Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
Bijlage XI Organische meststoffen en bodemverbeteraars
Geldend
Geldend vanaf 28-11-2021
- Bronpublicatie:
05-11-2021, PbEU 2021, L 393 (uitgifte: 08-11-2021, regelingnummer: 2021/1925)
- Inwerkingtreding
28-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-2021, PbEU 2021, L 393 (uitgifte: 08-11-2021, regelingnummer: 2021/1925)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Hoofdstuk I. Eisen voor niet-verwerkte mest, verwerkte mest en van verwerkte mest afgeleide producten
Afdeling 1. Niet-verwerkte mest
1
Handelsverkeer in niet-verwerkte mest van andere soorten dan pluimvee en paardachtigen tussen lidstaten is, naast instemming van de lidstaat van bestemming als bedoeld in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, onderworpen aan de volgende voorwaarden:
- a)
handelsverkeer in niet-verwerkte mest van andere soorten dan pluimvee en paardachtigen is verboden, tenzij deze mest:
- i)
afkomstig is uit een gebied waarvoor geen beperkingen gelden in verband met een ernstige overdraagbare ziekte, en
- ii)
bestemd is om, onder controle van de bevoegde autoriteit, te worden uitgereden op de gronden van eenzelfde agrarisch bedrijf, gelegen aan weerszijden van de grens tussen twee lidstaten;
- b)
de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming mag echter, met inachtneming van de herkomst van de mest, de bestemming van de mest en gezondheidsoverwegingen, specifieke toestemming verlenen om het volgende op haar grondgebied binnen te brengen:
- i)
mest bestemd voor:
- —
verwerking in een bedrijf voor de vervaardiging van afgeleide producten voor toepassingen buiten de voederketen, of
- —
omzetting in biogas of compost overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 en bijlage V bij deze verordening, met het oog op de vervaardiging van de in afdeling 2 van dit hoofdstuk bedoelde producten.
In dat geval houdt de bevoegde autoriteit bij het verlenen van de bedoelde toestemming rekening met de oorsprong van de mest, of
- ii)
mest die bestemd is om op een agrarisch bedrijf te worden uitgereden, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong zijn instemming met een dergelijk handelsverkeer heeft betuigd;
- c)
in de gevallen als bedoeld onder b) moet het begeleidend handelsdocument van de zending mest voorzien zijn van een gezondheidsverklaring volgens het in punt 3 beschreven model.
2
Handelsverkeer in niet-verwerkte mest van pluimvee tussen lidstaten is, naast instemming van de lidstaat van bestemming als bedoeld in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, onderworpen aan de volgende voorwaarden:
- a)
de mest moet afkomstig zijn uit een gebied waarvoor geen beperkingen gelden in verband met de ziekte van Newcastle of aviaire influenza;
- b)
bovendien mag niet-verwerkte mest die afkomstig is van tegen de ziekte van Newcastle ingeënte koppels, niet worden verzonden naar een gebied dat overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2009/158/EG is erkend als ‘gebied waar niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt’, en
- c)
het begeleidend handelsdocument van de zending mest moet voorzien zijn van een gezondheidsverklaring volgens het in punt 3 beschreven model.
3
Model van de gezondheidsverklaring die bij het handelsdocument moet worden gevoegd:
4
Onverwerkte mest van paardachtigen mag worden verhandeld tussen lidstaten, op voorwaarde dat de lidstaat van bestemming toestemming heeft gegeven voor het handelsverkeer als bedoeld in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en op voorwaarde dat de mest niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor veterinairrechtelijke beperkingen gelden in verband met kwade droes, vesiculaire stomatitis, miltvuur of rabiës overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2009/156/EG.
5
Overeenkomstig artikel 48, lid 1, onder c) ii), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming van exploitanten die niet-verwerkte mest uit een andere lidstaat verzenden, verlangen dat zij:
- a)
nadere informatie verstrekken over een voorgenomen verzending, zoals een nauwkeurige geografische aanduiding van de plaats waar de mest moet worden gelost, en
- b)
de mest opslaan voordat deze op het land wordt uitgereden.
6
De bevoegde autoriteit mag de verzending toestaan van mest die wordt vervoerd tussen twee plaatsen op hetzelfde agrarische bedrijf overeenkomstig de voorwaarden ter beheersing van eventuele gezondheidsrisico's, zoals verplichtingen voor de betrokken exploitanten om een adequate administratie bij te houden.
Afdeling 2. Guano van vleermuizen, verwerkte mest en afgeleide producten van verwerkte mest
Het in de handel brengen van guano van vleermuizen, verwerkte mest en afgeleide producten van verwerkte mest is onderworpen aan de voorwaarden van de volgende punten a) tot en met e). Voor guano van vleermuizen is tevens de instemming van de lidstaat van bestemming als bedoeld in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, vereist:
- a)
zij zijn afkomstig van een bedrijf voor afgeleide producten voor toepassingen buiten de voederketen, van een biogas- of composteerinstallatie of van een bedrijf voor de vervaardiging van organische meststoffen en bodemverbeteraars;
- b)
zij hebben een warmtebehandeling ondergaan waarbij gedurende ten minste 60 minuten een temperatuur van ten minste 70 °C is aangehouden en zij hebben een behandeling ondergaan waarbij sporenvormers en toxinevorming worden onderdrukt, wanneer deze als een relevant gevaar worden geïdentificeerd;
- c)
de bevoegde autoriteit mag echter het gebruik van andere gestandaardiseerde procesparameters dan de onder b) genoemde toestaan, mits de aanvrager bewijst dat dergelijke parameters ervoor zorgen dat de biologische risico's tot een minimum worden beperkt.
Dit bewijs omvat een validatie, die als volgt wordt uitgevoerd:
- i)
identificatie en analyse van mogelijke gevaren, waaronder het effect van het uitgangsmateriaal, gebaseerd op een volledige omschrijving van de verwerkingscondities, en een risicobeoordeling die evalueert hoe de specifieke verwerkingscondities in normale en atypische situaties in de praktijk worden bereikt;
- ii)
validatie van het voorgenomen proces
- ii-1)
door het meten van de vermindering van de levensvatbaarheid/infectiviteit van endogene indicatororganismen tijdens het proces, waarbij de indicator:
- —
consistent in hoge aantallen in de grondstof aanwezig is,
- —
niet minder hittebestendig voor de dodelijke aspecten van het behandelingsproces is, maar ook niet significant resistenter dan de ziekteverwekkers voor de bewaking waarvan hij wordt gebruikt,
- —
vrij gemakkelijk te kwantificeren en vrij gemakkelijk te identificeren en te bevestigen is, of
- ii-2)
door het meten van de vermindering van de levensvatbaarheid/infectiviteit, tijdens de behandeling, van een goed gekarakteriseerd testorganisme of -virus, dat in een geschikt testlichaam in de grondstoffen is gebracht;
- iii)
de in punt ii) bedoelde validatie moet bewijzen dat het proces de volgende algehele risicovermindering bereikt:
- —
voor warmte- en chemische processen een vermindering van Enterococcus faecalis met ten minste 5 log10 en een vermindering van de infectiviteitstiter van hittebestendige virussen zoals Parvovirus, wanneer zij als een relevant gevaar worden geïdentificeerd, met ten minste 3 log10,
- —
voor chemische processen ook een vermindering van resistente parasieten zoals eieren van Ascaris spp. met ten minste 99,9 % (3 log10) van de levensvatbare stadia;
- iv)
opstelling van een volledig controleprogramma, waaronder procedures voor de bewaking van het proces;
- v)
maatregelen voor de continue bewaking van en het continue toezicht op de in het controleprogramma vastgestelde relevante procesparameters bij het gebruik van de installatie.
Er worden dossiers met de bijzonderheden van de relevante in een installatie gebruikte procesparameters en van andere kritische controlepunten aangelegd en bijgehouden, zodat de eigenaar, exploitant of hun vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteit het functioneren van de installatie kunnen bewaken. Op verzoek moeten gegevens over een overeenkomstig dit punt toegestaan proces aan de Commissie worden verstrekt;
- d)
representatieve monsters van de mest, die tijdens of onmiddellijk na de verwerking in het bedrijf worden genomen om het proces te bewaken, moeten aan de volgende normen voldoen:
Escherichia coli: n = 5, c = 5, m = 0, M = 1 000 in 1 g,
of
Enterococcaceae: n = 5, c = 5, m = 0, M = 1 000 in 1 g,
en
representatieve monsters van de mest, die tijdens de opslag bij het productiebedrijf of de biogas- of composteerinstallatie of bij de uitslag van die mest uit de betrokken bedrijven worden genomen, moeten aan de volgende normen voldoen:
Salmonella: geen in 25 g: n = 5, c = 0, m = 0, M = 0,
waarbij:
n
=
aantal te testen monsters;
m
=
drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel monster groter dan m is;
M
=
maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer monsters gelijk aan of groter dan M is, en
c
=
aantal monsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige monsters niet groter dan m is.
Verwerkte mest en verwerkte producten uit mest die niet aan de in dit punt vermelde normen voldoen, worden als niet-verwerkt beschouwd;
- e)
zij moeten zo opgeslagen worden dat verontreiniging of secundaire besmetting en vochtigheid na behandeling tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten verwerkte mest en verwerkte producten uit mest:
- i)
opgeslagen worden in goed afgesloten en geïsoleerde silo's of adequate opslagloodsen, of
- ii)
opgeslagen worden in deugdelijk gesloten verpakkingen zoals plastic zakken of bigbags.
- f)
het in de handel brengen van insectenmest is onderworpen aan de voorwaarden van de punten a), b), d) en e), van deze afdeling.
Hoofdstuk II. Eisen voor bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars
Afdeling 1. Productievoorwaarden
1
Andere organische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest, de inhoud van maag-darmkanaal, compost, melk, melkproducten, melkderivaten, biest, biestproducten en gistingsresiduen van de omzetting van dierlijke bijproducten of afgeleide producten in biogas, worden vervaardigd:
- a)
door toepassing van methode 1 (sterilisatie onder druk) indien categorie 2-materiaal als grondstof wordt gebruikt;
- b)
door gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten, inclusief verwerkte dierlijke eiwitten die zijn geproduceerd overeenkomstig bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 1, onderdeel B, punt 1, onder b), ii), die uit categorie 3-materiaal zijn geproduceerd overeenkomstig bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 1, of materiaal dat een andere behandeling heeft ondergaan, indien dat materiaal overeenkomstig deze verordening als organische meststof en bodemverbeteraar mag worden gebruikt, of
- c)
door toepassing van een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 7 als bedoeld in bijlage IV, hoofdstuk III, indien als grondstof categorie 3-materiaal wordt gebruikt dat niet voor de productie van verwerkte dierlijke eiwitten wordt gebruikt.
2
Organische meststoffen en bodemverbeteraars die bestaan uit of vervaardigd zijn van vleesbeendermeel van categorie 2-materiaal of verwerkte dierlijke eiwitten, worden in een geregistreerde inrichting of geregistreerd bedrijf gemengd met een minimumhoeveelheid van een stof die toegestaan is door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het product op het land zal worden uitgereden, die voldoende is om het mengsel voor vervoederingsdoeleinden uit te sluiten.
3
De bevoegde autoriteit geeft toestemming voor de in punt 2 bedoelde stof op grond van de volgende criteria:
- a)
de stof bestaat uit kalk, mest, urine, compost of gistingsresiduen van de omzetting van dierlijke bijproducten in biogas of andere stoffen, zoals minerale meststoffen, die niet gebruikt worden in diervoeders en die het mengsel volgens goede landbouwpraktijken voor vervoederingsdoeleinden uitsluiten;
- b)
de stof wordt bepaald op grond van een beoordeling van het klimaat en de bodemgesteldheid voor het gebruik van het mengsel als meststof, op aanwijzingen dat de stof het mengsel onaantrekkelijk maakt voor dierlijke consumptie of anderszins doeltreffend uitsluit dat het product verkeerdelijk voor voederdoeleinden wordt gebruikt, en overeenkomstig de in de wetgeving van de Unie of, indien van toepassing, de nationale wetgeving vastgelegde eisen voor de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bescherming van de bodem en het grondwater.
De bevoegde autoriteit stelt op verzoek de lijst van de toegestane stoffen beschikbaar aan de Commissie en andere lidstaten.
4
De in punt 2 gestelde eisen zijn echter niet van toepassing:
- a)
op organische meststoffen en bodemverbeteraars in voorverpakte verpakkingen met een gewicht van maximaal 50 kg die bestemd zijn voor gebruik door de eindgebruiker, of
- b)
op organische meststoffen en bodemverbeteraars in bigbags met een maximumgewicht van 1 000 kg, indien op de verpakkingen of bigbags is aangegeven dat de producten niet mogen worden gebruikt op land waartoe landbouwhuisdieren toegang hebben, mits de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de organische meststof of bodemverbeteraar op het land zal worden uitgereden, op grond van een beoordeling van de waarschijnlijkheid dat de materialen terechtkomen bij agrarische bedrijven met landbouwhuisdieren of op land waartoe landbouwhuisdieren toegang hebben, het gebruik van die bigbags heeft toegestaan.
5
Producenten van organische meststoffen en bodemverbeteraars moeten waarborgen dat, voordat deze producten in de handel worden gebracht, ziekteverwekkers zijn vernietigd overeenkomstig:
- —
bijlage X, hoofdstuk I, indien het gaat om verwerkte dierlijke eiwitten of afgeleide producten van categorie 2- of categorie 3-materiaal;
- —
bijlage V, hoofdstuk III, afdeling 3, indien het compost en gistingsresiduen van de omzetting van dierlijke bijproducten of afgeleide producten in biogas betreft.
Afdeling 2. Opslag en vervoer
Na verwerking of omzetting worden organische meststoffen en bodemverbeteraars adequaat opgeslagen en vervoerd:
- a)
in bulk, onder de juiste omstandigheden die verontreiniging voorkomen;
- b)
verpakt of in bigbags, als het gaat om organische meststoffen of bodemverbeteraars voor de verkoop aan eindgebruikers, of
- c)
in het geval van opslag op het agrarische bedrijf, in een geschikte opslagruimte waar geen landbouwhuisdieren kunnen komen.
Afdeling 3. Vereisten voor de goedkeuring van inrichtingen of bedrijven
Om te worden erkend overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 zorgen de exploitanten ervoor dat de inrichtingen of bedrijven die activiteiten als bedoeld in afdeling 1, punt 1, uitvoeren, voldoen aan de vereisten van artikel 8 van deze verordening en:
- a)
beschikken over adequate voorzieningen voor de opslag van binnenkomende ingrediënten ter voorkoming van kruisbesmetting en verontreiniging tijdens de opslag;
- b)
ongebruikte dierlijke bijproducten of afgeleide producten verwijderen overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 1069/2009.