWI ze voor kan verkopen:
36 x€ 6.500,00= €234.000,00
8x€6.000,00= € 48.000,00
€282.000,00
2) Special Sports betaalt in termijnen van €10.000 + BTW per maand het totaal van €100.000 terug, startend vanaf de maand augustus 2004.
3) Special Sports gaat uitbreiden met ca. 1.400 m2. Pellikaan zal daarvoor de opdracht ontvangen. (...)
4) Als Special Sports niet overgaat tot bouwen binnen 2 jaar na dato van deze overeenkomst, krijgt Pellikaan tegen gelijke waarde, zijnde netto € 100.000, =
Power Plates ter beschikking (...)
* Pellikaan zal besproken zaken vastleggen en verdelen.
* [betrokkene 1] spreekt zijn dank uit dat we als partijen steeds zijn blijven praten om tot een oplossing te komen.’
1.1.9.
Bij brief van 7 september 2004 schreef Pellikaan, voor zover hier van belang, het volgende aan Special Sports Amstelveen:
‘(…) Tijdens ons gesprek op 14 juli jl. hebben we in goed overleg een overeenkomst gesloten.
Een onderdeel van deze overeenkomst was dat je per augustus in termijnen van €10.000 + BTW ons een totaalbedrag van € 100.000 + BTW zou betalen.
Het zal waarschijnlijk aan je aandacht ontschoten zijn, maar mag ik je verzoeken om de betaling van augustus en september te doen? (…)’
1.1.10.
Bij e-mail van 21 september 2004 schreef [betrokkene 2] aan Pellikaan, voor zover hier van belang:
‘(…) Bijgaand het commentaar op het besprekingsverslag (...) van 14jul04. In hoofdlijnen is Special Sports met de inhoud akkoord, er zijn slechts kleine nuanceringen aangebracht. Ik stel voor dat het document na aanpassing ter ondertekening wordt verstuurd aan Special Sports, [betrokkene 1]. Na ondertekeningen zal ook een kopie aan de beide advocaten worden verzonden.’
In de bijlage bij deze e-mail is een aangepast besprekingsverslag gevoegd. De hiervoor onder 1.1.8 geciteerde tekst is ongewijzigd gebleven.
1.1.11.
Bij e-mail van 18 juli 2005 schreef Pellikaan, voor zover hier van belang, het volgende aan de financieel manager van Special Sports Amstelveen, [betrokkene 3]:
‘(…) Voor alle duidelijkheid voeg ik verslagen van de gemaakte afspraken tussen [betrokkene 1] / [betrokkene 2] en mijzelf toe.
A)
De status is als volgt. Special Sports is gestart per 30 september 2004 met het betalen van de €10.000,- netto per maand. De navolgende betalingen zijn door ons ontvangen:
30/9/2004 €10.000,—
28/10/2004 €10.000,—
29/11/2004 €10.000,—
28/12/2004 €10.000,—
28/01/2005 €10.000,—
02/03/2005 €10.000,—
29/03/2005 €10.000,—
28/04/2005 €10.000,—
Totaal €80.000,—
Zoals je kunt vaststellen ontbreken er dan ook twee termijnen van elk € 10.000,—.
B)
Geleverde Power Plates conform contract: (...) 17 stuks in totaal
Er loopt nog een verzoek voor levering van 4 extra Power Plates voor Amersfoort wat het totaal na levering op 21 zou brengen. Dit betekent dat we nog recht hebben op (36-21) 15 Power Plates en op (8-4) 4 instructieconsoles.
C)
Zoals je kunt lezen, hebben we nog afgesproken dat Pellikaan (...) betrokken is bij de toekomstige verbouwing. Mocht deze niet plaatsvinden dan wordt dit gecompenseerd door het alsnog betalen van een extra bedrag of door levering van extra Power Plates. (...)’
1.1.12.
Pellikaan schreef bij brief van 18 september 2007 aan Power Plate International, voor zover hier van belang, het volgende:
‘(…) Hierbij willen wij u graag herinneren aan ons schrijven van 21 augustus jl. met daarin onderstaand verzoek. Helaas hebben wij nog geen enkele reactie van u mogen vernemen.
--------
Hierbij verzoeken wij u om 3 Power Plates te leveren aan de Pellikaan Health & Racquet Club te Maastricht (...).
Conform afspraak met [betrokkene 1] zal hiervoor geen factuur gestuurd worden. Om een openstaande betaling inzake Special Sports te Amstelveen te voldoen, hebben wij recht op de levering van 36 Power Plates. (…)’
1.1.13.
Er zijn vervolgens drie power plates geleverd aan de Pellikaan Health & Racquet Club te Maastricht.
1.1.14.
Bij brief van 30 augustus 2012 schreef Pellikaan, voor zover hier van belang, het volgende aan Power Plate International:
‘(…) Onder verwijzing naar de afspraken uit 2004/2005 inzake de levering van Power Plates ter voldoening van de schuld van Special Sports Amstelveen, het volgende:
Conform deze afspraken hadden wij recht op de levering van 50 Power Plates en 11 instructie consoles (36 + 8 uit de originele afspraak en 14 + 3 vanwege het niet doorgaan van de verbouwing). Van dit tegoed zijn inmiddels 21 Power Plates en 4 instructieconsoles geleverd, zodat er nog een tegoed resteert van 29 Power Plates en 7 consoles.
Wij verzoeken u vriendelijk om van dit tegoed de volgende leveringen te doen. (…)’
1.1.15.
In reactie daarop schreef Power Plate International bij e-mail van 6 september 2012, voor zover hier van belang, het volgende aan Pellikaan:
‘(…) Voor afspraken inzake levering Power Plates ter voldoening van de schuld van Special Sports Amstelveen zult u bij Special Sports Beheer moeten zijn.
Deze BV was eigenaar van Power Plate International en Special Sports Amstelveen. In 2006 is Power Plate International verkocht, maar zijn de afspraken van beheer aangaande Special Sports Amstelveen niet overgenomen door Power Plate omdat deze met de bouw van Special Sports Amstelveen niets te maken hadden. (...)
Wij willen u vragen om uw schrijven te sturen naar: Special Sports Beheer (…)’
1.1.16.
Bij brief van 7 september 2012 richtte Pellikaan zich vervolgens met hetzelfde verzoek tot Special Sports Beheer. Special Sports Beheer heeft daaraan niet voldaan en laten weten dat een (eventuele) vordering volgens haar verjaard was.
1.1.17.
De advocaat van Pellikaan heeft Special Sports Beheer en Special Sports Amstelveen bij brieven van 27 en 30 augustus 2013 en 11 oktober 2013 een laatste termijn gegeven om de gevraagde power plates en instructieconsoles te leveren. Daarbij is aangekondigd dat, als de levering zou uitblijven, vervangende schadevergoeding ter hoogte van de waarde van het nog openstaande tegoed aan power plates en instructieconsoles van € 230.500,— zou worden gevorderd.
1.2.
Bij dagvaarding van 22 oktober 2013 heeft Pellikaan Special Sports Beheer en Special Sports Amstelveen in rechte betrokken. Pellikaan vorderde de hoofdelijke veroordeling van Special Sports Beheer en Special Sports Amstelveen tot betaling van vervangende schadevergoeding van een bedrag van € 230.500,—, vermeerderd met rente en proceskosten en een bedrag van € 1.200,— aan buitengerechtelijke kosten. Bij vonnis van 24 september 2014 heeft de rechtbank het gevorderde jegens Special Sports Beheer afgewezen en het gevorderde jegens Special Sports Amstelveen toegewezen.
1.3.
In het door Special Sports Amstelveen ingestelde hoger beroep heeft het hof bij arrest van 10 november 2015 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Voor zover in cassatie nog van belang oordeelt het hof dat Special Sports Amstelveen de vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen heeft erkend door Power Plate International aan het verzoek tot levering van drie power plates van 18 september 2007 te laten voldoen en dat deze erkenning de lopende verjaring heeft gestuit (rechtsoverweging 3.4).
1.4.
Bij dagvaarding van 10 februari 2016 is Special Sports Amstelveen tijdig in cassatie gekomen van het arrest van het hof. Pellikaan heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.2.Beide partijen hebben hun standpunten in cassatie schriftelijk door hun advocaten laten toelichten, waarna nog van re- en dupliek is gediend.
2. Bespreking van het cassatiemiddel in het principaal cassatieberoep
2.1.
Voor ik het principaal cassatieberoep behandel, stel ik eerst het een en ander voorop met betrekking tot stuiting van de verjaring door erkenning als bedoeld in art. 3:318 BW.
2.2.
Smeehuijzen heeft in zijn dissertatie voor de diverse gronden van stuiting van de verjaring als ratio genoemd dat het gebeurtenissen betreft die de crediteur doen weten dat de debiteur nog nakoming verlangt; waarbij dan de gedachte is dat als de debiteur dat weet, hij zijn bewijspositie kan veiligstellen en zijn vermogenspositie op nakoming kan inrichten.3.Mij dunkt dat dit correct is wat betreft de in art. 3:316 en 3:317 BW bedoelde gevallen (stuiting door het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging respectievelijk een schriftelijke aanmaning met een ondubbelzinnig voorbehoud van recht), maar niet wat betreft stuiting door erkenning.
2.3.
Bij erkenning gaat het immers niet om een gedraging van de schuldeiser, maar van de schuldenaar.4.De ratio voor stuiting in geval van erkenning is dus van andere aard. In geval van erkenning beschermt stuiting de schuldeiser in het vertrouwen dat hij aan het gedrag van de schuldenaar ontleent, namelijk het vertrouwen dat de schuldenaar zich van de aanspraak van de schuldeiser bewust is en wel zonder het bestaan van die aanspraak ter discussie te stellen. Kon de schuldeiser aan het gedrag van de schuldenaar dat vertrouwen inderdaad redelijkerwijs ontlenen, dan is alleszins begrijpelijk dat hij ervan uitging dat hij het instellen van een eis, dan wel het verrichten van een andere stuitingshandeling, voorlopig achterwege kon laten. De schuldenaar die vervolgens niettemin zich op verjaring beroept, beschaamt de schuldeiser in diens redelijke verwachtingen. Daarnaast geldt dat de erkennende schuldenaar de bescherming die de verjaringsregeling aan andere schuldenaren biedt, redelijkerwijs niet behoeft. Uit de erkenning blijkt immers dat hij zich van de aanspraak van de schuldeiser bewust is, terwijl de erkenning bovendien in het algemeen een debat over de inhoud van die aanspraak onnodig zal maken (zodat niet kan worden gezegd dat het uitblijven van verjaring de schuldenaar blootstelt aan de onzekerheid en kosten van een dergelijk debat en ook niet noodzaakt tot het veiligstellen van bewijsmiddelen). Vergelijk voor het voorgaande de op dit punt gelijkluidende comments op art. 14.401 PECL en art. III.7:401 DCFR:5.
‘A debtor who acknowledges the claim does not require the protection granted by prescription. Protection must, on the other hand, be granted to the creditor who may rely on the debtor’s acknowledgement and refrain from instituting an action. The creditor’s inactivity in this situation no longer carries the same weight, particularly in relation to any expectation on the part of the debtor that the matter is regarded as closed. Also, the debtor’s acknowledgement reduces any uncertainty surrounding the claim.’
2.4.
In de onderhavige zaak heeft het hof stuiting door erkenning aangenomen niet op grond van het handelen van de schuldenaar (Special Sports Amstelveen) alleen, maar mede op grond van het handelen van een derde (Power Plate International), bestaande in de voldoening aan een verbintenis van de schuldenaar (door levering van drie apparaten). Met andere woorden, het handelen van de derde is in het kader van de vraag of sprake is van erkenning in de zin van art. 3:318 BW door het hof aan de schuldenaar toegerekend. Dat roept de vraag op wat in dit verband het juiste beoordelingskader is.
2.5.
De steller van het middel meent dat toerekening van het handelen van een derde aan de schuldenaar als een erkenning die de verjaring heeft gestuit, vertegenwoordiging veronderstelt (zie subonderdeel 1a), daarmee klaarblijkelijk ervan uitgaande dat erkenning een rechtshandeling is. Is dit het juiste spoor, dan is voor de bedoelde toerekening dus nodig dat de derde vertegenwoordigingsbevoegd was, althans dat de schijn daarvan aan de schuldenaar kan worden toegerekend, en bovendien dat de derde op naam van de schuldenaar handelde. Daarentegen legt de advocaat van verweerder in zijn schriftelijke toelichting onder meer een verband met de aansprakelijkheid voor hulppersonen van art. 6:76 BW,6.daarmee klaarblijkelijk ervan uitgaande dat erkenning juist geen rechtshandeling is, maar een feitelijke handeling. In een geval als hier aan de orde, namelijk voldoening door de derde aan de verbintenis van de schuldenaar, maakt dat een groot verschil. Een derde die de verbintenis van de schuldenaar voldoet, zal immers spoedig als een hulppersoon kunnen gelden (namelijk zo vaak als kan worden gezegd dat de schuldenaar bij de uitvoering van zijn verbintenis van de hulp van de derde gebruik heeft gemaakt, art. 6:76 BW), naar het zich laat aanzien veel gemakkelijker dan als een vertegenwoordiger van de schuldenaar.
2.6.
Is erkenning in de zin van art. 3:318 BW een rechtshandeling of een feitelijke handeling? In de Nederlandse literatuur vond ik voor de beantwoording van die vraag nauwelijks aanknopingspunten. Hartkamp en Sieburgh schrijven in hun Asserbewerking:
‘Elke handeling of gedraging van de schuldenaar waaruit blijkt dat hij de schuld erkent, stuit de verjaring; vergelijk art. 3:37 lid 1 BW.’7.
Aldus laten zij, bewust of onbewust, het antwoord op de vraag in het midden. Uit de verwijzing naar art. 3:37 lid 1 BW kan niet worden afgeleid dat zij ervan uitgaan dat erkenning een rechtshandeling is; die bepaling ziet immers op alle verklaringen, met inbegrip van mededelingen. Ook andere Nederlandse auteurs laten de vraag in het midden. Uitzondering is Koopmann, die vermeldt dat erkenning een rechtshandeling is,8.overigens zonder dat standpunt te motiveren en ook zonder dat blijkt dat zij de consequenties van haar opvatting heeft doordacht met het oog op vragen zoals die in de onderhavige zaak aan de orde zijn.
2.7.
Duiding als een (zuiver) feitelijke handeling spreekt mij niet aan. In de contractuele setting waarin we ons bevinden, lijkt die duiding inderdaad te leiden tot een overeenkomstige toepassing van art. 6:76 BW. Dat jasje lijkt mij te ruim. Zoals gezegd (hiervoor onder 2.3) is de ratio voor stuiting in geval van erkenning de bescherming van de schuldeiser in diens vertrouwen dat de schuldenaar zich van zijn aanspraak bewust is. Dat betekent dus dat niet het feitelijk handelen van de derde bepalend is, maar het vertrouwen wat de schuldeiser op basis van (mede) het handelen van de derde redelijkerwijs mag hebben. Mijns inziens zal de schuldeiser voor zijn vertrouwen niet zomaar op (het handelen van) iedere hulppersoon van de schuldenaar mogen afgaan.
2.8.
Is erkenning in de zin van art. 3:318 BW dan een rechtshandeling? In ieder geval op het eerste gezicht vindt die kwalificatie steun in het arrest B./Olifiers uit 2002.9.Die zaak betrof een erkenning van aansprakelijkheid door een verzekeraar en in het verlengde daarvan ook een erkenning in de zin van art. 3:318 BW, die dus stuiting van de verjaring tot gevolg had. Het middel betoogde dat erkenning van de verjaring in de zin van art. 2019 BW (oud)10.dient te geschieden door degene zélf tegen wie de verjaring loopt en niet door de partij aan wie degene tegen wie de verjaring loopt de beoordeling en beslissing omtrent zijn aansprakelijkheid heeft overgelaten (zijnde de verzekeraar). Uw Raad overwoog (rechtsoverweging 3.3.3):
‘Niet valt in te zien, waarom een dergelijke erkenning niet door een vertegenwoordiger kan geschieden. Het onderdeel faalt derhalve.’
2.9.
Toch betwijfel ik of de duiding van erkenning als een rechtshandeling werkelijk voldoet. In het geval van een rechtspersoon zal alleen het bestuur in algemene zin vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn. Toch zou het mogelijk moeten zijn dat ook functionarissen iets lager in de organisatie (bijv. de controller of een andere medewerker met bijzondere verantwoordelijkheid) een erkenning doen die de schuldenaar bindt. Een volmacht om namens de rechtspersoon erkenningen te doen, laat zich echter lastig voorstellen, eenvoudig omdat een schuldenaar bij het rechtsgevolg van een erkenning in het algemeen geen belang heeft. Een schijn van volmacht zal om dezelfde reden zelden kunnen worden geconstrueerd. Het geval van erkenning door een aansprakelijkheidsverzekeraar is in dit verband atypisch, omdat de schuldenaar hier zelf de gevolgen van de erkenning niet behoeft te dragen (uitgaande van volledige verzekeringsdekking). Vertegenwoordiging levert in de context van erkenning in de zin van art. 3:318 BW dus gemakkelijk een uitgesproken nauw gesneden jasje op, dat nauwelijks ruimte laat voor toerekening van een handelen van een derde. Het is de vraag of dat terecht is.
Het is ook maar de vraag of uw Raad in het arrest B./Olifiers het oog had op vertegenwoordiging in eigenlijke zin. De verzekeringnemer had de beslissing omtrent zijn aansprakelijkheid aan de verzekeraar overgelaten (wat men kan duiden als een volmacht in de zin van art. 3:60 lid 1 BW) en niet zozeer de behandeling van verjaringskwesties.11.Het arrest bedient zich niet van de constructie dat het laatste onder het eerste is begrepen.
2.10.
Is het of-of, dus óf een feitelijke handeling óf een rechtshandeling? Raadpleging van de literatuur van de landen van de Duitse rechtsfamilie (Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland) leert dat er een derde spoor bestaat. In die literatuur lijkt algemeen te zijn de opvatting dat erkenning (§ 212 BGB, § 1497 ABGB respectievelijk Art. 135 lid 1 OR) geen rechtshandeling is, noch een zuiver feitelijke handeling, maar iets daartussenin, namelijk een geschäftsähnliche Handlung,12.dus een ‘rechtshandelingsachtige handeling’. Voor die duiding, als een rechtsfiguur die geen rechtshandeling in strikte zin is maar evenmin een feitelijke handeling,13.lijkt mij ook naar Nederlands recht veel te zeggen. Van een op rechtsgevolg gerichte wil (art. 3:33 BW) of de schijn daarvan (art. 3:35 BW) is in geval van erkenning geen sprake. De schuldenaar beoogt met zijn handeling niet de verjaring te stuiten (daarbij heeft hij geen belang, integendeel), maar beoogt in plaats daarvan iets anders. In geval van een rente- of deelbetaling, beoogt de schuldenaar bijvoorbeeld de (gedeeltelijke) bevrijding van die schuld. Toch valt niet te betwijfelen dat zo’n rente- of deelbetaling onder omstandigheden een erkenning oplevert.14.Hoewel van een op rechtsgevolg gerichte wil dus geen sprake is, kan men in geval van erkenning met de Duitse literatuur wel van een verklaring van de schuldenaar spreken (wat dus een belangrijke parallel met rechtshandelingen oplevert). Die verklaring heeft in plaats van op de wil van de schuldenaar, betrekking op zijn bewustheid van de aanspraak van de schuldeiser. Met een variatie op het begrip ‘Willenserklärung’ spreekt de Zwitserse auteur Spiro over erkenning als ‘eine Wissenserklärung’.15.Net als voor (echte) rechtshandelingen geldt ook voor erkenning dat de verklaring in iedere vorm kan geschieden en in een of meer gedragingen besloten kan liggen (vergelijk art. 3:37 lid 1 BW).
2.11.
Wat helpt ons een kwalificatie van erkenning als een geschäftsähnliche Handlung, om die Duitse term maar te blijven gebruiken?16.Op een geschäftähnliche Handlung zijn de regels met betrekking tot rechtshandelingen niet zonder meer van toepassing; analoge toepassing vindt plaats voor zover dat met de strekking van de toe te passen rechtsregel in overeenstemming is.17.Ik meen dat ook de aard van de handeling een rol zal kunnen spelen. Dit betekent voor toerekeningsvragen als hier bedoeld weliswaar dat de regels omtrent vertegenwoordiging mogelijk analoog toepassing vinden, maar allerminst dwingend. In plaats daarvan zijn de aard van de handeling en de strekking van de toe te passen rechtsregel doorslaggevend. Met het karakter van de handeling van erkenning en de strekking van de regel van art. 3:318 BW dunkt het mij in overeenstemming om, eventueel naast gevallen van vertegenwoordiging in een meer eigenlijke zin, te aanvaarden dat het handelen van een ander dan de schuldenaar als een erkenning door de schuldenaar geldt, zo vaak als de schijn die door dat handelen bij de schuldeiser is gewekt, door toedoen van de schuldenaar is ontstaan, dan wel op andere grond naar verkeersopvattingen aan hem moet worden toegerekend. Aldus sluit ik aan bij hetgeen in andere gevallen van vertrouwensbescherming geldt: kort gezegd het ‘toedoenbeginsel’ of Veranlassungsprinzip,18.aangevuld met een risico-element naar analogie van het arrest ING/Bera.19.
2.12.
Ik maak op deze plaats een zijstap naar het leerstuk van de rechtsverwerking (met de bedoeling daarmee het voorgaande te verhelderen). Ook in veel gevallen van rechtsverwerking gaat het om het beschermen van vertrouwen, namelijk het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken.20.De handeling waarop dit vertrouwen is gebaseerd, is echter geen rechtshandeling, want dan zou geen sprake zijn van rechtsverwerking maar van afstand van recht. Ik meen dat de overeenstemming met de hiervoor besproken problematiek groot is. Van het recht om een beroep te doen op verjaring kan afstand worden gedaan.21.Die afstand is een rechtshandeling en kan alleen door een ander dan de schuldenaar worden verricht voor zover die ander de schuldenaar bevoegd vertegenwoordigde, dan wel op grond van de toerekenbare schijn daarvan. Erkenning in de zin van art. 3:318 BW is echter géén rechtshandeling en daarom is toerekening van het handelen van een ander aan de schuldenaar niet beperkt tot gevallen van vertegenwoordiging. Ook in geval van rechtsverwerking is dat zo, zo laat de rechtspraak zien.22.
2.13.
Behalve voor toerekeningsvragen is de kwalificatie van erkenning als geschäftsähnliche Handlung ook verhelderend voor de vraag of een bepaald handelen nu wel of niet als erkenning behoort te gelden,23.vooral als we daarbij bedenken dat erkenning met (echte) rechtshandelingen het karakter van verklaring deelt (hiervoor onder 2.10). Welnu, wat wel of niet een erkenning oplevert, is een kwestie van uitleg van de verklaring, waarvoor de maatstaf naar analogie is te ontlenen aan de wilsvertrouwensleer (Haviltex). Spitsen we, zoals hier voor de hand ligt, de maatstaf toe op het vertrouwen dat de schuldeiser aan het handelen van de schuldenaar (of van de persoon wiens handelen aan hem wordt toegerekend) kan ontlenen, dan is bepalend hetgeen de schuldeiser in de gegeven omstandigheden omtrent de bewustheid van de schuldenaar redelijkerwijs mocht begrijpen en verwachten, waarvoor alle omstandigheden van het geval potentieel van belang zijn.
2.14.
Ook de vraag welk vorderingsrecht het onderwerp van een eventuele erkenning is, is een vraag van uitleg. Indien bijvoorbeeld, naar voor de schuldeiser redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn, voor een betaling ook een ándere reden kan bestaan dan de bedoeling om aan het door de schuldeiser gepretendeerde vorderingsrecht te voldoen (en dus bewustheid van het bestaan van dat vorderingsrecht), zal er in het algemeen geen aanleiding zijn om die betaling als een erkenning van dat vorderingsrecht uit te leggen. Dat wordt anders indien begeleidende omstandigheden rechtvaardigen dat de schuldeiser niettemin erop vertrouwt dat zijn vorderingsrecht ook volgens de schuldenaar niet ter discussie staat.
2.15.
Hetzelfde patroon geldt ook met betrekking tot de omvang van het erkende vorderingsrecht. Een betaling houdt in het algemeen niet de erkenning in van meer dan wat daadwerkelijk is betaald.24.Dat zal bijvoorbeeld anders kunnen zijn wanneer aan de betaling correspondentie over een hoger, in termijnen te betalen bedrag is voorafgegaan en het betaalde bedrag gelijk is aan een in die correspondentie genoemd termijnbedrag. Steeds komt het aan op een waardering van de omstandigheden van het geval en de redelijke verwachtingen die in het bijzonder de schuldeiser aan die omstandigheden kon ontlenen.
2.16.
Na deze inleidende beschouwingen is het middel in het principale cassatieberoep aan de orde. Dat middel bestaat uit drie onderdelen, die uiteen vallen in diverse subonderdelen, en een restklacht. Die (sub)onderdelen belichten steeds dezelfde twee kwesties, namelijk in de eerste plaats de vraag of de onder 1.1.12 bedoelde deelbetaling door Power Plate International kan gelden als een erkenning namens Special Sports Amstelveen in de zin van art. 3:318 BW en in de tweede plaats wat in dat geval het onderwerp van die erkenning was.
2.17.
Alle (sub)onderdelen van het middel richten zich tegen rechtsoverweging 3.4 van ’s hofs arrest. Deze overweging luidt als volgt:
‘3.4 Deze grief faalt. Ook in de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen ligt besloten dat Power Plate International door de levering van de drie Power Plates aan Pellikaan de verplichtingen van Special Sports Amstelveen jegens Pellikaan uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam. Door Power Plate International aan het verzoek tot levering van de Power Plates in de brief van 18 september 2007 te laten voldoen heeft Special Sports Amstelveen de vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen erkend. Deze erkenning heeft stuitende werking op de lopende verjaring. In het bestreden vonnis is derhalve terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat er met de brief van 18 september 2007 aan Power Plate International en de daarop volgende levering van drie Power Plates stuiting van de lopende verjaringstermijn heeft plaatsgevonden.’
2.18.
Subonderdeel Ia bevat een rechtsklacht. Volgens het subonderdeel geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting omdat Power Plate International de drie power plates leverde ex art. 6:30 BW, althans omdat Power Plate International niet optrad als vertegenwoordiger van Special Sports Amstelveen, zodat de levering van deze apparaten geen erkenning door de schuldenaar (Special Sports Amstelveen) kan inhouden.
2.19.
Dat deze klacht ten onrechte is voorgesteld, volgt uit wat hiervoor onder 2.11 is gezegd: het handelen van een ander dan de schuldenaar geldt als een erkenning door de schuldenaar zo vaak als de schijn die door dat handelen bij de schuldeiser is gewekt, door toedoen van de schuldenaar is ontstaan dan wel op andere grond naar verkeersopvattingen aan hem moet worden toegerekend. Dat die ander de schuldenaar vertegenwoordigde, is daarvoor niet vereist. Dat Power Plate International als derde de op Special Sports Amstelveen rustende verbintenis nakwam in de zin van art. 6:30 BW,25.sluit toerekening dus niet uit.
2.20.
Subonderdeel Ib bevat een motiveringsklacht. Volgens het middel is het oordeel van het hof onbegrijpelijk omdat Special Sports Amstelveen in de feitelijke instanties de volgende stellingen heeft betrokken:26.
a. de levering van de power plates vond plaats op de voet van art. 6:30 BW;
b. Power Plate International trad niet op als vertegenwoordiger van Special Sports Amstelveen. Special Sports Amstelveen heeft nooit aan Power Plate International een volmacht verstrekt om voor haar de verjaring te stuiten of een stuitingsbrief in ontvangst te nemen;
c. Special Sports Amstelveen heeft Power Plate International ook niet aangewezen voor de correspondentie met Pellikaan;
d. de afspraak tussen Power Plate International en Special Sports Amstelveen om de in november 2003 met Pellikaan overeengekomen hoeveelheid power plates uit te leveren hield een dergelijke volmacht ook niet in;
e. de brief van 18 september 2007 is niet (in kopie) naar Special Sports Amstelveen gestuurd;
f. aan Special Sports Amstelveen is geen melding gemaakt van de levering van de drie power plates in 2007;
g. tussen Special Sports Amstelveen en Pellikaan gold tussen 18 juli 2005 en 7 september 2012 een volstrekte radiostilte;
h. Power Plate International was in 2007 geen zustervennootschap meer van Special Sports Amstelveen. Power Plate International was ook gevestigd op een ander (voor Special Sports Amstelveen niet toegankelijk) adres;
i. eerder correspondeerde Pellikaan enkel en rechtstreeks met Special Sports Amstelveen over de vordering, en ook over de stuiting. Op 20 december 2002 heeft Pellikaan bijvoorbeeld de verjaring op ondubbelzinnige wijze aan het adres van Special Sports Amstelveen gestuit en
j. Power Plate International heeft in de brief van 18 september 2007 geen stuiting van de verjaring gelezen.
2.21.
Het zal duidelijk zijn dat het middel aldus deels voortbouwt op de onjuiste rechtsopvatting als zou een handelen van een derde alleen dan een erkenning in de zin van art. 3:318 BW kunnen opleveren, indien deze derde als een vertegenwoordiger van de schuldenaar optrad. Het hof is terecht van een andere opvatting uitgegaan. De toerekening van de erkenning aan Special Sports Amstelveen heeft het hof volgens de aangevallen overweging gegrond op de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen. Uit die stellingen leidt het hof af dat Special Sports Amstelveen Power Plate International aan het verzoek in de brief van 18 september 2007 tot levering van de drie apparaten heeft laten voldoen, wat volgens het hof een erkenning door Special Sports Amstelveen oplevert.
2.22.
De door het hof gebezigde motivering is bepaald summier. Met de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen heeft het hof klaarblijkelijk het oog gehad op de volgende passages uit de memorie van grieven, in onderling verband:
‘3.18 (…) Voor Special Sports Amstelveen was dit [voldoening van onbetaalde facturen in natura, namelijk met levering van fitnessapparatuur] eveneens een aantrekkelijke optie, nu zij nog een vordering had uitstaan op Power Plate International.
(…)
4.23 …
de levering van 24 Power Plates en 6 Instructieconsoles, zoals overeengekomen in 2003, [was] in de onderlinge verhouding tussen Power Plate International en Special Sports Amstelveen reeds verrekend. Met de levering van voormelde apparaten aan Pellikaan voldeed Power Plate International een schuld aan Special Sports Amstelveen.’
Het hof heeft deze stellingen kennelijk aldus opgevat dat Power Plate International niet zomaar als derde de op Special Sports Amstelveen rustende verbintenis is nagekomen, maar dat Special Sports Amstelveen dit zelf zo had geregisseerd, waarbij Power Plate International in haar verhouding tot Special Sports Amstelveen zich tot zodanige nakoming ook had verplicht. Tot de door Special Sports Amstelveen geregisseerde gang van zaken behoorde kennelijk ook dat Pellikaan door Special Sports Amstelveen voor de uitvoering van de bedoelde overeenkomst naar Power Plate International is verwezen.27.
2.23.
Het middel richt zich als zodanig niet tegen deze (grotendeels impliciet gebleven) uitleg van het hof van de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen. Het richt zich wel tegen de daaraan door het hof gegeven waardering dat het door Power Plate International laten voldoen aan het verzoek in de brief van 18 september 2007 tot levering van drie power plates, een erkenning door Special Sports Amstelveen oplevert. Ik kan echter niet inzien waarom de door het middel opgesomde stellingen (zoals onder 2.20 weergegeven) aan het oordeel van het hof de begrijpelijkheid ontnemen. Met betrekking tot de stellingen sub a, b en d behoeft dat na het voorgaande geen toelichting meer. Het naslaan van de bij stelling sub c vermelde vindplaatsen leert dat daar sprake is van correspondentie over verjaringskwesties. Niet valt in te zien waarom voor een erkenning die besloten ligt in een betaling van belang is of de persoon die de betaling verricht, door de schuldenaar is aangewezen om over verjaringskwesties te corresponderen. Dat de brief van 18 september 2007 (met het verzoek tot levering van de drie power plates) alleen naar Power Plate International is verstuurd, is geheel conform de door Special Sports Amstelveen geregisseerde gang van zaken, en kan ook overigens niet afdoen aan het vertrouwen dat met de betaling bij Pellikaan is gewekt. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat bij Special Sports Amstelveen geen melding is gemaakt van de levering in 2007. De door Special Sports Amstelveen geregisseerde gang van zaken leidde ertoe – zo is de kennelijke en mijn inziens niet onbegrijpelijke gedachtegang van het hof – dat Pellikaan geen reden had om zich, naast tot Power Plate International, tot Special Sports Amstelveen te richten. Ook met betrekking tot de onder sub h bedoelde stelling kan ik niet inzien dat ze het oordeel van het hof onbegrijpelijk maakt. In dit verband vermeld ik dat volgens de stellingen van Pellikaan aan haar niet is meegedeeld dat Power Plate International de groep van Special Sports Beheer verliet.28.Als ik het goed zie, is dit door Special Sports Amstelveen niet betwist. De stelling sub i, dat stuitingen door Pellikaan rechtstreeks tot Special Sports Amstelveen werden gericht, sluit geenszins uit dat een (door Special Sports Amstelveen vooraf geregisseerde) betaling door Power Plate International een erkenning in de zin van art. 3:318 BW oplevert. De stelling sub j, dat Power Plate International in de brief van 18 september 2007 van Pellikaan geen verjaring heeft gelezen, ten slotte maakt het voorgaande ook niet anders. De brief van 18 september 2007 is door het hof niet aangemerkt als een stuitingshandeling. In plaats daarvan was die brief een betalingsverzoek van Pellikaan. Dat dit verzoek tot Power Plate International werd gericht, was naar het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft aangenomen, conform de door Special Sports Amstelveen aan Pellikaan gegeven aanwijzingen.
2.24.
Mede omdat de overweging van het hof zo summier is, is ook zeer wel een minder welwillende lezing daarvan mogelijk. Zwak in de door het hof gegeven motivering is dat het hof niet heeft uitgeschreven wat het allemaal uit de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen heeft afgeleid. Ik heb hiervoor het nodige in het oordeel van het hof ingelezen omtrent een door Special Sports Amstelveen zelf geregisseerde gang van zaken. Het was natuurlijk beter geweest wanneer het hof een en ander had uitgeschreven. Ook neemt bij een minder welwillende lezing de brief van 18 september 2007 in de laatste zin van rechtsoverweging 3.4 een te grote plaats in. Voor een dergelijke minder welwillende lezing van het arrest van het hof voel ik echter per saldo niet, ook omdat het middel zo nadrukkelijk op het spoor zit dat erkenning per se vertegenwoordiging veronderstelt, wat mijns inziens een onjuist spoor is.
2.25.
Ook subonderdeel Ib faalt dus mijns inziens.
2.26.
Subonderdeel Ic klaagt dat onbegrijpelijk is dat het hof de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen aldus heeft uitgelegd dat Power Plate International door de levering van de drie power plates aan Pellikaan de verplichtingen van Special Sports Amstelveen uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam. Daarbij wijst het middel er onder meer op dat Special Sports Amstelveen zowel de totstandkoming van die overeenkomst heeft betwist,29.als bij herhaling heeft benadrukt dat de levering van de drie apparaten door Power Plate International plaatsvond uit hoofde van de tussen partijen op 10 november 2003 gesloten overeenkomst.30.
2.27.
Deze klacht is terecht voorgesteld. Dat volgt reeds uit de hiervoor onder 2.22 aangehaalde passages uit de memorie van grieven (de door het hof bedoelde ‘eigen stellingen van Special Sports Amstelveen’). Positum 3.18 heeft betrekking op onderhandelingen naar aanleiding van een brief van 22 januari 2003,31.welke onderhandelingen hebben geleid tot overeenstemming over de levering van in totaal 24 power plates,32.welke overeenstemming bij brief van 10 november 2003 is bevestigd. Positum 4.23 houdt zelf met zoveel woorden in dat de levering van de drie apparaten plaatsvond uit hoofde van wat in 2003 was overeengekomen. In dit verband merk ik op dat tussen partijen niet in geschil is dat tot september 2007 door Power Plate International 21 power plates waren geleverd en dat dus de levering van drie apparaten naar aanleiding van de brief van Pellikaan van 18 september 2007 het bij de overeenkomst van 10 november 2003 overeengekomen totaal van 24 stuks vol maakte. Van de bij die overeenkomst tevens afgesproken levering van zes instructieconsoles, resteerden nog wel twee stuks,33.die ook in de vordering van Pellikaan zijn begrepen.34.Hoe dan ook, niet valt in te zien hoe de levering van de drie power plates een erkenning kan opleveren van de volgens de stellingen van Pellikaan op 14 juli 2004 tot stand gekomen nadere overeenkomst.35.
2.28.
Subonderdeel 1c treft dus doel.
2.29.
De onderdelen II en III van het middel voegen nauwelijks nog iets toe. Ik bespreek die onderdelen daarom slechts summier.
2.30.
Subonderdeel IIa bevat de rechtsklacht dat het hof heeft miskend dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van erkenning alle omstandigheden van het geval van belang zijn. De rechtsopvatting waarvan het subonderdeel uitgaat, dunkt mij juist (zie hiervoor onder 2.13), maar ik kan niet inzien dat het hof die opvatting heeft miskend.
2.31.
Vertrekkend vanuit de zojuist bedoelde opvatting dat alle omstandigheden van het geval van belang zijn, formuleren de subonderdelen IIb en IIc motiveringsklachten. Tot de vele in dat verband aangehaalde stellingen in de feitelijke instanties behoort ook dat Special Sports Amstelveen de totstandkoming van de (door Pellikaan gestelde) overeenkomst van 14 juli 2004 heeft betwist en dat Special Sports Amstelveen met Power Plate International uitsluitend was overeengekomen de levering van het in de overeenkomst van 10 november 2003 begrepen aantal apparaten (wat betreft de power plates: 24 stuks). Bij een welwillende lezing van deze subonderdelen slagen zij daarom eventueel op dezelfde gronden als subonderdeel Ic. Ik meen echter dat deze subonderdelen niet slagen, omdat zij onvoldoende specifiek uiteenzetten waarom het oordeel van het hof onbegrijpelijk is. Een schot hagel is geen deugdelijke klacht.
2.32.
De subonderdelen IIIa tot en met IIId kiezen alle als invalshoek dat, indien met de levering van de drie power plates een erkenning in de zin van art. 3:318 BW zou hebben plaatsgevonden, het hof in dat geval ten onrechte niet kenbaar heeft onderzocht hoever die erkenning reikte.
2.33.
De subonderdelen IIIa tot en met IIIc gaan er alle van uit dat het verzoek tot levering van Pellikaan bij brief van 18 september 2007, waarin wordt gerefereerd aan een aanspraak op levering van 36 power plates, een zelfstandige rol speelt in de beslissing van het hof dat de verjaring door erkenning is gestuit. Mijns inziens missen deze subonderdelen feitelijke grondslag. Het hof heeft zijn beslissing gegrond op de onder 2.22 aangehaalde eigen stellingen van Special Sports Amstelveen. De brief van 18 september 2007 wordt door het hof weliswaar herhaaldelijk genoemd, maar ik zie geen reden om aan te nemen dat de inhoud van de brief voor het hof medebepalend is geweest, anders dan dat naar aanleiding van die brief door Power Plate International drie apparaten zijn geleverd. In de derde volzin van rechtsoverweging 3.4, die de kern van ’s hofs motivering vormt, is Special Sports Amstelveen onderwerp. Het is haar handelen dat door het hof als een erkenning wordt gekwalificeerd. In de laatste zin van dezelfde rechtsoverweging maakt het hof zijn gedachtegang weliswaar minder duidelijk, maar ik zou die zin in het licht van het voorgaande willen begrijpen.
2.34.
Ik merk nog op dat subonderdeel IIIc zover gaat dat het in het oordeel van het hof leest dat bij de brief van 18 september 2007 stuiting heeft plaatsgevonden (klaarblijkelijk ex art. 3:317 lid 1 BW). Voor die lezing van het arrest van het hof zie ik nog minder aanleiding.
2.35.
Subonderdeel IIId stemt inhoudelijk overeen met subonderdeel Ic. Dit subonderdeel slaagt dus. Vergelijk hiervoor onder 2.26 e.v.
2.36.
De ‘restklacht’ onder 7 van het middel behoeft geen bespreking.
3. Bespreking van het cassatiemiddel in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep
3.1.
Over het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep kan ik kort zijn. De beide onderdelen van dat middel veronderstellen dat het hof verweren van Pellikaan heeft verworpen die het hof niet heeft verworpen, zodat die onderdelen feitelijke grondslag missen.
3.2.
Onderdeel A leest ten onrechte in rechtsoverweging 3.4 van het arrest van het hof dat het hof oordeelt dat de brief van 18 september 2007 niet kan worden beschouwd als een schriftelijke mededeling waarin Pellikaan zich haar recht op nakoming jegens Special Sports Amstelveen voorbehoudt, als bedoeld in art. 3:317 lid 1 BW. Van een dergelijk oordeel ontbreekt mijns inziens ieder spoor. Dat het hof een stuiting door erkenning in de zin van art. 3:318 BW heeft aangenomen, impliceert geenszins de verwerping van de door Pellikaan mede gestelde stuiting ex art. 3:317 lid 1 BW.
3.3.
Onderdeel B leest ten onrechte in de rechtsoverwegingen 3.4, 3.5 en/of 3.6 van het arrest van het hof dat het hof daar verwerpt het standpunt van Pellikaan dat sprake is van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd zoals bedoeld in art. 3:307 lid 2 BW. Ook dit onderdeel berust op een onjuiste lezing van het arrest. De overwegingen van het hof behelzen geen afwijzing van bedoeld standpunt van Pellikaan. Het hof is aan dat standpunt eenvoudig niet toegekomen.
3.4.
De strekking van het middel in het incidenteel beroep zal intussen zijn dat de beide hiervoor bedoelde verweren van Pellikaan ook na cassatie en verwijzing nog binnen de grenzen van de rechtsstrijd vallen. Dat is juist, omdat na verwijzing de onvoltooide instantie die voorafging aan het cassatiegeding wordt voorgezet. Om te bereiken dat de bedoelde verweren inderdaad na cassatie nog aan de orde zijn, is een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep niet nodig. Met dit laatste heb ik meteen gezegd dat Pellikaan bij bespreking van het middel ook geen belang heeft.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing in het principaal cassatieberoep en tot verwerping van het incidenteel cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑01‑2017
Dit incidenteel cassatieberoep is voorwaardelijk ingesteld, namelijk uitsluitend voor het geval het principaal cassatieberoep slaagt. Zie onder 2.2 van de conclusie van antwoord in het principaal cassatieberoep, tevens inhoudende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep.
J.L. Smeehuijzen, Bevrijdende verjaring (R&P nr. 162) 2008/23.6 (= diss. VU).
Ik spreek hier van ‘schuldeiser’ en ‘schuldenaar’ omdat de onderhavige zaak de verjaring van het vorderingsrecht uit hoofde van een verbintenis betreft. De regeling van art. 3:318 BW is algemener en ziet ook op vorderingsrechten uit anderen hoofde.
In beide gevallen comment B. Zie: O. Lando e.a., Principles of European Contract Law. Part III, Kluwer Law International: The Hague/London/New York 2003, p. 198; C. von Bar en R. Clive (red.), Principles, Definitions and Model Rules of European Private law, Draft Common Frame of Reference (DCFR) Full Edition, Munich: Sellier 2009, p. 1192.
Schriftelijke toelichting mr. M.A.J.G. Janssen, p. 36-37.
M.W.E. Koopmann, GS Vermogensrecht, art. 3:318 BW, aant. 2.1: ‘Een eenzijdige rechtshandeling van de kant van de schuldenaar is voldoende.’ Vergelijk ook haar proefschrift, Bevrijdende verjaring (R&P nr. 69), Kluwer: Deventer 1993 (= diss. VU), p. 77, waar zij spreekt van erkenning als een ‘wilsverklaring’.
HR 12 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9243, NJ 2003/212 (B./Olifiers).
Inhoudelijk gelijk aan het huidige art. 3:318 BW.
Ik ben dus geneigd om te denken dat erkenning van aansprakelijkheid als zodanig wel ten volle een rechtshandeling is en betwijfel tegelijk dat de erkenning in de zin van art. 3:318 BW dat ook is.
Zie wat betreft de Duitse literatuur: MüKoBGB/H. Grothe § 212 BGB Rn 6; Staudinger/F. Peters & F. Jacoby (2014) § 212 BGB Rn 8. Zie wat betreft de Oostenrijkse literatuur: R. Dittrich & H. Tades, Das Allgemeine bürgerliche Gesetzbuch, Manzsche Verlags- und Universitätsbuchhandlung: Wien 1985, § 1497, E18 en van dezelfde auteurs (recenter maar minder uitgewerkt) Dittrich/Tades ABGB (MTK)22 (2007), p. 744. Zie wat betreft de Zwitserse literatuur: A. Köller, Schweizerisches Obligationenrecht Algemeiner Teil, Stämpfi Verlag AG: Bern 2009, p. 1126 t/m 1129; Karl Spiro, Die Begrenzung privater Rechte durch Verjährungs-, Verwirkungs- und Fatalfristen, Verlag Stämpfli & Cie AG: Bern 1975, § 151 e.v. Een enigszins vluchtige blik op Belgische en Franse literatuur bood mij geen aanknopingspunten. Het lijkt erop dat in België en Frankrijk de kwestie geen afzonderlijke aandacht heeft gekregen, net zo min als in Nederland.
Dat ik niet voel voor een duiding van erkenning als een (zuiver) feitelijk handelen, heb ik onder 2.7 al gezegd: het past slecht bij de ratio van vertrouwensbescherming. Ik voeg daar hier nog aan toe dat ik heb overwogen een toerekeningsmaatstaf analoog aan HR 6 april 1979, NJ 1980/34 m.nt. C.J.H. Brunner (Knabbel en Babbel). Die maatstaf laat mijns inziens te weinig ruimte voor toerekening, want veronderstelt een vereenzelviging met de rechtspersoon zelf (de controller zou dus opnieuw niet kunnen erkennen).
Met dit voorbeeld (dat in deze zaak voor de hand ligt) raak ik het in Nederland wel gevoerde debat of betaling als zodanig een rechtshandeling is. Vergelijk met betrekking tot die vraag Asser/Sieburgh 6-I 2016/194 e.v. Wanneer er reden bestaat om te betwijfelen of betaling als zodanig een rechtshandeling is en of dus een op schuldbevrijding gerichte wil van de schuldenaar wel of niet voor betaling vereist is, dan geldt dat te meer voor de erkenning die eventueel in een betaling besloten ligt. De wil tot schuldbevrijding is immers in de meeste gevallen van betaling wel degelijk aanwezig, terwijl een op stuiting gerichte wil van de schuldenaar zich juist nauwelijks laat denken.
Karl Spiro, a.w. § 151 e.v.
Een Nederlands equivalent voor dit begrip ontbreekt. Zelf heb ik in mijn proefschrift de term ‘rechtsbetrokken handeling’ gebruikt. Zie W.L. Valk, Rechtsverwerking in drievoud (R&P nr. 70), Kluwer: Deventer 1993 (= diss. Leiden), p. 37 e.v. Dat heeft echter bij mijn weten geen enkele navolging gevonden.
K. Larenz/M. Wolf, Allgemeiner Teil des Bürgerlichen Rechts, Verlag C.H. Beck: München 2004, § 22 Rn 17.
B.W.M. Nieskens-Isphording & A.E.M. van der Putt-Lauwers, Derdenbescherming, Mon. NBW A22 2002/2 en 10a. Voor deze materie naar Duits recht vergelijk de fundamentele beschouwingen bij C.W. Canaris, Die Vertrauenshaftung im deutschen Privatrecht, C.H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung: München 1971, p. 473 e.v.
HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671, NJ 2010/115 (ING/Bera).
Laatstelijk HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574, RvdW 2016/1150 (Bab/Cordial c.s. en MHS), rechtsoverweging 4.2.
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II 2013/392 en HR 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7008, NJ 2002/565 (Avago/Gemeente Axel). Niets verhindert dat de afstand van de verjaring in omvang wordt beperkt, in die zin dat alleen afstand wordt gedaan van de sinds de aanvang van de verjaring verstreken tijd, waarmee dan het rechtsgevolg van die afstand volkomen gelijk is aan die van een erkenning. Vergelijk K. Spiro, a.w. § 158.
Vergelijk de rechtspraak vermeld bij GS Verbintenissenrecht, art. 6:2 BW (J.J. Valk), aant. 4.3.3.2. Vergelijk ook R.P.J.L. Tjittes, Rechtsverwerking en klachtplichten (Mon. BW A6b) 2013/19: ‘Van rechtsverwerking is alleen sprake als het een gedraging van de rechthebbende betreft of een gedraging van een ander die aan de rechthebbende kan worden toegerekend (…). Denk bijvoorbeeld aan een (rechts)persoon die met de rechthebbende vereenzelvigd kan worden.’ Vergelijk daarnaast nog mijn reeds aangehaalde dissertatie op p. 39, waar ik weliswaar spreek van overeenkomstige toepassing van de voor de rechtshandeling geschreven regels, maar waarbij uit voetnoot 49 blijkt dat ik daarbij niet en zeker niet uitsluitend het oog had op vertegenwoordiging in eigenlijke zin.
Wat Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II 2013/426 daarover zeggen (onder 2.4 aangehaald), namelijk dat een erkenning elke handeling of gedraging van de schuldenaar is waaruit blijkt dat hij de schuld erkent, biedt maar beperkt houvast en bevat bovendien een circulair element.
HR 11 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AC2170, NJ 1966/190 (X./Y.) en HR 10 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1180, NJ 1994/190 (K./V.). Vergelijk ook: Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II 2013/409 en 426.
Naar Special Sports Amstelveen had aangevoerd, memorie van grieven onder 4.17, zoals het hof onder 3.3 van zijn arrest ook weergeeft.
Voor vindplaatsen zie het middel.
Vergelijk (i) de brief van Pellikaan aan Power Plate International van 6 maart 2007 (productie 17 bij inleidende dagvaarding) waarin Pellikaan zegt dat zij reageert op een brief van Power Plate International van 1 maart 2007 (die niet in het geding is gebracht) en een planning opgeeft voor levering van de resterende power plates en (ii) de brief van Pellikaan van 18 september 2007 en het feit dat Power Plate International naar aanleiding van die brief tot levering van drie power plates is overgegaan (onder 1.1.12 hiervoor).
Vergelijk de inleidende dagvaarding onder 36.
Het middel verwijst naar de memorie van grieven onder 2.20 tot en met 2.29 en 4.47 tot en met 4.53.
Het middel verwijst naar de memorie van grieven onder 3.24 en 4.23 tot en met 25; de conclusie van antwoord onder 2.24; inleidende dagvaarding onder 8; productie 5 bij conclusie van antwoord (de brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004).
Memorie van grieven onder 3.13.
Memorie van grieven onder 3.19. Vergelijk onder 1.1.2.
Vergelijk de conclusie van antwoord onder 2.24, de inleidende dagvaarding onder 9 en producties 16A en 16B bij inleidende dagvaarding.
Dit betekent mede dat ondanks de grondbevinding van subonderdeel 1c, Special Sports Amstelveen belang heeft bij de hiervoor besproken subonderdelen 1a en 1b.
Inleidende dagvaarding onder 6 en 8.
Beroepschrift 10‑02‑2016
Heden, de tiende februari tweeduizendzestien (10-02-2016)
ten verzoeke van:
[De besloten vennootschap]
SPECIAL SPORTS AMSTELVEEN B.V., gevestigd te Amstelveen, hierna te noemen: ‘Special Sports Amstelveen’, te dezer zake woonplaats kiezende te Haarlem aan de Dreef 22 (postbus 5287, 2000 CG) te Haarlem, ten kantore mr. J. den Hoed, advocaat bij de Hoge Raad, die door haar wordt aangewezen om haar te vertegenwoordigen in het na te meiden geding in cassatie,
heb ik,
[mr Michiel van der Heijde, als gerechtsdeurwaarder gevestigd te (11.81 VA) Amstelveen aan de Heemraadschapslaan 81;]
AAN:
[De besloten vennootschap:]
PELLIKAAN BOUWBEDRIJF B.V., gevestigd te Tilburg, hierna te noemen: ‘Pellikaan’, maar op de voet van art. 63 lid 1 in verbinding met art. 79 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mijn exploot doende aan de Strawinskylaan 2001 te (1077 ZZ) Amsterdam, ten kantore van de advocaat die haar laatstelijk vertegenwoordigde, mr. A. van Hees (advocatenkantoor Stibbe N.V.), alwaar gerequireerde te dezer zake in vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen,
aldaar aan die gekozen woonplaats mijn exploit doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan:
[Mevr. Selma Tas, aldaar werkzaam]
AANGEZEGD:
dat mijn requirante hierbij beroep in cassatie instelt tegen het op 10 november 2015 onder zaaknummer 200.159.259/01 tussen mijn requirante, als appellante, en gerekwireerde, als geïntimeerde, gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken arrest van het Gerechtshof Amsterdam.
Voorts heb ik, deurwaarder, geheel exploiterend en relaterend als voormeld, de geïnsinueerde voornoemd,
GEDAGVAARD:
om op vrijdag zesentwintig februari tweeduizendenzestien (26-02-2016), vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad te verschijnen ter openbare terechtzitting van de Hoge Raad der Nederlanden, Eerste Enkelvoudige Kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, die alsdan zal worden gehouden in het gebouw van de Hoge Raad der Nederlanden aan de Kazernestraat 52 te 's‑Gravenhage dan wel het gebouw van de Hoge Raad aan het Korte Voorhout 8 te 's‑Gravenhage,
MET DE UITDRUKKELIJKE VERMELDING:
- •
dat van gerekwireerde bij verschijning een griffierecht zal worden geheven en dat dit griffierecht verschuldigd is vanaf zijn verschijning in het geding en binnen vier weken nadien dient te zijn voldaan;
- •
dat de hoogte van de griffierechten is-vermeld in de meest recente bijlage behorend bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die onder meer is te vinden op de website www.wetten overheid.nl/BWBR0028899/;
- •
dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- 1o.
een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
- 2o.
een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
- •
dat indien een gerekwireerde in het geding verschijnt door advocaat te stellen, maar het door zijn verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, ingevolge art. 411 lid 1 Rv zijn recht om verweer in cassatie te voeren of om van zijn zijde in cassatie te komen vervalt.
TENEINDE:
alsdan tegen voormelde arrest te horen aanvoeren het navolgende
Middel van cassatie:
Schending van het recht en/of verzuim van het vormvereiste van een toereikende motivering doordat het hof heeft geoordeeld als vermeld in het bestreden arrest, zulks ten onrechte om de navolgende, mede in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen redenen:
1. Inleiding
Inzet van de zaak
1.1
Het geschil spitst zich, voor zover thans nog van belang toe op de vraag naar de verjaring van de, uit een overeenkomst van 14 juli 2004 ontsproten vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen. Meer in het bijzonder ligt de vraag voor of de levering van fitnessapparatuur door een andere vennootschap dan Special Sports Amstelveen, namelijk Power Plate International, in reactie op een brief van Pellikaan aan haar d.d. 18 september 2007, een erkenning inhoudt door Special Sports Amstelveen, als bedoeld in art. 3:318 BW (waaraan stuitende werking toekomt).
Achtergrond van het geschil en tijdsverloop
1.2
De onderhavige vordering gaat terug tot de periode van 1999 tot en met 2001, gedurende welke Pellikaan, een groot internationaal bouwconcern1., in opdracht van Special Sports Amstelveen een sportcomplex heeft gebouwd. Tussen partijen is nog vóór de oplevering van het complex onenigheid gerezen2. over de kwaliteit van het opgeleverde werk en over onbetaald gebleven rekeningen.
1.3
Bij brief van 6 september 2001 heeft de raadsman van Special Sports Amstelveen Pellikaan aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en voor te late oplevering van het gebouw3.. Special Sports Amstelveen heeft vanwege de mankementen en de schade als gevolg van vertraging bij de oplevering een deel van de aanneemsom onbetaald gelaten4..
1.4
Partijen hebben over het onbetaald gelaten deel van de vordering van Pellikaan alsook de schade als gevolg van fouten bij de bouw en de te late oplevering veelvuldig met elkaar overlegd5..
1.5
Partijen correspondeerden daartoe rechtstreeks met elkaar6..
1.6
Bij een tot Special Sports Amstelveen gerichte en aan haar geadresseerde brief van 20 december 2002 heeft Pellikaan op niet voor tweeërlei uitleg vatbare wijze — met de woorden ‘welk voorbehoud van recht dient te worden aangemerkt als een uitdrukkelijk en ondubbelzinnig voorbehoud van recht als bedoeld in art. 3:317 lid 1 BW’ — de verjaring van haar vordering op Special Sports Amstelveen gestuit7..
1.7
Bij brief van 22 januari 2003 heeft Special Sports Amstelveen aan Pellikaan aanvullende klachten over de uitvoering van het werk kenbaar gemaakt8..
1.8
Partijen hebben op 10 november 2003 een overeenkomst gesloten, waarin voor zover thans nog van belang, betaling door Special Sports Amstelveen van een bedrag van € 204.000,- werd overeengekomen9..
1.9
Nu Pellikaan een aantal van de omvangrijkste sportcentra in Nederland exploiteerde10., hiervoor behoefte had aan fitnessapparatuur en die apparatuur ook kon afzetten, is kort weergegeven, inbetalinggeving in de vorm van levering van 24 Power Plates (a raison de € 8.500,- per stuk) en 6 Instructieconsoles (ter waarde van € 6.000,- per stuk) overeengekomen, derhalve voor in totaal een bedrag van € 204.000,-11.. Deze overeenkomst luidde, naar de kern genomen, als volgt:
- •
voor elk van de Pellikaan vestigingen worden 6 Power Plates ter beschikking gesteld met een totaal maximum van 24 stuks. Een Power Plate vertegenwoordigt een waarde van € 8.500,-. Daarmee een totaal van € 204.000,-;
- •
indien gewenst wordt aan Pellikaan de bijbehorende instructie console (1 per fitnessruimte) geleverd met een waarde van € 6.000,-;
- •
Pellikaan heeft het recht om de om de gratis ter beschikking te stellen Power Plates met goedkeuring van Special Sports Amstelveen door te verkopen aan haar eigen centra maar eventueel ook aan klanten van Pellikaan;
- •
het verkregen geld van de verkoop wordt in mindering gebracht op de openstaande vordering waarbij de facturen van deze verkoop gelden als bewijs om de juiste hoogte van het te minderen bedrag vast te stellen12..
1.10
Aan deze overeenkomst is (grotendeels) uitvoering gegeven. Uit hoofde van de overeenkomst van 10 november 2003 zijn aan Pellikaan diverse Power Plates en instructieconsoles ter waarde van respectievelijk € 8.500 en € 6.000 geleverd13..
1.11
Naar tussen partijen in confesso is, betreft dit ten minste 21 Power Plates en 4 instructieconsoles14..
1.12
Van het aantal van in totaal 21 geleverde power plates maken de in reactie op verzoeken d.d. 16 juli 2004, 3 december 2004 en 18 september 2007 uitgeleverde apparaten onderdeel uit15..
1.13
Partijen bleven — ook na de overeenkomst van 10 november 2003 — met elkaar in discussie over het restant van de opengelaten facturen van Pellikaan alsook de sehade van Special Sports Amstelveen voor fouten bij de bouw en de vertraagde oplevering16..
1.14
In een rapport van onderzoeksbureau Ockenburgh is de schade voor Special Sports Amstelveen als gevolg van fouten bij de bouw becijferd op € 412.661,-17..
1.15
Bij brief van 21 juni 2004 heeft de raadsman van Special Sports Amstelveen een voorstel gedaan ter minnelijke regeling van het geschil. Onderdeel hiervan was de betaling van nog een bedrag van € 100.000,-, alsook de reparatie van de geconstateerde gebreken.
1.16
Vervolgens heeft op 14 juli 2004 tussen partijen, buiten aanwezigheid van hun advocaten, een overleg plaatsgevonden.
1.17
Tussen partijen is in geschil of zij, zoals Pellikaan stelt en Special Sports Amstelveen betwist, op 1.4 juli 2004 bij het door hen gevoerde overleg tot een aanvullende overeenkomst zijn gekomen. Het verslag van het overleg op 14 juli vermeld onder meer:
- 1)
Special Sports levert niet 24 Power Plates maar 36
Special Sports levert niet 6 Instructieconsoles maar 8
Dat wil zeggen: verkoopwaarde waar SWI ze voor kan verkopen:
36 × € 6.500,00 =
€
234.000,00
8 × € 6.000,00 =
€
48.000,00
€
282.000,00
- 2)
Special Sports betaalt in termijnen van € 10.000,- + BTW per maand de totaal van € 100.000 terug, startend vanaf de maand augustus 2004.
- 3)
Special Sports gaat uitbreiding met ca. 1.400 m2. Pellikaan zal daarvoor de opdracht ontvangen. (…)
- 4)
Als Special Sports niet overgaat tot bouwen binnen 2 jaar na data van daze overeenkomst, krijgt Pellikaan tegen gelijke waarde, zijnde netto € 100.000,= Power Plates ter beschikking.
1.18
Bij brief van 18 september 2007 heeft Pellikaan Power Plate International verzocht drie Power Plates te leveren te behoeve van haar vestiging te Maastricht. Deze brief vervolgt, voor zover van belang, als volgt:
‘Conform afspraak met de heer [betrokkene 1] zal hiervoor geen factuur gestuurd worden. Om een openstaande betaling inzake Special Sports te Amstelveen te voldoen, hebben wij recht op levering van 36 Power Plates.
Verder willen wij graag een 6-tal zogenaamde ‘Power Plate mat’ bestellen, waarop een aantal apparaten op staan’.
1.19
Power Plate International heeft de bestelde apparaten geleverd.
1.20
Power Plate International was toen al enige tijd geen zustervennootschap meer van Special Sports Amstelveen. Zij was in handen van een Amerikaanse partij en werd bestuurd door een niet aan Special Sports Amstelveen gelieerde derde18..
1.21
Power Plate International was gevestigd op een ander adres dan Special Sports Amstelveen, waartoe Special Sports Amstelveen geen toegang had19. Special Sports Amstelveen had Power Plate International ook niet aangewezen als adres voor correspondentie met haar20..
1.22
Pellikaan noch Power Plate International heeft voormelde brief van 18 september 2007 (in kopie) gestuurd Special Sports Amstelveen21..
1.23
Aan Special Sports Amstelveen is ook geen mededeling gedaan van de levering22..
1.24
Krap vijf jaar later, op 7 september 2012 heeft Pellikaan bij brief aan Special Sports Beheer (niet Special Sports Amstelveen) het verzoek gericht om Power Plates en Instructieconsoles te leveren. Zij vermeldde hierbij nog aanspraak te hebben op 29 Power Plates en 11 Instructieconsoles23..
1.25
Bij brief van 11 oktober 2013 heeft Pellikaan voormeld verzoek vervolgens gericht tot Special Sports Amstelveen.
1.26
Vanaf 18 juli 2005 had tussen partijen geen enkel contact meer plaatsgevonden. Pellikaan heeft nooit de herstelwerkzaamheden verricht waaraan in het verslag van 14 juli 2004 wordt gerefereerd.
Procesverloop voor zover nog relevant
1.27
Naar het oordeel van de rechtbank is de verjaring gestuit met voormelde brief d.d. 18 september 2007 van Pellikaan aan Power Plate International, en vervolgens met het schrijven van Pellikaan d.d. 7 september 2012 aan Special Sports Beheer. De rechtbank heeft de vordering tegen Special Sports Beheer afgewezen, nu deze vennootschap, anders dan Pellikaan meende niet haar schuldenaar was, doch de vordering toegewezen voor zover die was ingesteld tegen Special Sports Amstelveen, en haar, kortweg, veroordeeld tot betaling aan Pellikaan van een bedrag van € 230.500,- (als tegenwaarde voor het niet geleverde restant van 29 Power Plates en 7 Instructieconsoles van de in totaal te leveren 50 Power Plates en 11 Instructieconsoles).
1.28
Het hof heeft voormelde uitspraak in hoger beroep bekrachtigd. Het komt op andere gronden eveneens tot een stuiting van de verjaring in 2007 en 2012, namelijk nu de levering van apparatuur door Power Plate International een erkenning door Special Sports Amstelveen als bedoeld in art. 3:318 BW zou opleveren en de stuitingsbrief van 7 september 2012 aan Special Sports Beheer als enig aandeelhouder en bestuurder, geacht moet worden dochtermaatschappij Special Sports Amstelveen te hebben bereikt.
1.29
Nu naar het oordeel van het hof de verjaring reeds op de voet van art. 3:318 BW is gestuit, komt het hof niet toe aan de beoordeling of, zoals het met grief II bestreden oordeel van de rechtbank luidde, Pellikaan met haar brief van 18 september 2007 aan Power Plate International — en dus met mededeling als bedoeld in art. 3:317 BW — de verjaring van haar vordering op Special Sports Amstelveen had gestuit. Het hof fundeert de stuiting in 2007 immers op art. 3:318 BW.
1.30
Special Sports Amstelveen heeft zich tegen de vordering van Pellikaan niet alleen verweerd met een beroep op algehele verjaring. Zij heeft tevens het verweer gevoerd dat als Pellikaan in 2007 deze verjaring zou hebben gestuit, slechts een stuiting heeft plaatsgevonden voor een gedeelte van de ingestelde vordering. Het hof is op dit verweer niet kenbaar ingegaan.
2. Kern van het geschil
2.1
In cassatie ligt enkel nog voor of en in hoeverre de levering van Power Plates door Power Plate International in antwoord op een verzoek daartoe van Pellikaan aan haar in voormeld schrijven van 18 september 2007 een erkenning oplevert als bedoeld in art. 3:318 BW door Special Sports Amstelveen.
3. Aanloop naar de cassatieklachten
Hinder van het lange tijdsverloop
3.1
De bouw van het sportcomplex, waaruit de onderhavige vordering van Pellikaan (als aannemer) op Special Sports Amstelveen (als opdrachtgever) ontspruit, welk plaatsvond in de periode 1999 tot en met 2001 is destijds begeleid door de toenmalig alleen en zelfstandig bevoegde bestuurder van Special Sports Beheer, de heer [betrokkene 2], en door de projectmanager de heer [betrokkene 3].
3.2
De heer [betrokkene 2] is per 18 december 2006 bij van Special Sports Beheer vetrokken24.. De heer [betrokkene 3] heeft omstreeks dezelfde tijd ook elders emplooi gezocht. Binnen de organisatie is dan ook niemand meer werkzaam die zich destijds heeft beziggehouden met het onderhavige bouwproject25. en de nasleep hiervan.
3.3
Special Sports Amstelveen is om die reden voor haar verweer tegen voormelde vordering van Pellikaan grotendeels aangewezen op de (indirect) aandeelhouder van Special Sports Beheer, die destijds slechts zijdelings bij de bouw betrokken is geweest, de heer [betrokkene 4]26..
3.4
De heer [betrokkene 4] is thans, op zijn 80ste, nauwelijks nog in staat zich de verwikkelingen rondom de bouw van het complex in de periode van 1999 tot 2001 alsook de door Pellikaan gestelde bespreking van juli 2004 en de nasleep van het overleg van 14 juli 2004 voor de geest te halen27.. Dit geldt te meer vanaf het moment waarop [betrokkene 4], hangende dit geding, werd getroffen door een hersenbloeding28., Special Sports Amstelveen wordt in haar verweer tegen de vordering van Pellikaan gehinderd door het lange tijdsverloop sinds de datum waarop de vorderingen zouden zijn ontstaan29..
Vereisten erkenning 3:318 BW
3.5
De verjaring kan ex art. 3:318 BW worden gestuit door erkenning van het recht tot welks bescherming een rechtsvordering dient. Een uitdrukkelijke erkenning is hiervoor niet vereist30.. Elke handeling of gedraging van de schuldenaar, waaruit blijkt dat hij de schuld erkent, stuit bijvoorbeeld de verjaring. In betaling of verrekening van rente ligt reeds, naar algemeen wordt aangenomen, een erkenning besloten.31. Ook een vertegenwoordiger kan de verjaring door erkenning stuiten.32.
3.6
Stelplicht en bewijslast van de stuiting van de lopende verjaring op de schuldeiser, rusten bij de schuldeiser33..
3.7
Erkenning in de zin van artikel 3:318 BW mag niet snel worden aangenomen.34.
3.8
Of een stuiting heeft plaatsgevonden door erkenning, hangt af van de omstandigheden van het geval35.. Zo is van belang of na een verklaring of de gerechtigde na een gedraging van de schuldenaar waarvan in discussie is of die stuitende werking heeft vervolgens blijk heeft gegeven zijn recht te willen uitoefenen. In Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II wordt hierover opgemerkt:
‘Terecht stelt Smeehuizen, dis:2008, p. 172 e.v., dat het onjuist is om stuitende werking toe te kennen aan de schriftelijke mededeling die niet wordt gevolgd door actieve rechtsuitoefening door do schuldeiser, zeker nu een termijn van vijf jaar rechtsvergelijkend bezien al aan de lange kant is.’36.
3.9
Wil een (rechts)handeling kwalificeren als stuiting door erkenning, zal die — behalve wanneer sprake is van vertegenwoordiging — moeten zijn uitgegaan van de schuldenaar zelf.37.
Nakoming door ander (art. 6:30 BW)
3.10
Wordt een verbintenis ex artikel 6:30 BW door een derde voldaan, dan moet de betaling ex artikel 6:30 BW door die derde worden onderscheiden van de betaling door een vertegenwoordiger van de schuldenaar. Laatstgenoemde betaling geldt juridisch als betaling door de schuldenaar zelf. Er is dan geen sprake van een betaling door een ander, als bedoeld in artikel 6:30 BW38..
Hypothetische feitelijke grondslag
3.11
Als hypothetische feitelijke grondslag van het cassatieberoep moet onder meer worden uitgegaan van het navolgende:
- —
Pellikaan noch Power Plate International heeft Special Sports Amstelveen (een afschrift van) de brief d.d. 18 september 2007 van Pellikaan aan Power Plate International toegestuurd, waarin om levering van drie Power Plates werd verzocht39.;
- —
Special Sports Amstelveen heeft Power Plate International niet aangewezen voor haar correspondentie met Pellikaan (over stuiting van de verjaring)40.;
- —
Pellikaan en Special Sports Amstelveen correspondeerden rechtstreeks met elkaar over de vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen41.;
- —
Special Sports Amstelveen had een vordering op Power Plate International welke Power Plate International zou voldoen door aan Pellikaan het aantal Power Plates en Instructieconsoles te leveren waartoe Special Sports Amstelveen uit hoofde van de door haar met Pellikaan op 10 november 2003 verplicht was, namelijk 24 Power Plates en 6 Instructieconsoles42..
3.12
Naar Special Sports Amstelveen heeft aangevoerd (en het hof in. rov. 3.3 weergeeft) heeft de levering van de power plates door Power Plate International plaatsgevonden op de voet van art. 6:30 BW43..
3.13
Vaststaat dat:
- •
Op 10 november 2003 levering van 24 power plates en 6 Instructieconsoles is overeengekomen voor een bedrag van in totaal EUR 204.000,-44.;
- •
Power Plate International in 2007 geen zustervennootschap van Special Sports Amstelveen meer, in handen was van een Amerikaanse partij, met een niet aan Special Sports Amstelveen gelieerde bestuurder45.,
- •
Power Plate International gevestigd was op een ander adres dan Special Sports Amstelveen, tot welk adres Special Sports Amstelveen geen toegang had46.,
- •
Pellikaan na 18 september 2007 tot aan 7 september 2012 (toen zij zich wendde tot Special Sports Beheer) geen verzoek meer heeft gedaan om power plates uit te leveren,
- •
In totaal niet meer dan 21 power plates en 4 instructieconsoles zijn geleverd47..
- •
Tussen Special Sports Amstelveen en Pellikaan heeft van 18 juli 2005 tot aan 7 september 2012 (toen Pellikaan Special Sports Beheer verzocht om weer enige apparaten te leveren) in het geheel geen contact heeft plaatsgevonden.
4. Onderdeel I
4.1
De klachten van dit onderdeel richten zich tegen rov. 3.4 van het arrest van het hof. In deze rechtsoverweging overweegt het hof als volgt:
‘3.4.
Deze grief faalt. Ook in de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen ligt besloten, dat Power Plate International door de levering van de drie Power Plates aan Pellikaan de verplichtingen van Special Sports Amstelveen jegens Pellikaan uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam. Door Power Plate International aan het verzoek tot levering van de Power Plates in de brief van 18 september 2007 te laten voldoen, heeft Special Sports Amstelveen de vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen erkend. Deze erkenning heeft stuitende werking op de lopende verjaring. In het bestreden vonnis is derhalve terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat er met de brief van 18 september 2007 aan Power Plate International en de daarop volgende levering van drie Power Plates stuiting van de lopende verjaring heeft plaatsgevonden.’
Onderdeel Ia
4.2
Voor zover naar het hof oordeel van het hof in rov. 3.4 de levering door Power Plate International van 3 power plates op het daartoe tot haar gerichte verzoek van Pellikaan d.d. 18 september 2007 een erkenning door Special Sports Amstelveen inhoudt van de vordering van Pellikaan op haar uit de overeenkomst van 14 juli 2004, gaat het hof uit van een onjuiste rechtsopvatting, nu Power Plate International, zoals Special Sports Amstelveen heeft aangevoerd de drie power plates heeft geleverd ex art. 6:30 BW48., althans nu Power Plate International niet optrad als vertegenwoordiger van Special Sports Amstelveen en mitsdien de levering van de apparaten door Power Plate International geen erkenning (gelegen in enige handeling of gedraging) door de schuldenaar, Special Sports Amstelveen, oplevert.
Onderdeel Ib
4.3
Zo het hof zulks in rov. 3.4 niet heeft miskend, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet (voldoende) begrijpelijk gemotiveerd waarom, naar het oordeel van het hof, de levering van de drie power plates door Power Plate International op een tot haar gericht verzoek van Pellikaan d.d. 18 september 2007, een stuiting door erkenning als bedoeld in art. 3:318 BW door de schuldenaar zelf, Special Sports Amstelveen, oplevert, nu (naar het hof ook weergeeft onder 3.3, waar de onderbouwing van grief II door Special Sports Amstelveen is opgenomen) Special Sports Amstelveen heeft gesteld dat de levering van de power plates plaatsvond op de voet van artikel 6:30 BW49., Power Plate International dus niet optrad als vertegenwoordiger van Special Sports Amstelveen, Special Sports Amstelveen aan Power Plate International geen volmacht heeft verstrekt om voor haar de verjaring van de vordering op haar te stuiten of een stuitingsbrief in ontvangst te nemen (en zulks ook niet is gesteld)50., de afspraak met Special Sports Amstelveen om (het in november 2003 met Pellikaan overeengekomen aantal van 24) power plates uit te leveren een dergelijke volmacht ook niet inhield51., de brief van 18 september 2007 niet (in kopie) aan Special Sports Amstelveen is toegestuurd52., aan haar geen melding is gemaakt van de levering van de drie power plates in 200753., tussen Special Sports Amstelveen en Pellikaan tussen 18 juli 2005 en 7 september 2012 (toen Special Sports Beheer plots werd verzocht weer apparaten te leveren) een volstrekte radiostilte heeft gegolden54., Power Plate International in 2007 geen zustervennootschap meer was van Special Sports Amstelveen55., gevestigd was op een ander (voor Special Sports Amstelveen niet toegankelijk) adres dan Special Sports Amstelveen,56. Special Sports Amstelveen Power Plate International ook niet heeft aangewezen voor de correspondentie met haar57., Pellikaan eerder enkel, rechtstreeks met Special Sports Amstelveen communiceerde over de vordering58., ook over de stuiting, zoals in 2002 toen de verjaring op ondubbelzinnige wijze aan haar adres is gestuit59., en Power Plate International. in de mededeling bij brief van 18 september 2007 geen stuiting van de verjaring heeft gelezen60..
Onderdeel Ic
4.4
Voorts is het oordeel van het hof in rov. 3.4, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet (voldoende) begrijpelijk gemotiveerd voor zover, aldus het hof, in de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen ‘besloten (zou liggen), dat power Plate International door de levering van de drie power plates aan Pellikaan de verplichtingen van Special Sports Amstelveen jegens Pellikaan uit hoofde. van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam’, nu Special Sports Amstelveen niet alleen de totstandkoming van deze overeenkomst in dit geding consequent heeft betwist61., maar daarenboven expliciet en bij herhaling heeft benadrukt dat de levering van de drie apparaten door Power Plate International plaatsvond uit hoofde van de tussen partijen op 10 november 2003 gesloten overeenkomst (en niet op grond van de overeenkomst van 14 juli 2004)62., zij met Power Plate International ook enkel de levering door Power Plate International van het tussen Special Sports Amstelveen en Pellikaan bij overeenkomst van 10 november 2003 afgesproken aantal van 24 power plates en 6 instructieconsoles (ter waarde van in totaal EUR 204.000,-) is overeengekomen63., tussen partijen ook niet in geschil is dat met de levering in 2007 (in reactie op voormelde brief) het totaal van 21 power plates zijn uitgeleverd64., Special sports Amstelveen niet op de hoogte was van het verzoek van 18 september 2007 om drie power plates te leveren, zij ook niet over deze levering van de drie apparaten is geïnformeerd65. en Special Sports Amstelveen Power Plate International ook niet heeft aangewezen voor de correspondentie tussen haarzelf en Pellikaan66..
5. Onderdeel II
5.1
De klachten van dit onderdeel richten zich eveneens tegen rov. 3.4.
Onderdeel IIa
5.2
Voor zover Special sports Amstelveen, naar het oordeel van het hof in rov. 3.4, door Power Plate International aan het verzoek tot levering van de Power Plates in de brief van 18 september 2007 te laten voldoen, de vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen zou hebben erkend, miskent het hof ter beantwoording van de vraag of de schuldenaar, Special Sports Amstelveen, (met handelingen of gedragingen) het recht tot welks bescherming de rechtsvordering dient, heeft erkend alle omstandigheden van het concrete geval in aanmerking te moeten nemen.
Onderdeel IIb
5.3
Zo het hof zulks in rov. 3.4 niet heeft miskend, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet voldoende) begrijpelijk gemotiveerd waarom, naar het oordeel van het hof Special Sports Amstelveen geacht moet worden de vordering van Pellikaan te hebben erkend ‘door Power Plate International aan het verzoek tot levering van de Power Plates in de brief van 18 september 2007 te laten voldoen’, nu Special Sports Amstelveen niet bekend was met het verzoek aan Power Plate International tot levering van 3 power plates, zij de brief van 18 september 2007 waarin aan Power Plate International om de levering, van deze apparaten werd verzocht niet (in kopie) toegestuurd heeft gekregen67., na 18 juli 2005 geen enkel contact meer had plaatsgevonden tussen Special Sports Amstelveen en Pellikaan tot aan 7 september 2012 (toen Pellikaan Special Sports Beheer aanschreef)68., Special Sports Amstelveen met Power Plate International levering van het op 10 november 2003 met Pellikaan overeengekomen aantal van 24 power plates en 6 instructieconsoles was overeengekomen (en niet een levering van 36 power plates en 8 instructieconsoles uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004)69., Special Sports Amstelveen het gehele geding lang de totstandkoming van de overeenkomst van. 14 juli 2004 heeft betwist70., Special Sports Amstelveen ook geen weet had van de levering van de drie power plates in 2007 en hiervan nadien ook niet op de hoogte. is gebracht71., Pellikaan nadien gedurende krap vijf jaar geen power plates meer heeft besteld72., Pellikaan de verjaring eerder, in 2002, expliciet (onder vermelding van art. 3:317 BW) heeft gestuit met een aan, Special Sports Amstelveen gerichte brief73., Special Sports Amstelveen tegenover Pellikaan Power Plate niet heeft aangewezen voor de ontvangst van een (mogelijke) stuitingsverklaring74., op 18 september 2007 het einde. van de verjaringstermijn nog lang niet in zicht kwam75., Power Plate International de brief van 18 september 2007 niet heeft begrepen als een stuitingsverklaring76. en de vermelding van het recht op 36 power plates veeleer dient ter verklaring waarom (zoals in de fax is onderstreept). geen factuur diende te worden gestuurd, en dit wèl moest gebeuren voor de tegelijkertijd bestelde matjes77., althans Pellikaan in deze brief niet ondubbelzinnig haar recht op nakoming. heeft voorbehouden78..
Onderdeel IIc
5.4
Het oordeel van het hof in rov, 3.4 dat special Sports Amstelveen ‘door Power Plate International aan het verzoek tot levering van de Power Plates in de brief van 18 september 2007 te laten voldoen, (…) de vordering van Pellikaan op Special Sports Amstelveen [heeft] erkend’, is voorts zonder nadere morivering, die ontbreekt, niet (voldoende) begrijpelijk gemotiveerd, nu nu Special Sports Amstelveen niet bekend was met het verzoek aan Power Plate International tot levering van 3 power plates, zij van de brief van 18 september 2007 waarin aan Power Plate International om de levering van deze apparaten werd verzocht niet (in kopie) toegestuurd heeft gekregen79., na 18 juli 2005 geen enkel contact meer had plaatsgevonden tussen Special Sports Amstelveen en Pellikaan tot aan 7 september 2012 (toen Pellikaan Speccial Sports Beheer aanschreef)80., Special Sports Amstelveen met Power Plate International levering ex art. 6:30 BW81. van het op 10 november 2003 met Pellikaan overeengekomen aantal van 24 power plates en 6 instructieconsoles was overeengekomen (en niet een levering van 36 power plates en 8 instructieconsoles uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004)82., Special Sports Amstelveen het gehele geding lang de totstandkoming van de overeenkomst van 14 juli 2004 heeft betwist83., Special Sports Amstelveen ook geen weet had van de levering en hiervan nadien ook niet op de hoogte is gebracht84. en Special Sports Amstelveen aan Power Plate International geen volmacht heeft verstrekt om voor haar de verjaring van de vordering op haar te stuiten of een stuitingsbrief in ontvangst te nemen (en zulks ook niet is gesteld)85., de afspraak met Special Sports Amstelveen om (het in november 2003 met Pellikaan overeengekomen aantal) power plates uit te leveren een dergelijke volmacht ook niet inhield86..
6. Onderdeel III
6.1
Het Hof heeft niet kenbaar onderzocht — indien met de levering van de drie power plates al een erkenning in de zin van artikel 3:318 BW zou hebben plaatsgevonden — hoe ver die erkenning in dit geval reikt.
6.2
Naar Special Sports Amstelveen heeft aangevoerd, heeft Pellikaan in haar brief van 18 september 2007 aan Power Plate International enkel gerefereerd aan de verplichting tot levering van 36 power plates, waar zij in dit geding uitdrukkelijk naast een afspraak tot levering van 36 power plates ook aanspraak maakt op 14 power plates omdat haar niet binnen twee jaar na 14 mei 2004 een bouwopdracht ter waarde van EUR 100.000,- is verstrekt en zij eveneens een bedrag vordert ter grootte van de waarde van zeven instructieconsoles87..
6.3
Nu het hof verjaring aanneemt op de voet van 3:318 BW had het moeten nagaan hoe ver de als erkenning door Special Sports Amstelveen aangemerkte gedraging van Power Plate International strekte. Hiertoe bestond te meer reden, nu het hof deze erkenning aanneemt op basis van een handeling van een andere rechtspersoon dan Special Sports Amstelveen, die (naar Special Sports Amstelveen heeft aangevoerd) buiten de rechtsrelatie van Special Sports Amstelveen en Pellikaan stond88., aan Special Sports Amstelveen geen afschrift heeft gestuurd van de brief van 18 september 200789., aan Special Sports Amstelveen geen mededling heeft gedaan van de levering90., terwijl Special Sports Amstelveen hiervan ook niet door Pellikaan op de hoogte is gebracht91., en Special Sports Amstelveen Power Plate International niet heeft aangewezen voor haar correspondentie over (de stuiting van) de vordering van Pellikaan92. en enkel levering door Power Plate International is overeengekomen ter zake de op 10 november 2003 door Special Sports Amstelveen met Pellikaan afgesproken levering van 24 power plates en 6 instructieconsoles93..
6.4
Het hof had niet mogen nalaten te onderzoeken hoe ver de erkenning reikte. De brief van 18 september 2007 op basis waarvan de levering van drie power plates door Power Plate Internatiobal heeft plaatsgevonden maakt enkel melding van een verplichting tot levering van 36 power plates en een verzoek tot levering van drie power plates Indien naar het oordeel van het hof met een (deel)betaling — in dit geval de levering van drie power plates — zonder meer een erkenning van de gehele vordering plaatsvindt en niet meer hoeft te worden onderzocht hoe ver de erkenning strekt (dus welk deel van de vordering wordt erkend) gaat het uit van een onjuiste rechtsopvatting. Zo het Hof zulks niet heeft miskend, is zijn oordeel onbegrijpelijk.
Onderdeel IIIa
6.5
's Hofs oordeel in rechtsoverweging 3.4 is rechtens onjuist, althans zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet (voldoende) gemotiveerd, indien naar het oordeel van het hof met een (deel)betaling zonder meer een erkenning van de gehele vordering plaatsvindt en niet meer hoeft te worden onderzocht hoe ver de erkenning reikt (dus welk deel van de vordering wordt erkend).
Onderdeel IIIb
6.6
Inden het hof zulks in rov. 3.4 niet heeft miskend, is zonder nadere motivering die ontbreekt, niet (voldoende) gemotiveerd, waarom naar het oordeel van het hof met de levering van drie power plates door Power Plate International op een verzoek daartoe van Pellikaan bij brief van 18 september 2007, waarin enkel wordt gerefereerd aan een recht op 36 power plates en wordt verzocht drie apparten te leveren, een stuiting is gelegen van de vordering van 50 power plates en 11 instructieconsoles. Dit is te meer onbegrijpelijk in het licht van de gegeven omstandigheden dat Special Sports Amstelveen, die buiten de rechtsrelatie van. Special Sports Amstelveen en Pellikaan stond94., aan Special Sports Amstelveen geen afschrift heeft gestuurd van de brief van 18 september 200795., aan Special Sports Amstelveen geen mededing is gedaan van de levering96., Special Sports Amstelveen Power Plate International niet heeft aangewezen voor haar correspondentie over (de stuiting van) de vordering van Pellikaan97. en enkel levering door Power Plate International is overeengekomen ter zake de op 10 november 2003 door Special Sports Amstelveen met Pellikaan afgesproken levering van 24 power plates en 6 instructieconsoles98., terwijl Pellikaan zelf ook een distinctie aanbrengt tussen de levering van dit aantal Power Plates en 14 Power Plates vanwege de omzetting van de afspraak om haar een bouwopdracht te verstrekken ter waarde van € 100.000 in de levering van 14. Power Plates (a raison van € 100.000,-)99..
Onderdeel IIIc
6.7
Zoals bepaald in HR 8 oktober 2010, NJ 2010, 545, is voor een voldoende duidelijke waarschuwing noodzakelijk dat voor de schuldenaar kenbaar is welke vordering is bedoeld, waartoe in elk geval vereist is dat de vordering aldus is omschreven dat de schuldenaar daaruit kan begrijpen welk recht op nakoming is voorbehouden en waartegen hij zich heeft te verweren.
6.8
Het oordeel van het hof in rov. 3.4 dat met de levering door Power Plate International van drie power plates ex art. 3:318 BW de gehele vordering van Pelikaan op Special Sports Amstelveen. is gestuit, getuigt voorts van een onjuiste rechtsopvatting, althans is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet (voldoende) gemotiveerd, nu het hof voorbij is gegaan aan de essentiële stelling van Special Sports Amstelveen dat indien met de levering op basis van de brief van 18 september 2007 een stuiting zou hebben plaatsgevonden, deze stuiting niet verder reikt dan (enkel) 36 power plates, waarvan Special Sports Amstelveen er — naar tussen partijen in confesso — tenminste 21 had geleverd, en niet tevens zag op de 14 power plates, waarop Pellikaan aanspraak maakt vanwege de niet binnen twee jaar na 14 juli 2004 verstrekte bouwopdracht, en evenmin op de zeven instructieconsoles waarop Pellikaan in dit geding eveneens aanspraak maakt100..
Onderdeel IIId
6.9
Rov. 3.4 is bovendien niet naar de eisen der wet met redenen omkleed, waar naar het oordeel van het hof in de eigen stellingen van Special Sports Amstelveen besloten ligt, dat Power Plate International door de levering van de drie Power Plates aan Pellikaan de verplichtingen van Special Sports Amstelveen jegens Pellikaan uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam, nu Special Sports Amstelveen bij herhaling expliciet heeft gesteld dat de drie. power plates zijn uitgeleverd op grond van de op 10 november 2003 tussen partijen gesloten overeenkomst101. en Special Sports Amstelveen de gehele procedure lang de totstandkoming van de beweerde overeenkomst van 14 juli 2004 heeft betwist102.. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dan ook niet (voldoende) begrijpelijk gemotiveerd waarom naar het oordeel van het Hof in de ‘eigen stellingen van Special Sports Amstelveen (…) besloten [ligt] dat Power Plate International door de levering van de drie; power plates aan Pellikaan een verplichting van Special Sports Amstelveen jegens Pellikaan uit hoofde van de overeenkomst van 14 juli 2004 nakwam’.
7. Restklacht
7.1
Gegrondbevinding van (een of meer van) de in het voorgaande aangevoerde klachten vitieert tevens 's hofs voortbouwende overwegingen in rov. 3.5 tot en met 3.7 alsook het dictum.
En op grond van dit middel
te horen eis doen dat de Hoge Raad het arrest waarvan beroep vernietigt mat zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren; kosten rechtens.
De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder, € [77,75]
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 10‑02‑2016
Vgl. randnummer 2.3 van de conclusie van antwoord.
Vgl. onder meer randnummer 12 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 3.10 van de rnemorie van grieven.
Randnummer 3.15 van de rnemorie van grieven.
Rov. 2.7 van het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg d.d. 24 september 2014.
Vgl. onder meer randnummer 13 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015 en de bij akte in hoger beroep, vooruitlopend op het pleidooi, als productie 1 in het geding gebrachte brieven.
Vgl. onder meer randnummer 13 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015 en de bij akte in hoger beroep, vooruitlopend op het pleidooi, als productie 1 in het geding gebrachte brieven.
Randnummer 3.11. tot en met 3.14 van de memorie van grieven.
Vgl. rov. 2.8 tot en met 2.10 van het vonnis van de rechtbank.
Vgl. randnummer 9 en 28 van de inleidende dagvaarding en randnummer 2.3 van de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 2.8 tot en met 2.13, randnummer 3.19 tot en met 3.14 van de memorie van grieven, de door Pellikaan gestelde en door Special Sports Amstelveen betwiste, overeenkomst van 14 juli 2004, waarin achter randnummer 1 melding wordt gemaakt van 1 da (initiële) afspraak om 24 Power Plates en 6 Instructieconsoles te leveren, en randnummer 5 van de inleidende dagvaarding.
Vgl. randnummer 2.13 van de conclusie van antwoord.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. bijv. randnummer 9 van de inleidende dagvaarding. Naar Special Sports Amstelveen heeft aangevoerd, bedraagt dit aantal 24 Power Plates (vgl. randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord).
Vgl. randnummer 8, 9 en 16 van dec inleidende dagvaarding waarin wordt, deze leveringen in aanmerking genomen, wordt uitgegaan van een recht op in totaal nog 29 Power Plates (50 – 21) en 7 Instructieconsoles(11 – 4) en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord.
Vgl. bijv. randnummer 2.14 en 2.15 van de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 2.17 van de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 4.19 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.19 en 4.20, 4.22 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.21 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.16 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. rov. 2.25 en 4.21 van het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg.
Vgl. ook productie 2 en 3 bij de inleidende dagvaarding.
Vgl. randnummer 3 en 11 de pleitaantekeningen zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 3, 10 en 11 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 3 en 11 de pleitaantekeningen zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 3 en 11 de pleitaantekeningen zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 3 en 11 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen van 9 juni 2015.
Stolker T&C, boek 3.BW, artikel 3:318 BW.
Vgl. Stolker T&C, boek 3 BW, artikel 3:318 BW.
Vgl. HR 13 december 2002, NJ 2003, 212 (B/Olifiers).
Vgl. M.L. Tuijl, Stuiting van de verjaring in en buiten rechte, MvV 2010, nr. 9, pag. 221
M.W.E. Koopmann, Mon, BW nr. B14, 2010/30. GS Vermogensrecht, Commentaar op artikel 3:318 BW en M.W.E. Koopmann, diss., pag. 77 en 78.
M.W.E. Koopmann, Mon.BW nr. B14, 2010/30. GS Verbintenissenrecht, art. 6:30 BW, aantekening 1 (2011) en Hijma/Olthof, Compendium Nederlands Vermogensrecht, 2008, nr. 336.
M.W.E. Scheltema, Mon. BW nr. B32a, (2008), pag. 25.
Vgl. randnummer 4,16 van de memorie van grieven en rov. 3.3 van het bestreden arrest.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 13 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. rov. 3.3 van het bestreden arrest en randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 4.12 en 4.17 van de memorie van grieven.
Vergelijk randnummer 3.24 van memorie van grieven, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 4.19 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.19 en 4.20, 4.22 van de memorie van grieven.
Vgl. bijv. randnummer 8 en 16 van de inleidende dagvaarding.
Vgl. rov. 3.3 van het bestreden arrest en randnummer 4.12 en 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12 en 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.16 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 2.27 van de conclusie van antwoord en randnummer 9, 48 en 49 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 4.19 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.16, 4.17, 4.18, 4.19 en 4.20 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 13 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 13 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 4.18 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 2.20 tot en met 2.29 van de conclusie van antwoord en 4.47 tot en met 4.53 van de memorie van grieven.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de Inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 8, 9 en 16 van dec inleidende dagvaarding waarin wordt, deze leveringen in aanmerking genomen, wordt uitgegaan van een recht op in totaal nog 29 Power Plates (50 – 21) en 7 Instructieconsoles (11 – 4) en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 4.16 en 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.1.6 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 2.27 van de conclusie van antwoord en randnummer 9,48 en 49 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 2.20 tot en met 2.29 van de conclusie van antwoord en 4.47 tot en met 4.53 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 9 , 48 en 49 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 13 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 30 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 4.18 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 32 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 4.9–4.29
Vgl. randnummer 4.16 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 2.27 van de conclusie van antwoord en randnummer 9, 48 en 49 van de pleitnota zijdens Special Sports Amstelveen d.d. 9 juni 2015.
Vgl. randnummer 4.12 en 4.17 van de memorie van grieven.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 2.20 tot en met 2.29 van de conclusie van antwoord en 4.47 tot en met 4.53 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en 2.28 van de conclusie van antwoord alsook 4.36 van de memorie van antwoord en de pleitnota van de zijde van Special Sports Amstelveen d.d. 9 juli 2015 randnummer 35.
Vgl. randnummer 4.14 tot en met 4.26.
Vgl. randnummer 4.16 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van aniwoord; randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van aniwoord.
Vgl. randnummer 4.14 en.4.1.7 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.16 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.23 van de memorie van grieven.
Vgl. randnummer 4.12– 4.14, 4.17 van de memorie van grieven.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 8, 9 en 16 van de inleidende dagvaarding.
Vgl. randnummer 35 van de pleitnota van de zijde van Special Sports Amstelveen d.d. 9 juli 2015.
Vergelijk randnummer 3.24, 4.23 tot en met 25 van memorie van grieven en randnummer 2.24 van de conclusie van antwoord, randnummer 8 van de inleidende dagvaarding en brief van Pellikaan aan Special Sports Amstelveen van 25 maart 2004, die als productie 4 is gehecht aan de conclusie van antwoord.
Vgl. randnummer 2.20 tot en met 2.29 van de conclusie van antwoord en 4.47 tot en met 4.53 van de memorie van grieven.