Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/346
Voldoende bewijs van ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’ cfm art. 6 WVW 1994.
HR 23-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:303
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 februari 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
- Zaaknummer
14/06301
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:303, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2694, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑07‑2015
- Wetingang
Art. 6 WVW 1994; art. 359 lid 1 en lid 3 Sv
Essentie
Voldoende bewijs van ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’ als bedoeld in art. 6 WVW 1994. Onder normale bezigheden als bedoeld in art. 6 WVW 1994 dienen te worden verstaan bezigheden die kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden of bezigheden die daarmee vergelijkbaar zijn (HR NJ 2001/162). Slachtoffer heeft door de aanrijding een scheur in zijn borstbeen opgelopen en heeft als gevolg daarvan een aantal weken geen vrijwilligerswerk — bestaande uit het als bestuurslid van twee musea en van de Stichting Studiecentrum ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.