Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/839
Hoger beroep; principaal verweer of incidentele grief?; zelfstandige processuele positie incidenteel beroep.
HR 06-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1097
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 juli 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, T.H.Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/01919
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1097, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑07‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:303, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑04‑2017
- Wetingang
Art. 339 lid 3 Rv
Essentie
Hoger beroep; principaal verweer of incidentele grief?; zelfstandige processuele positie incidenteel beroep.
Het voor het eerst bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, gedane beroep op verjaring was een verweer in het principale beroep. Daaraan doet niet af dat dat beroep op verjaring mede was opgenomen in de toelichting op een incidentele grief. Die ‘grief’ strekte immers niet tot wijziging van de beslissing in eerste aanleg, maar slechts tot het voeren van verweer tegen een vordering die in eerste aanleg niet was toegewezen. Het incidentele beroep neemt processueel in beginsel een zelfstandige positie in ten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.