NJ 2004, 210
Vervangende schadevergoeding; schadebegroting; maatstaf.
HR 26-04-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9339, m.nt. J. Hijma (Sparrow/Van Beukering)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 april 2002
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, J.B. Fleers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/230HR
- Conclusie
A-G Keus
- Noot
J. Hijma
- LJN
AD9339
- Roepnaam
Sparrow/Van Beukering
- JCDI
JCDI:ADS143111:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD9339, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑04‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD9339, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2002
- Wetingang
BW art. 6:87; BW art. 95; BW art. 97; BW art. 100
Essentie
Vervangende schadevergoeding; schadebegroting; maatstaf.
Ingeval het, zoals in casu, gaat om een vordering tot vervangende schadevergoeding als bedoeld in art. 6:87 BW wegens gedeeltelijke niet-nakoming van de verbintenis tot het verrichten van een bepaalde prestatie (restauratie van een huis) en de schade wordt gesteld op het bedrag van de herstelkosten hoewel de gebreken niet worden hersteld en het betrokken huis enige jaren later wordt verkocht, moet de schade worden begroot op basis van de vermogensvermindering die ten tijde van de niet-nakoming door de gerechtigde is geleden ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.