Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/348
Beklag, beslag op tegoeden van bankrekeningen ten name van minderjarige klagers. Oordeel van de rechtbank dat hoewel de bankrekeningen zijn gesteld ten name van de minderjarige klagers, sprake is van een schijnconstructie om het verhaal op vermogen dat feitelijk aan de verdachte (mede) toebehoort te frustreren is niet onbegrijpelijk. In de overwegingen van de rechtbank ligt besloten dat niet buiten redelijke twijfel is dat de tegoeden van de bankrekeningen aan de klagers toebehoren.
HR 23-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:313
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 februari 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/03660
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:313, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2701, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2015
Essentie
Beklag, beslag op tegoeden van bankrekeningen ten name van minderjarige klagers. Oordeel van de rechtbank dat hoewel de bankrekeningen zijn gesteld ten name van de minderjarige klagers, sprake is van een schijnconstructie om het verhaal op vermogen dat feitelijk aan de verdachte (mede) toebehoort te frustreren is niet onbegrijpelijk. In de overwegingen van de rechtbank ligt besloten dat niet buiten redelijke twijfel is dat de tegoeden van de bankrekeningen aan de klagers toebehoren.
Partij(en)
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 30 mei 2013, nummer RK 12/1935 en RK 12/1946, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.