Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
Bijlage II Beperkingen op het gebruik van dierlijke bijproducten
Geldend
Geldend vanaf 19-08-2011
- Bronpublicatie:
29-07-2011, PbEU 2011, L 198 (uitgifte: 30-07-2011, regelingnummer: 749/2011)
- Inwerkingtreding
19-08-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-07-2011, PbEU 2011, L 198 (uitgifte: 30-07-2011, regelingnummer: 749/2011)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Hoofdstuk I. Hergebruik van pelsdieren binnen dezelfde soort
1
In Estland, Letland en Finland mogen de volgende pelsdieren gevoederd worden met vleesbeendermeel of met andere producten die verwerkt zijn overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk III, en die afgeleid zijn van kadavers of gedeelten daarvan van dieren van dezelfde soort:
- a)
vossen (Vulpes vulpes en Alopex lagopus);
- b)
wasbeerhonden (Nycteroites procynides).
2
In Estland en Letland mogen pelsdieren van de Amerikaanse nerts (Mustela vison) gevoederd worden met vleesbeendermeel of met andere producten die verwerkt zijn overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk III, en die afgeleid zijn van kadavers of gedeelten daarvan van dieren van dezelfde soort.
3
Het voederen als bedoeld in de punten 1 en 2 is onderworpen aan de volgende voorwaarden:
- a)
het voederen mag uitsluitend plaatsvinden op bedrijven:
- i)
die door de bevoegde autoriteit geregistreerd zijn op grond van een aanvraag waarbij documentatie wordt verstrekt waaruit blijkt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat in de populatie van de diersoort waarop de aanvraag betrekking heeft, TSE-verwekkers aanwezig zijn;
- ii)
waar een adequaat bewakingssysteem voor TSE's bij pelsdieren met regelmatige laboratoriumtests van monsters op TSE's wordt toegepast;
- iii)
dat passende garanties biedt dat de dierlijke bijproducten, het vleesbeendermeel en alle andere producten die overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk III, zijn verwerkt en die van die dieren of hun nageslacht zijn afgeleid, niet in de voedselketen of de voederketen van andere dieren dan pelsdieren komen;
- iv)
dat voor zover bekend geen contacten heeft gehad met een bedrijf waar een TSE-uitbraak vermoed wordt of bevestigd is;
- v)
waarvan de exploitant ervoor zorgt dat:
- —
pelsdierkarkassen die bestemd zijn voor het voederen van dieren van dezelfde soort gescheiden van niet voor dat doel toegelaten karkassen worden behandeld en verwerkt;
- —
pelsdieren die gevoederd worden met vleesbeendermeel of andere producten die overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk III, verwerkt zijn en die afgeleid zijn van dieren van dezelfde soort gescheiden worden gehouden van dieren die niet gevoederd worden met producten die afkomstig zijn van dieren van dezelfde soort;
- —
het bedrijf de eisen van bijlage VI, hoofdstuk II, afdeling 1, punt 2, en bijlage VIII, hoofdstuk II, punt 2, onder b) ii), naleeft.
- b)
de exploitant van het bedrijf ziet erop toe dat vleesbeendermeel en andere producten die afkomstig zijn van één soort en bestemd zijn voor vervoedering aan dezelfde soort:
- i)
verwerkt zijn in een verwerkingsbedrijf dat overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is erkend, uitsluitend door toepassing van een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 5 of verwerkingsmethode 7, als beschreven in bijlage IV, hoofdstuk III, bij deze verordening;
- ii)
vervaardigd zijn van gezonde dieren die voor de pelsproductie zijn gedood.
- c)
in geval van een bekend of vermoed contact met een bedrijf waar een TSE-uitbraak vermoed wordt of bevestigd is, moet de exploitant van het bedrijf onmiddellijk:
- i)
de bevoegde autoriteit van dat contact in kennis stellen;
- ii)
de verzending van pelsdieren naar ongeacht welke bestemming zonder schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit staken.
Hoofdstuk II. Voederen van landbouwhuisdieren met groenvoer
Voor het laten grazen van landbouwhuisdieren op land, of het voederen ervan met groenvoer afkomstig van dat land, waarop organische meststoffen en bodemverbeteraars gebruikt zijn, gelden de volgende voorwaarden:
- a)
de wachttijd van ten minste 21 dagen als genoemd in artikel 11, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 moet in acht zijn genomen;
- b)
er zijn uitsluitend organische meststoffen en bodemverbeteraars gebruikt die in overeenstemming zijn met artikel 32, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en met bijlage XI, hoofdstuk II, bij deze verordening.
Die voorwaarden zijn echter niet van toepassing indien uitsluitend de volgende organische meststoffen of bodemverbeteraars op het land gebruikt zijn:
- a)
mest en guano;
- b)
inhoud van het maag-darmkanaal, melk, melkproducten, melkderivaten, biest en biestproducten, waarvan de bevoegde autoriteit meent dat zij geen risico op verspreiding van een ernstige dierziekte inhouden.