Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/200e
200e Na de mondelinge behandeling (bij elk van genoemde scenario’s): mondeling uitspraak en onmiddellijkheidsbeginsel
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691964:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 2014/15, 34 059, 3, p. 29 en 76. Deze bepaling is ingevoerd op 1 september 2017 en is van toepassing op alle procedures (ingeval van niet-digitaal procederen). Het face-to-facecontact tussen rechter en partijen kan bijdragen aan de kwaliteit van de motivering en een beter begrip voor de genomen beslissing (A-G F.F. Langemeijer ECLI:NL:PHR:2018:301 randnr. 3.10). Zie ook Van der Kraats 2019a.
Zie ook HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:650, NJ 2020/337 met nt. H.B. Krans: de bestaande praktijk wordt voortgezet.
Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3 (MvT) en Asser 2020b.
Kamerstukken II 2014/15, 34 138, nr. 3, p. 10 e.v (MvT).
Ahsmann 2015 onder 4, Teuben & Jansen 2015 onder 5, Heemskerk, Teuben & Wieringa 2016, p. 41 en 42. Zie ook de discussie tussen Messer 2022 en Ahsmann & Hofhuis 2022.
Van Meegen 2018.
Asser Procesrecht/Asser 3 2023/77a-79b. ‘De onmiddellijkheid is een belang dat de oraliteit dient. De oraliteit is het – niet onbegrensde – recht van partijen hun standpunten mondeling ten overstaan van de rechter uiteen te zetten; een fundamenteel beginsel van procesrecht’ (G. van Rijssen in JBPr 2020/78).
Vgl. Asser Procesrecht/Giesen 1 2015/252. Na bewijsverrichtingen geldt art. 155 Rv: de rechter ten overstaan van wie het bewijs is bijgebracht, dient zoveel als mogelijk de rechter te zijn die het eindvonnis wijst.
Een uitspraak is pas gedaan wanneer alle rechters die over de zaak oordelen de volledige tekst daarvan hebben vastgesteld.
Van belang zijn vooral: HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076, NJ 2015/181 met nt. W.D.H. Asser, JBPr 2015/18 met nt. G. van Rijssen (Verhoeven/Staat); met een nadere verduidelijking en verfijning in HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:662, NJ 2019/144 met nt. W.D.H. Asser, JBPr 2016/46 met nt. G. van Rijssen en TvPP 2017-6, p. 217 e.v. met nt. J.P. de Haan (mr. Muetstege/Gemeente Amsterdam); zie ook HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3264, NJ 2019/145 (X/St. Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond) met nt. W.D.H. Asser onder NJ 2019/147. In de noot van Asser wordt een handzaam overzicht gegeven van alle op het onmiddellijkheidsbeginsel betrekking hebbende uitspraken; zie ook Asser Procesrecht/Asser 3 2023/79a. Zie ook HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:472, NJ 2022/86 met nt. H.J. Snijders, JBPr 2020/42 met nt. J. Verstoep (To Concept/CZ: nadere precisering en deels terugkomen van HR 15 april 2016) en HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:726, RvdW 2020/545, JBPr 2020/44 met nt. T. van Malssen, JIN 2020/81 met nt. R.J.G. Mengelberg: de regels gelden niet voor de comparitie na aanbrengen; de rechtsstrijd in hoger beroep is op dat moment nog niet omlijnd. Zie verder over dit onderwerp HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en HR 18 novermber, ECLI:NL:HR:2016:2614, NJ 2017/202 met nt. H.B. Krans & P. van Schilfgaarde, AA 2018, p. 141 e.v. met nt. C.J.M. Klaassen en TvPP 2021/2 met nt. J.P. de Haan (Meavita).
HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1711, NJ 2022/88 met nt. H.J. Snijders; conclusie randnr 2.4 en 2.5 van A-G E.M. Wesseling-van Gent vóór HR 10 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1229, RvdW 2021/873 (Airworks Aviation Solutions/Agrifirm International).
De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak (inclusief de belangrijkste gronden) doen (art. 30p Rv);1 de uitspraak wordt neergelegd in een proces-verbaal (art. 30p lid 3 en 4 Rv).2 Aan het einde van de mondelinge behandeling zal alle benodigde informatie voor de rechter beschikbaar moeten zijn.3 Ook ingeval van een relatief eenvoudige procedure waarbij verweerder een bevrijdend verweer voert, kan de rechter een mondelinge uitspraak doen.
Mondeling vonnis
Partijen hoeven niet in te stemmen met het doen van een mondelinge einduitspraak. De verwachting is dat de rechter in het merendeel van de zaken (met name eenvoudige, overzichtelijke zaken)4 meteen uitspraak zal doen. Ahsmann, Teuben & Jansen, en Heemskerk opperen hiertegen bezwaren.5 Een voordeel van direct mondelinge uitspraak kan zijn dat meteen afspraken kunnen worden gemaakt over een betalingsregeling of nakoming van bijzondere verplichtingen bij een huurovereenkomst etc.6
Onmiddellijkheidsbeginsel
Bij de beslissing van de rechter omtrent het gevorderde en het bevrijdend verweer geldt na de mondelinge behandeling nog het volgende.7 De rechter ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, moet ook de rechter zijn die de uitspraak doet (het onmiddellijkheidsbeginsel).8 Zo wordt gewaarborgd dat het verhandelde ter zitting (inclusief de behandeling van het bevrijdend verweer en het verweer zijdens eiser) daadwerkelijk wordt meegewogen bij de totstandkoming van de beslissing.9
Uitgangspunt is dat het recht van partijen hun standpunt mondeling ten overstaan van de rechter uiteen te zetten een fundamenteel beginsel van behoorlijk procesrecht is en dat in beginsel de rechter die de zitting heeft gedaan ook de rechter is die het vonnis wijst, opdat het ter zitting behandelde, ook voor zover dat niet in een proces-verbaal is vastgelegd, daadwerkelijk wordt meegewogen bij de totstandkoming van de beslissing.10 Bij een rechterswisseling en defungering gelden specifieke regels omtrent een meervoudig te beslissen zaak en een enkelvoudige mondelinge behandeling. Partijen dienen voorafgaand aan een rechterswisseling of defungeren een schriftelijke mededeling ter zake te ontvangen. Het gaat om een beslissing die mede wordt genomen op de grondslag van een voorafgaande mondelinge behandeling. De verplichting van gerechten om aan partijen mededeling te doen van een rechterswisseling geldt niet als een raadsheer-commissaris na een getuigenverhoor wordt vervangen. De regeling van art. 155 Rv is niet zo fundamenteel dat het rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken.11