Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
Bijlage VIII Verzameling, vervoer en traceerbaarheid
Geldend
Geldend vanaf 13-10-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 17-10-2021.
- Bronpublicatie:
22-09-2021, PbEU 2021, L 336 (uitgifte: 23-09-2021, regelingnummer: 2021/1699)
- Inwerkingtreding
13-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2021, PbEU 2021, L 336 (uitgifte: 23-09-2021, regelingnummer: 2021/1699)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Hoofdstuk I. Verzameling en vervoer
Afdeling 1. Voertuigen en recipiënten
1
Vanaf het in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 genoemde beginpunt in de productieketen moeten dierlijke bijproducten en afgeleide producten worden verzameld en vervoerd in gesloten nieuwe verpakkingen of afgedekte lekvrije recipiënten of voertuigen.
2
Voertuigen en recipiënten die opnieuw gebruikt kunnen worden en alle opnieuw te gebruiken uitrusting of apparatuur die in contact komen met andere dierlijke bijproducten of afgeleide producten dan afgeleide producten die in de handel worden gebracht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 767/2009 en die worden opgeslagen en vervoerd overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005, moeten schoon worden gehouden.
Tenzij zij bestemd zijn voor het vervoeren van bijzondere dierlijke bijproducten of afgeleide producten op zodanige wijze dat er geen gevaar voor versleping bestaat, moeten zij met name:
- a)
schoon en droog zijn voor gebruik, en
- b)
voor zover nodig na elk gebruik gereinigd, gespoeld en/of ontsmet te worden om versleping te voorkomen.
3
Recipiënten die opnieuw gebruikt kunnen worden, moeten specifiek bestemd worden voor het vervoer van een bepaald dierlijk bijproduct of afgeleid product, voor zover dat nodig is om versleping te voorkomen.
Recipiënten die opnieuw kunnen worden gebruikt, mogen evenwel worden gebruikt, mits de bevoegde autoriteit voor dat gebruik toestemming heeft verleend:
- a)
voor het vervoeren van verschillende dierlijke bijproducten of afgeleide producten, mits zij na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet zodat versleping wordt voorkomen;
- b)
voor het vervoer van de in artikel 10, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde dierlijke bijproducten of afgeleide producten na het gebruik ervan voor het vervoer van voor menselijke consumptie bestemde producten, onder omstandigheden die versleping voorkomen.
4
Verpakkingsmateriaal moet overeenkomstig de wetgeving van de Unie worden verwijderd door verbranding of volgens een andere methode.
Afdeling 2. Temperatuuromstandigheden
1
Dierlijke bijproducten die bestemd zijn voor de productie van voedermiddelen of rauw voeder voor gezelschapsdieren moeten tijdens het vervoer op een geschikte temperatuur worden gehouden om alle mogelijke risico's voor de diergezondheid en de volksgezondheid te voorkomen; in het geval van dierlijke bijproducten op basis van vlees en vleesproducten die bestemd zijn voor andere gebruiksdoelen dan menselijke consumptie, is dit bij een maximumtemperatuur van 7 °C, tenzij de bijproducten als voeder worden gebruikt overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk I.
2
Onverwerkt categorie 3-materiaal dat bestemd is voor de productie van voedermiddelen of voeders voor gezelschapsdieren moet gekoeld, ingevroren of na inkuiling vervoerd en opgeslagen worden, tenzij het:
- a)
wordt verwerkt binnen 24 uur nadat het is verzameld of nadat het uit de koel- of vriesruimte is gehaald, indien het daaropvolgende vervoer plaatsvindt met een vervoermiddel waarin de opslagtemperatuur gehandhaafd blijft;
- b)
in het geval van melk, melkproducten of melkderivaten die geen van de in bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 4, deel I, genoemde behandelingen hebben ondergaan, in geïsoleerde gekoelde recipiënten wordt vervoerd, tenzij de risico's op andere manieren kunnen worden beperkt door de kenmerken van het materiaal.
3
De koelwagens die voor het vervoer gebruikt worden, moeten zo ontworpen zijn dat gedurende de gehele vervoerperiode de temperatuur op een geschikt niveau kan worden gehandhaafd en dat de temperatuur kan worden gecontroleerd.
Afdeling 3. Afwijking voor het verzamelen en vervoeren van categorie 3-materiaal dat bestaat uit melk, melkproducten en melkderivaten
Afdeling 1 is niet van toepassing op het verzamelen en vervoeren van categorie 3-materiaal dat bestaat uit melk, melkproducten en melkderivaten door exploitanten van melkverwerkingsinrichtingen die zijn erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004, wanneer zij producten ontvangen die zij tevoren hadden geleverd en die naar hen worden teruggezonden, met name door hun afnemers.
Afdeling 4. Afwijking voor het verzamelen en vervoeren van mest
In afwijking van afdeling 1 mag de bevoegde autoriteit het verzamelen en vervoeren van mest tussen twee plaatsen op hetzelfde agrarische bedrijf of tussen landbouwers en gebruikers in dezelfde lidstaat toestaan onder andere voorwaarden die garanderen dat er geen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid zijn.
Hoofdstuk II. Identificatie
1
Alle nodige maatregelen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat:
- a)
zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten identificeerbaar zijn en tijdens het verzamelen op de plaats van oorsprong van de dierlijke bijproducten alsook tijdens het vervoer gescheiden en identificeerbaar blijven;
- b)
een merkstof voor de identificatie van dierlijke bijproducten en afgeleide producten van een specifieke categorie alleen wordt gebruikt voor de categorie waarvoor het gebruik daarvan krachtens deze verordening wordt voorgeschreven, of overeenkomstig punt 4 wordt vastgesteld;
- c)
zendingen dierlijke bijproducten en afgeleide producten van een lidstaat naar een andere lidstaat worden verzonden in verpakkingen, recipiënten of voertuigen die als volgt duidelijk zichtbaar en, op zijn minst voor de duur van het vervoer, met een onuitwisbare kleurcode gemarkeerd zijn om de in deze verordening bedoelde informatie op het oppervlak of een deel van het oppervlak van een verpakking, recipiënt of voertuig dan wel op een daarop aangebracht etiket of symbool aan te geven:
- i)
voor categorie 1-materiaal, met de kleur zwart;
- ii)
voor categorie 2-materiaal (met uitzondering van mest en de inhoud van het maag-darmkanaal), met de kleur geel;
- iii)
voor categorie 3-materiaal, met de kleur groen met een hoog gehalte aan blauw om ervoor te zorgen dat zij duidelijk kan worden onderscheiden van de andere kleuren;
- iv)
voor ingevoerde zendingen, met de kleur die voor het respectieve materiaal in de punten i), ii) en iii) wordt genoemd, vanaf het moment waarop de zending voorbij de grensinspectiepost van eerste binnenkomst in de Unie is gekomen.
2
Tijdens het vervoer en de opslag moet op de verpakking, de recipiënt of het voertuig een etiket worden aangebracht waarop:
- a)
duidelijk de categorie dierlijke bijproducten of afgeleide producten wordt aangegeven, en
- b)
de volgende woorden zijn afgedrukt, zodanig dat deze op de verpakking, de recipiënt of het voertuig, naargelang het geval, zichtbaar en leesbaar zijn:
- i)
voor categorie 3-materiaal: ‘Niet voor menselijke consumptie’;
- ii)
voor categorie 2-materiaal (met uitzondering van mest en de inhoud van het maag-darmkanaal), en van categorie 2-materiaal afgeleide producten: ‘Niet voor dierlijke consumptie’; indien categorie 2-materiaal echter bestemd is voor het voederen van dieren, als bedoeld in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 onder de in of krachtens dat artikel vastgestelde voorwaarden, moet op het etiket worden aangegeven: ‘Voeder voor …’, gevolgd door de naam van de specifieke diersoorten voor het voederen waarvan het materiaal bestemd is;
- iii)
voor categorie 1-materiaal en van categorie 1-materiaal afgeleide producten, indien bestemd voor:
- —
verwijdering: ‘Uitsluitend geschikt voor verwijdering’;
- —
de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren: ‘Uitsluitend geschikt voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren’;
- —
de vervaardiging van een in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoeld afgeleid product: ‘Uitsluitend geschikt voor de vervaardiging van afgeleide producten. Niet geschikt voor menselijke of dierlijke consumptie, noch voor gebruik op het land’;
- iv)
voor melk, melkproducten, melkderivaten, biest en biestproducten: ‘Niet voor menselijke consumptie’;
- v)
voor gelatine die is geproduceerd op basis van categorie 3-materiaal: ‘Gelatine geschikt voor diervoeding’;
- vi)
voor collageen die is geproduceerd van categorie 3-materiaal: ‘Collageen geschikt voor diervoeding’;
- vii)
voor rauw voeder voor gezelschapsdieren: ‘Voeder uitsluitend voor gezelschapsdieren. Verwijderd houden van levensmiddelen. Handen wassen en gereedschap, gebruiksvoorwerpen en oppervlakken reinigen na het hanteren van dit product’;
- viii)
voor vis en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn als visvoer en vóór hun verzending behandeld en verpakt worden, de duidelijke en leesbare vermelding van de naam en het adres van de diervoederfabriek van oorsprong, en:
- —
voor vismeel afkomstig van wilde vis, de woorden ‘Bevat uitsluitend vismeel van wilde vis — geschikt voor vervoedering aan alle soorten gekweekte vis’;
- —
voor vismeel afkomstig van gekweekte vis, de woorden ‘Bevat uitsluitend vismeel van gekweekte vis van de soorten […] — uitsluitend geschikt voor vervoedering aan andere soorten gekweekte vis’;
- —
voor vismeel afkomstig van wilde en gekweekte vis, de woorden ‘Bevat vismeel van wilde en gekweekte vis van de soorten […] — uitsluitend geschikt voor vervoedering aan andere soorten gekweekte vis’;
- ix)
voor bloedproducten van paardachtigen die bestemd zijn voor andere doeleinden dan vervoedering: ‘Bloed en bloedproducten van paardachtigen. Niet voor menselijke of dierlijke consumptie’;
- x)
voor horens, hoeven en ander materiaal voor de productie van organische meststoffen en bodemverbeteraars als bedoeld in bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 12: ‘Niet voor menselijke of dierlijke consumptie’;
- xi)
voor organische meststoffen en bodemverbeteraars: ‘Organische meststoffen of bodemverbeteraars — landbouwhuisdieren niet laten grazen en gewassen niet als groenvoer gebruiken binnen 21 dagen na gebruik’;
- xii)
voor materiaal dat wordt gebruikt als voeder overeenkomstig bijlage VI hoofdstuk II, afdeling 1, de naam en het adres van het verzamelcentrum, alsmede de vermelding ‘Niet voor menselijke consumptie’;
- xiii)
voor mest en de inhoud van het maag-darmkanaal: ‘Mest’;
- xiv)
voor tussenproducten, op de buitenverpakking: ‘Uitsluitend geschikt voor geneesmiddelen/geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik/medische hulpmiddelen/actieve implanteerbare medische hulpmiddelen/medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek/laboratoriumreagentia’;
- xv)
voor voor onderzoek en diagnose bestemde monsters: ‘Voor onderzoek en diagnose’, in plaats van de onder a) vastgestelde tekst;
- xvi)
voor handelsmonsters: ‘Handelsmonster niet voor menselijke consumptie’, in plaats van de onder a) vastgestelde tekst;
- xvii)
voor demonstratiemateriaal: ‘Demonstratiemateriaal niet voor menselijke consumptie’, in plaats van de onder a) vastgestelde tekst;
- xviii)
voor visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen als bedoeld in bijlage XIII, hoofdstuk XIII, de vermelding ‘Visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen’, in plaats van de onder a) vastgestelde tekst;
- xix)
voor mest die de in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder I, beschreven kalkbehandeling heeft ondergaan, de vermelding ‘mengsel van mest en kalk’;
- xx)
voor verwerkte mest die de in bijlage XI, hoofdstuk I, afdeling 2, onder b) en c), beschreven behandeling heeft ondergaan, de vermelding ‘verwerkte mest’;
- xxi)
voor materialen voor zuivering als bedoeld in bijlage VIII, hoofdstuk VII, de woorden ‘Materialen bestemd voor zuivering. Niet geschikt om in de handel te worden gebracht’.
- c)
Het onder b) xi) bedoelde etiket is echter niet vereist voor de volgende organische meststoffen en bodemverbeteraars:
- i)
in voorverpakte verpakkingen met een gewicht van maximaal 50 kg die bestemd zijn voor gebruik door de eindgebruiker, of
- ii)
in bigbags met een maximumgewicht van 1 000 kg, mits:
- —
zij zijn toegestaan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de organische meststof of bodemverbeteraar op het land zal worden uitgereden;
- —
op die bigbags is aangegeven dat zij niet mogen worden gebruikt op land waartoe landbouwhuisdieren toegang hebben.
3
De lidstaten mogen systemen opzetten of voorschriften vaststellen voor de kleurcodering van verpakkingen, recipiënten of voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten die van hun grondgebied afkomstig zijn en op hun grondgebied blijven, mits die systemen of voorschriften niet leiden tot verwarring met het in punt 1, onder c), bedoelde kleurcoderingssysteem.
4
De lidstaten kunnen systemen opzetten of voorschriften vaststellen voor het merken van dierlijke bijproducten die van hun grondgebied afkomstig zijn en op hun grondgebied blijven, mits die systemen of voorschriften niet in strijd zijn met de in hoofdstuk V van deze bijlage vastgestelde voorschriften voor het merken van afgeleide producten.
5
In afwijking van de punten 3 en 4 kunnen de lidstaten gebruikmaken van de in die punten bedoelde systemen of voorschriften voor dierlijke bijproducten die van hun grondgebied afkomstig zijn maar niet bedoeld zijn om op hun grondgebied te blijven, als de lidstaat of het derde land van bestemming zijn instemming heeft betuigd.
6
Hierbij geldt echter het volgende:
- a)
de punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op de identificatie van categorie 3-materiaal dat bestaat uit melk, melkproducten en melkderivaten door exploitanten van melkverwerkingsinrichtingen die zijn erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004, wanneer zij producten ontvangen die zij tevoren hadden geleverd en die naar hen worden teruggezonden, met name door hun afnemers;
- b)
de bevoegde autoriteit mag, in afwijking van de punten 1 en 2, toestaan dat mest die wordt vervoerd tussen twee plaatsen op hetzelfde agrarische bedrijf of tussen agrarische bedrijven en gebruikers in dezelfde lidstaat, op een andere wijze wordt geïdentificeerd;
- c)
mengvoeders als gedefinieerd in artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 767/2009 die vervaardigd zijn op basis van dierlijke bijproducten of afgeleide producten en die als voeder worden verpakt en in de handel gebracht worden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 767/2009 hoeven niet geïdentificeerd te worden overeenkomstig punt 1 en hoeven geen etiket te krijgen overeenkomstig punt 2.
Hoofdstuk III. Handelsdocumenten en gezondheidscertificaten
1
Tijdens het vervoer moeten de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten vergezeld gaan van een handelsdocument dat is opgesteld overeenkomstig het in dit hoofdstuk vastgestelde model of, wanneer deze verordening dat voorschrijft, een gezondheidscertificaat.
Een dergelijk document of certificaat is evenwel niet vereist indien:
- a)
afgeleide producten van categorie 3-materiaal en organische meststoffen en bodemverbeteraars binnen dezelfde lidstaat door detailhandelaars worden geleverd aan eindgebruikers die geen exploitant zijn;
- b)
melk, melkproducten en melkderivaten van categorie 3 worden verzameld en teruggezonden naar exploitanten van melkverwerkingsinrichtingen, die erkend zijn overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004, indien die exploitanten producten van met name hun afnemers ontvangen die zij tevoren hadden geleverd;
- c)
2
Het handelsdocument moet ten minste in drievoud worden opgemaakt (een origineel en twee afschriften). Het origineel gaat samen met de zending naar de eindbestemming. De ontvanger moet het bewaren. De producent en de vervoerder bewaren ieder een afschrift.
De lidstaten kunnen eisen dat bewijs wordt geleverd dat de zendingen zijn aangekomen, via het Traces-systeem of met een vierde exemplaar van het handelsdocument dat door de ontvanger naar de producent wordt teruggezonden.
3
Gezondheidscertificaten moeten door de bevoegde autoriteit afgegeven en ondertekend worden.
4
Dierlijke bijproducten en afgeleide producten moeten vanaf het in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 genoemde beginpunt van de productieketen tijdens het vervoer in de Europese Unie vergezeld gaan van een handelsdocument dat is opgesteld overeenkomstig het in punt 6 vastgestelde model.
In aanvulling op de toestemming om de informatie bekend te maken via een alternatief systeem als bedoeld in artikel 21, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 kan de bevoegde autoriteit ook toestaan dat op haar grondgebied vervoerde dierlijke bijproducten en afgeleide producten vergezeld gaan van:
- a)
een ander handelsdocument, in papieren of in elektronische vorm, op voorwaarde dat een dergelijk handelsdocument de in opmerking f) van punt 6 van dit hoofdstuk bedoelde informatie bevat;
- b)
een handelsdocument waarin de hoeveelheid van het materiaal is uitgedrukt als het gewicht of volume van het materiaal of als het aantal verpakkingen.
5
Registers en aanverwante handelsdocumenten of gezondheidscertificaten worden ten minste twee jaar bewaard, zodat zij aan de bevoegde autoriteit kunnen worden overgelegd.
6
Model voor een handelsdocument
Opmerkingen
- a)
Handelsdocumenten worden overeenkomstig het model in dit hoofdstuk opgesteld.
Op elk document worden, in de in het model aangegeven volgorde, de verklaringen opgenomen die voor het vervoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten zijn vereist.
- b)
Het wordt opgesteld in een van de officiële talen van de lidstaat van oorsprong en, zo nodig, van de lidstaat van bestemming.
Het mag echter ook in andere officiële talen van de Unie worden opgesteld, indien het vergezeld is van een officiële vertaling of indien dit vooraf met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming is overeengekomen.
- c)
Het originele exemplaar van elk handelsdocument bestaat uit één tweezijdig blad of, indien nodig, een formulier waarvan alle bladen duidelijk één ondeelbaar geheel vormen.
- d)
Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending extra bladen aan het handelsdocument worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele document en wordt op elk blad de handtekening van de voor de zending verantwoordelijke persoon geplaatst.
- e)
Indien het handelsdocument, inclusief de onder d) bedoelde extra bladen, meer dan één bladzijde beslaat, wordt elke bladzijde onderaan genummerd — (bladzijdenummer) van (totaal aantal bladzijden) — en wordt elke bladzijde bovenaan voorzien van het codenummer van het document dat door de verantwoordelijke persoon is toegekend.
- f)
Het originele exemplaar van het handelsdocument wordt ingevuld en ondertekend door de verantwoordelijke persoon.
Op het handelsdocument moeten de volgende gegevens worden vermeld:
- i)
de datum waarop het materiaal op het bedrijf is verzameld;
- ii)
een omschrijving van het materiaal, met inbegrip van:
- —
de identificatie van het materiaal op basis van de in de artikelen 8, 9 en 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 genoemde categorieën;
- —
de diersoort en een specifieke verwijzing naar het toepasselijke punt in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 in geval van categorie 3-materiaal en daarvan afgeleide producten die voor vervoedering bestemd zijn, en
- —
indien van toepassing, het oormerknummer van het dier;
- iii)
de hoeveelheid materiaal, uitgedrukt in volume, gewicht of aantal verpakkingen;
- iv)
de naam en het adres van de inrichting of het bedrijf van oorsprong van het materiaal en het erkennings- of registratienummer ervan dat is toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1069/2009 dan wel Verordening (EG) nr. 852/2004(1), (EG) nr. 853/2004(2) of (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad (3), naargelang het geval, en de aard en de methode van de behandeling;
- v)
de naam, het adres en het registratienummer van de vervoerder van het materiaal;
- vi)
de naam en het adres van de inrichting of het bedrijf van bestemming en het registratie- of erkenningsnummer ervan dat is toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1069/2009 dan wel Verordening (EG) nr. 852/2004 of (EG) nr. 183/2005, naargelang het geval;
- vii)
in het geval van vervoer in containers, het volledige identificatienummer van de container (‘BIC-code’), afgegeven overeenkomstig de eisen van het Bureau International des Containers et du Transport Intermodal (internationaal bureau voor containers en intermodaal transport (4);
- viii)
in het geval van uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten en producten die verwerkte dierlijke eiwitten bevatten zoals bedoeld in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001, de lidstaat van vertrek en de in Beschikking 2009/821/EG van de Commissie (5) bedoelde grensinspectiepost van vertrek.
- g)
De kleur van de handtekening van de verantwoordelijke persoon moet verschillen van die van de gedrukte tekst.
- h)
Het referentienummer van het document en het lokale referentienummer worden voor dezelfde zending slechts één keer toegekend.
- i)
De in artikel 48, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de plaats van bestemming, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong binnen 15 werkdagen na ontvangst van de in artikel 48, lid 3, eerste alinea, van die verordening bedoelde informatie via Traces in kennis van de aankomst van de zending.
Handelsdocument
Voor het vervoer van niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten binnen de Europese Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009
7. Model voor een gezondheidscertificaat
Modelgezondheidscertificaat voor de verplaatsing van dierlijke bijproducten vanuit beperkingszones die zijn ingesteld met het oog op de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten
Dierlijke bijproducten vanuit beperkingszones die zijn ingesteld met het oog op de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten
Hoofdstuk IV. Administratie
Afdeling 1. Algemene bepalingen
1
De in artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde administratie voor andere dierlijke bijproducten en afgeleide producten dan de in artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 767/2009 gedefinieerde, van dierlijke bijproducten of afgeleide producten vervaardigde mengvoeders die in de handel worden gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 767/2009, moet bestaan uit:
- a)
een omschrijving van:
- i)
de diersoort in geval van categorie 3-materiaal en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor gebruik als voedermiddelen, en, indien van toepassing, in het geval van hele karkassen en koppen, het oormerknummer;
- ii)
de hoeveelheid materiaal;
- b)
voor de administratie die bijgehouden wordt door een persoon die dierlijke bijproducten of afgeleide producten verzendt, de volgende informatie:
- i)
de datum waarop het materiaal op het bedrijf is verzameld;
- ii)
de naam en het adres van de vervoerder en van de ontvanger en, indien van toepassing, hun erkennings- of registratienummer;
- c)
voor de administratie die bijgehouden wordt door een persoon die dierlijke bijproducten of afgeleide producten vervoert, de volgende informatie:
- i)
de datum waarop het materiaal op het bedrijf is verzameld;
- ii)
de plaats van oorsprong van het materiaal, vanwaar het materiaal wordt verzonden;
- iii)
de naam en adres van de ontvanger en, indien van toepassing, zijn erkennings- of registratienummer;
- d)
voor de administratie die bijgehouden wordt door een persoon die dierlijke bijproducten of afgeleide producten ontvangt, de volgende informatie:
- i)
de datum van ontvangst van het materiaal;
- ii)
de plaats van oorsprong van het materiaal, vanwaar het materiaal wordt verzonden;
- iii)
naam en adres van de vervoerder.
2
In afwijking van punt 1 zijn exploitanten niet verplicht de in punt 1, onder a), b) i), c) i) en iii), en d) ii) en iii), bedoelde gegevens afzonderlijk bij te houden, indien zij een kopie van het in hoofdstuk III vastgestelde handelsdocument voor iedere zending bewaren en deze gegevens ter beschikking stellen in samenhang met de andere gegevens die krachtens punt 1 vereist zijn.
3
Exploitanten van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties houden een administratie bij van de hoeveelheden en de categorie dierlijke bijproducten en afgeleide producten die zijn verbrand of meeverbrand, naargelang van het geval, en de datum waarop die activiteiten zijn uitgevoerd.
Afdeling 2. Aanvullende eisen in geval van gebruik voor bijzondere vervoederingsdoeleinden
Naast de overeenkomstig afdeling 1 te registreren gegevens houden exploitanten ook de volgende gegevens in verband met het desbetreffende materiaal bij, indien dierlijke bijproducten worden gebruikt voor bijzondere vervoederingsdoeleinden overeenkomstig bijlage VI, hoofdstuk II:
- 1.
voor eindgebruikers, de hoeveelheid die is gebruikt, de dieren waarvoor het bestemd is en de datum van gebruik;
- 2.
voor verzamelcentra:
- i)
de gehanteerde of behandelde hoeveelheid overeenkomstig bijlage VI, hoofdstuk I, afdeling 1, punt 4;
- ii)
de naam en het adres van elke eindgebruiker die het materiaal gebruikt;
- iii)
de bedrijfsruimten waarnaar het materiaal voor gebruik gebracht is;
- iv)
de verzonden hoeveelheid, en
- v)
de datum van verzending van het materiaal.
Afdeling 3. Eisen voor bepaalde pelsdieren
De exploitant van het in bijlage II, hoofdstuk I, bedoelde landbouwbedrijf houdt een administratie bij die ten minste het volgende omvat:
- a)
het aantal pelzen en karkassen van dieren die met materialen afkomstig van dezelfde soort zijn gevoederd, en
- b)
elke zending, teneinde de traceerbaarheid van het materiaal te waarborgen.
Afdeling 4. Eisen voor het uitrijden van bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars
De persoon die verantwoordelijk is voor land waarop andere organische meststoffen en bodemverbeteraars worden uitgereden dan de in bijlage II, hoofdstuk II, tweede alinea, bedoelde materialen, en waartoe landbouwhuisdieren toegang hebben of dat voor vervoederingsdoeleinden voor landbouwhuisdieren wordt gemaaid, houdt gedurende ten minste twee jaar een administratie bij van:
- 1.
de hoeveelheden gebruikte organische meststoffen en bodemverbeteraars;
- 2.
de datum waarop en de plaatsen waar de organische meststoffen en bodemverbeteraars op het land zijn uitgereden;
- 3.
de data waarop het land mocht worden begrazen of waarop het land voor de productie van groenvoer voor diervoeder mocht worden gemaaid na het uitrijden van de organische meststof of bodemverbeteraar.
Afdeling 5. Eisen voor dierlijke bijproducten van waterdieren en vervoedering aan vissen
Verwerkingsbedrijven die vismeel of andere voeders afkomstig van waterdieren produceren, moeten de volgende gegevens bijhouden:
- a)
de dagelijks geproduceerde hoeveelheden;
- b)
de diersoorten van oorsprong en of de waterdieren in het wild gevangen of in aquacultuur gekweekt zijn.
- c)
voor vismeel afkomstig van gekweekte vis dat bestemd is voor vervoedering aan gekweekte vis van een andere soort, de wetenschappelijke naam van de diersoort van oorsprong.
Afdeling 6. Eisen voor verbranding en begraving van dierlijke bijproducten
In geval van verbranding of begraving van dierlijke bijproducten overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 houdt de voor die verbranding of begraving verantwoordelijke persoon een administratie bij van:
- a)
de hoeveelheden, categorieën en soorten dierlijke bijproducten die worden verbrand of begraven;
- b)
de datum en plaats van verbranding en begraving.
Afdeling 7. Eisen voor fotografische gelatine
Exploitanten van de in bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 11, erkende fotografische fabrieken houden een administratie bij van de aankoop en het gebruik van fotografische gelatine en de verwijdering van overschotten en restanten daarvan.
Hoofdstuk V. Merken van bepaalde afgeleide producten
1
In verwerkingsbedrijven voor de verwerking van categorie 1- of categorie 2-materiaal worden afgeleide producten op zodanige wijze permanent gemerkt met glyceroltriheptanoaat (GTH) dat:
- a)
GTH wordt toegevoegd aan afgeleide producten die een voorafgaande sanerende warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 80 °C hebben ondergaan en daarna tegen herverontreiniging beschermd blijven;
- b)
alle afgeleide producten, homogeen in de stof verdeeld, een minimumconcentratie van ten minste 250 mg GTH per kg vet bevatten.
2
De exploitanten van de in punt 1 bedoelde verwerkingsbedrijven beschikken over een systeem voor de monitoring en registratie van parameters op basis waarvan zij aan de bevoegde autoriteit kunnen aantonen dat de vereiste homogene minimumconcentratie van GTH wordt bereikt.
Dat monitoring- en registratiesysteem omvat de bepaling van het gehalte aan intact GTH als triglyceride in een gereinigd petroleumether 40–70-extract van GTH uit met regelmatige tussenpozen genomen monsters.
3
Het merken met GTH is niet vereist voor:
- a)
vloeibare afgeleide producten die bestemd zijn voor biogas- of composteerinstallaties;
- b)
afgeleide producten die gebruikt worden om pelsdieren te voederen overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk I;
- c)
biodiesel geproduceerd overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder D;
- d)
overeenkomstig artikel 12, onder a) ii) en b) ii), artikel 13, onder a) ii) en b) ii), en artikel 16, onder e), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 verkregen afgeleide producten, indien deze producten:
- i)
via een gesloten transportsysteem dat niet overgeslagen kan worden en dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd, uit het verwerkingsbedrijf worden vervoerd voor:
- —
onmiddellijke directe verbranding of meeverbranding;
- —
onmiddellijk gebruik volgens een voor dierlijke bijproducten van categorie 1 en 2 goedgekeurde methode overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk IV, of
- ii)
bestemd zijn voor onderzoek en andere specifieke doeleinden als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1069/2009, na toestemming door de bevoegde autoriteit;
- e)
hernieuwbare brandstoffen die zijn geproduceerd uit gesmolten vet, afkomstig van categorie 1- en categorie 2- materiaal, zoals bepaald in bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2, onder J en L.
Hoofdstuk VI. Vervoer van dode gezelschapsdieren
De voorwaarden van artikel 48, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 betreffende voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming en het gebruik van Traces, zijn niet van toepassing op het vervoer van dode gezelschapsdieren met het oog op verbranding in een inrichting of bedrijf in het grensgebied van een aangrenzende lidstaat, indien de lidstaten een bilaterale overeenkomst sluiten over de voorwaarden voor dat vervoer.
Hoofdstuk VII. Vervoer van visolie en vismeel die voor de productie van voedermateriaal bestemd zijn, naar een zuiveringsbedrijf
1
Exploitanten die van plan zijn visolie en vismeel van categorie 3-materiaal bestemd voor de productie van diervoeder vanuit een erkend bedrijf voor de productie van vismeel en visolie te vervoeren naar een diervoederbedrijf dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 is geregistreerd of erkend en overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 183/2005 in een andere lidstaat is erkend voor zuivering overeenkomstig de in Verordening (EU) 2015/786 bedoelde procedés, dienen bij de bevoegde autoriteit op de plaats van bestemming een aanvraag in tot aanvaarding van de zending.
Voor de aanvraag wordt het standaardformaat voor aanvragen om toestemming gebruikt dat in bijlage XVI, hoofdstuk III, afdeling 10, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 is vastgelegd.
2
De in punt 1 bedoelde bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming stelt de exploitant in kennis van haar besluit over de zending door de in punt 1, tweede alinea, bedoelde aanvraag dienovereenkomstig ingevuld aan hem terug te sturen.
3
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming via het Traces-systeem als bedoeld in Beschikking 2004/292/EG in kennis van elke verzonden zending.
4
De punten 1 tot en met 3 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op visolie en vismeel van categorie 3-materiaal die voor de productie van voedermateriaal in de handel zijn gebracht en waarbij bij officiële controles een te hoog gehalte dioxinen en/of polychloorbifenylen (pcb’s) is vastgesteld.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1).
Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Commissie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1).