Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.6.2.4.3
4.6.2.4.3 Andere verbintenissen dan die tot betaling van een geldsom
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS386815:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie Rb. Rotterdam 11 juni 1998, JOR 1998, 170.
Uit de MvT bij art. 37 (oud) Fw, Van der Feltz I, p. 409, blijkt dat met die mogelijkheid ook uitdrukkelijk rekening is gehouden: 'Die onzekerheid omtrent den definitieven uitslag, die hem noodzaakt om op beide eventualiteiten, zoowel van nakoming als niet-nakoming, voorbereid te zijn, kan hem groote schade toebrengen, vooral wanneer de overeenkomst in een koop of verkoop op termijn bestaat. Moet hij zich al dan niet gereed houden tot leveren? Zal hem al dan niet door den curator, die de zaken des gefaillearlen heeft voortgezet, geleverd worden?'
Zie Verstijlen 2006a, p. 103.
Zie HR 26 april 2002, NJ 2004, 210(Sparrow/Van Beukering), in het bijzonder de noot van Jac. Hijma. Zie tevens Asser/Hartkamp & Sieburgh 64* 2012, nr. 403.
Zie voor een voorbeeld van dit laatste § 4.5.3.2.
Indien het kunstvoorwerp nog door de schuldenaar zélf dient te worden vervaardigd, komt men in de sfeer van art. 37 lid 3 Fw en is voor zekerheidstelling op de voet van lid 2 ook om die reden geen plaats. Zie nader § 4.8.1.
Wat te denken van de situatie dat de wederpartij recht heeft op een andere prestatie dan de betaling van een geldsom? Men denke wederom aan de in § 4.6.2.3 besproken zaak tussen 3 B Promotion en de curator van Promotion Collection Nederland, waar de schuldenaar gehouden was 8.000 mokken te vervaardigen en waarin de Rechtbank Rotterdam als volgt overwoog:
`Ook in dit betoog kan 3B Promotion niet worden gevolgd omdat 3 B Promotion miskent dat de te stellen zekerheid — zo de curator, gelet op de aard van de te leveren prestatie, al tot het stellen van zekerheid gehouden was — uitsluitend betrekking heeft op de nakoming van de overeenkomst en niet op schade, die het gevolg zou zijn van niet nakoming, c.q. gebrekkige nakoming.'1
Het gaat mij nu om het gecursiveerde gedeelte. De rechtbank vraagt zich af of de curator vanwege de aard van de verschuldigde prestatie eigenlijk wel tot het stellen van zekerheid gehouden was. Tot een beantwoording van de vraag komt zij niet. Hoewel de aard van de door de gefailleerde verschuldigde prestatie mijns inziens inderdaad kan meebrengen dat de curator van de verplichting tot het stellen van zekerheid is vrijgesteld — ik kom daar in § 4.6.2.4.4 op terug — is dat in een situatie als in het faillissement van 3 B Promotion niet het geval. Ook indien de schuldenaar verplicht is tot de levering van goederen of diensten dient de curator in beginsel voor nakoming van de overeenkomst zekerheid te stellen.2
Hoe dient in een dergelijk geval de omvang van de stellen zekerheid te worden bepaald? Met Verstijlen ben ik van mening dat aansluiting dient te worden gezocht bij de vervangende schadevergoeding van art. 6:87 BW.3 Dit betekent dat de zekerheid dusdanig moet zijn dat zij de wederpartij in staat stelt de verschuldigde prestatie bij een derde te verwerven. Daarbij is niet de contractuele waarde maatgevend, maar de objectieve vervangingswaarde in het economisch verkeer.4 Zijn op het moment dat de curator het contract met 3 B Promotion gestand doet de betreffende mokken niet f 1,95 per stuk waard, maar bijvoorbeeld f 1,50, dan behoeft de te stellen zekerheid dus niet 8.000 x f 1,95, maar slechts 8.000 x f 1,50 te belopen. Is de waarde in het economisch verkeer juist hoger dan de contractuele waarde, dan zal de te stellen zekerheid op die hogere waarde gebaseerd dienen te zijn. In dat geval zal de curator de overeenkomst in de regel niet gestand doen, maar uitgesloten is het niet. Gedacht kan worden aan de situatie dat het behoud van de relatie met de desbetreffende afnemer cruciaal is voor het slagen van een eventuele doorstart of de schadevergoedingsvordering van de afnemer die zou ontstaan ingeval de schuldenaar zou wanpresteren dusdanig hoog is, dat de boedel per saldo bij gestanddoening is gebaat. 5
Indien de schuldenaar zich contractueel heeft verbonden een zaak te leveren die zodanig uniek is dat zij niet via een derde kan worden verkregen, bijvoorbeeld een bepaald schilderij of een ander kunstvoorwerp, is voor het stellen van zekerheid voor nakoming naar mijn mening géén plaats.6