Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/200b
200b Eiser heeft niets vermeld in de dagvaarding omtrent een preprocessueel gevoerd bevrijdend verweer; eiser was niet bekend met het bevrijdend verweer. Eerst bij lezing van de conclusie van antwoord raakt eiser op de hoogte van het bevrijdend verweer
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691565:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Ook is mogelijk dat preprocessueel alleen een grondslagverweer bekend was bij eiser en dat verweerder bij conclusie van antwoord met een bevrijdend verweer komt aanzetten. Dan geldt hetzelfde.
Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken (versie februari 2022). Regels in reglementen worden aangemerkt als recht in de zin van art. 79 RO en kunnen dus in cassatie worden getoetst.
Onder meer in bulkzaken (feitelijk of juridisch eenvoudige zaken) kan de mondelinge behandeling achterwege blijven.
Art. 19 lid 2 Rv, in werking getreden per 1 september 2017, geeft een meer actieve en sturende rol aan de rechter (Kamerstukken II 2014/15, 34 059, 3, o.m. p. 13). De regie is gericht op efficiency en effectiviteit. Zie Coenraad 2017, p. 48 e.v. Zie ook Van Mierlo & Vonk 2015 onder 6, Klaassen 2017a en de conclusie van A-G R.H. de Bock (ECLI:NL:PHR:2017:180) vóór HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:939, NJ 2017/408 met nt. S. Perrick.
De regietaak bestaat in schifting van zaken en de keuze voor een juiste behandeling (Kamerstukken II 2014/15, 34 059, 3, p. 7 en 27 en Kamerstukken II 2014/15, 34059, 6, p. 20). De rechter zal partijen kunnen betrekken bij zijn besluitvorming over de civiele procedure. Idealiter zou in een vroeg stadium een zaaksrechter kunnen worden gekoppeld aan de zaak.
Een partij kan voorafgaand aan de mondelinge behandeling een ‘art. 19 lid 2-brief’ toezenden (zelfs nog vóórdat verweerder een conclusie van antwoord heeft ingediend), waarin wensen kunnen worden geuit inzake het verloop van de procedure en de mondelinge behandeling. De vraag is of het ook betekent dat de rechter zich naar de gezamenlijke wens van procespartijen moet richten bij de beslissing om een zaak als een maatwerkzaak te behandelen. Zie ook Ekelmans 2014. In de communicatie met de Rechtspraak is sinds 1 april 2022 de fax niet meer te gebruiken. De mogelijkheid van het ‘Veilig Mailen’ via ZIVVER geldt als een rechtsgeldig document, de verzender krijgt een ontvangstbevestiging (Adv. Blad april 2022). Vooralsnog blijft veilig mailverkeer met de Rechtspraak mogelijk via de Veilig Mailen-aanbieders die op 14 mei 2022 NTA 7516-gecertificeerd én technisch gekoppeld waren met (de Veilig Mailen-aanbieder van) de Rechtspraak.
Klaassen 2017a onder 4.
HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1908, NJ 2021/241 met nt. G. van Solinge.
In sommige procedures is het uit doelmatigheidsoverwegingen weinig zinvol een mondelinge behandeling te bevelen voordat eiser heeft kunnen reageren op het bevrijdend verweer van verweerder.
Een korte, schriftelijke reactie waarbij stukken worden overgelegd door eiser is zeker aan te bevelen wanneer door verweerder bij zijn conclusie van antwoord producties zijn overgelegd die eiser niet kende. Wordt eiser geen gelegenheid geboden zelf stukken over te leggen, dan betekent dit dat eiser eerst bij de mondelinge behandeling op de producties kan reageren. De door verweerder overgelegde producties zullen door eiser gemotiveerd moeten worden bestreden.
Het gaat te ver de rechter te verplichten in zijn uitspraak te motiveren waarom het belang van een voortvarende procesgang zwaarder weegt dan het belang van eiser om zijn reactie op het bevrijdend verweer (schriftelijk) te mogen toelichten.
Vgl. art. 3.4.2 van het procesreglement van de Netherlands Civil Code, dat geldt ingeval van procederen bij de Netherlands Commercial Court (NCC).
Een rechterlijke beslissing als zodanig kan geen grond vormen voor wraking; ook de wijze waarop de rechter de regie voert (procedurele beslissingen) is in beginsel niet een geldige wrakingsgrond (Wiersma 2016 met verwijzing naar o.m. Rb. Rotterdam 30 maart 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2460). Zie voor appel art. 354 Rv: mogelijkheid van mondelinge behandeling; een comparitie vóór grieven is mogelijk waarbij bewijsverrichtingen worden besproken.
Vgl. Asser/Procesrecht Asser 3 2023/41.
Ten Haaft 2019, p. 163, 183 en 489.
Ahsmann 2020b/5.4.1, Ahsmann 2020c en Ahsmann 2021.
Zie ook HR 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4571, NJ 2007/178, JBPr 2007/59 met nt. A. Smeekes. Zie ook HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2263, NJ 2019/6 (wrakingsverzoek; rolarchiefkaart).
Had verweerder zijn bevrijdend verweer mager onderbouwd, maar heeft eiser gedetailleerd verweer kunnen voeren tegen het bevrijdend verweer, dan is eiser daardoor niet in zijn belangen geschaad.
De Bock 2011, p. 337 e.v. en De Bock 2012. Zie ook Van den Brink 2014.
De mondelinge behandeling is ‘het hart van de (nieuwe) basisprocedure’ (Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 3, p. 70 e.v). Zie De Bock 2011, p. 65 en 66 en De Bock 2019, p. 183 e.v.
Art. 87 lid 2 Rv regelt de mogelijkheid van partijen (imperatieve formulering) hun stellingen bij de mondelinge behandeling toe te lichten (Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 3, p. 23). Het (oude) recht van pleidooi is geschrapt; het is deel gaan uitmaken van de mondelinge behandeling. Zie ook Ahsmann 2016 en 2017b; Klaassen 2016 en HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3151, NJ 2018/16, JBPr 2018/19 met nt. C.J.M. Klaassen.
Ik ga er bij het vervolg van uit dat beide partijen bij de mondelinge behandeling zijn verschenen. Uit het niet verschijnen ter terechtzitting kan de rechter de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
In HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF1210, NJ 2004/172 met nt. H.J. Snijders, JBPr 2003/22 met nt. M.A.J.G. Janssen (Dipasa/Huyton) was sprake van een productie van 140 pagina’s in het Engels die op de dag van pleidooi in februari 2000 werd overgelegd terwijl het stuk al van juni 1999 dateerde. Zie ook HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4039, NJ 2007/140 mt nt. H.J. Snijders, JBPr 2006/29 met nt. J.G.A. Linssen, HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO0197, NJ 2010/650, JBPr 2011/16 met nt. K. Teuben (Van Rens/Van Waalwijk van Doorn), HR 16 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8940, NJ 2006/585 met nt. J.H. Spoor (Lancôme), HR 7 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB9613, NJ 2008/554 met nt. H.J. Snijders en HR 20 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ8340, RvdW 2009/1363 (de rechter hoeft niet onder alle omstandigheden de belangen van de betrokkene te bewaken). In het kader van dit onderzoek wordt niet verder ingegaan op de kwestie of producties tijdig zijn overgelegd.
Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 3, p. 70 e.v. In art. 5 van de Gedragsregels voor advocaten is een inspanningsverplichting opgenomen om een regeling in der minne te bereiken. Knigge onderzocht in hoeverre nadelen zijn verbonden aan een in een proces-verbaal neergelegde schikking vergeleken met een rechterlijke uitspraak (Knigge 2017).
Ahsmann is – in het algemeen gesproken - van mening dat zulks een versterking van het schriftelijk element van de procedure zou betekenen en pleit ervoor dit niet toe te staan (Ahsmann 2017b).
Op de vraag hoe een en ander in zijn werk moet gaan indien het proces-verbaal buiten aanwezigheid van partijen wordt opgemaakt, ga ik in het kader van dit onderzoek niet nader in.
HR 3 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7458, RvdW 2006/1041.
Zie HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076, NJ 2015/181 met nt. W.D.H. Asser, JBPr 2015/18 met nt. Van Rijssen, AA 2016/185 met nt. C.J.M. Klaassen (Verhoeven/Staat). Ondubbelzinnig moet blijken van de onjuistheid van het proces-verbaal (HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2337, r.o. 4.3.3, NJ 2012/226 met nt. H.J. Snijders). Zie ook Den Tonkelaaar & Visser 2018 en TCR 2022/1, p. 31 e.v. met nt. T. Van Malssen.
Zie ook HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:413, RvdW 2019/405: het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal mag niet afhankelijk worden gesteld van het al dan niet zijn ingesteld van een rechtsmiddel.
Snijders (red), Klaassen, Krans & Meijer 2022/146 en Knigge 2012/3.2.4.
HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3151, NJ 2018/16, JBPr 2018/19 met nt. C.J.M. Klaassen.
Gedaagde is niet gehouden zijn voorafgaande aan de procedure gevoerde verweer in de procedure te handhaven; hij mag met nieuwe verweren komen (HR 29 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2030, NJ 1996/436 (Tettero/Smeenk)).
Het is de vraag of eiser mag worden verweten dat hij rekening had moeten houden met mogelijke andere verweren en had moeten anticiperen op (andere) stellingen van verweerder. Deze vraag wordt later besproken in nr. 200c.
Mogelijk staat het (nieuwe) bevrijdend verweer haaks op standpunten die verweerder eerder had ingenomen in de confraternele sfeer. Het is mogelijk dat eiser had afgezien van een procedure, indien hij bekend was geweest met het bevrijdend verweer. Op deze kwestie ga ik niet verder in.
Zijn producties omvangrijk, maar voorzien van een korte toelichting, dan worden deze producties geaccepteerd.
Bij conclusie van antwoord kan een verweer worden gevoerd waar eiser niet op kon vooruitlopen in de dagvaarding. Verweerder voert bij conclusie van antwoord een bevrijdend verweer waar eiser nog geen weet van had bij het voldoen aan zijn substantiëringsverplichting in zijn dagvaarding.1 De eisende partij zal moeten kunnen reageren op de conclusie van antwoord en zich op het (voor hem nieuwe) verweer kunnen voorbereiden, zeker waar verweerder een bevrijdend verweer heeft gevoerd. Het beginsel van hoor en wederhoor zal ook strikt nageleefd moeten worden in geval van een bevrijdend verweer. Eiser zal in de gelegenheid moeten worden gesteld te reageren op het bevrijdende verweer en de reactie zal meer moeten omvatten dan dat gelegenheid wordt geboden commentaar te leveren.
Deze kwestie is in de wet noch in het Landelijk procesreglement (Lpr)2 geregeld. Art. 4.3 uit dit reglement regelt dat eiser de mogelijkheid wordt geboden te reageren op een eis in reconventie:
“Het vonnis waarbij de mondelinge behandeling wordt bevolen vermeldt: (…) indien een eis in reconventie is ingesteld, op welke dag een op de mondelinge behandeling te nemen conclusie van antwoord in reconventie uiterlijk door de rechtbank en de wederpartij moet zijn ontvangen.”
Het artikel houdt in dat ingeval van een eis in reconventie aan eiser de gelegenheid wordt geboden hierop een schriftelijk reactie te geven. Het is de vraag of een vergelijkbaar voorschrift kan gelden indien verweerder een bevrijdend verweer voert. Het is aan het procesbeleid van de rechter overgelaten een verantwoorde beslissing te nemen of eiser gelegenheid wordt geboden schriftelijk vóór de mondelinge behandeling te reageren of dat direct een mondelinge behandeling wordt bevolen; de rechter zou ook kunnen bepalen dat eiser voorafgaand aan de mondelinge behandeling stukken kan overleggen (art. 131 jo. art. 87 en art 132 Rv).
Afweging van de keuzemogelijkheden voor de rechter
In beginsel wordt het basisregiem gehanteerd en zal een mondelinge behandeling plaatsvinden teneinde meer zicht op de feiten te verkrijgen. Ingeval van een eenvoudig feitencomplex zal dat geen probleem zijn. Indien de aard3 of de complexiteit van de zaak dit vergt kan de rechter hiervan afwijken. Bij complexe zaken kan de rechter van de basisprocedure afwijken, indien dat met het oog op hoor en wederhoor of de instructie van de zaak nodig is. De regierol van de rechter is vergroot en is neergelegd in art. 19 lid 2 Rv.4 De bedoeling is dat naar maatwerk wordt gestreefd.5 Het nadeel van deze benadering is dat deze mogelijkheid rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid met zich brengt; rechters kunnen uiteenlopende invulling geven aan maatwerk.6 Advocaten kunnen kenbaar maken welke processuele wensen zij hebben in afwijking van de uniforme basisprocedure (art. 19 lid 2 Rv);7 in geval van een bevrijdend verweer zal dat kunnen zijn dat behoefte bestaat aan een uitgebreidere gelegenheid voor een mondelinge behandeling dan standaard is.8
Spreektijd mondelinge behandeling
Bij de dagbepaling van de mondelinge behandeling (de uitnodiging van art. 4.5 Lpr) is verweerder al wel verschenen, maar heeft hij nog niet een conclusie van antwoord genomen. In het geval eiser in zijn dagvaarding niets heeft vermeld omtrent een te voeren bevrijdend verweer en de rechter een bepaalde spreektijd aan partijen toekent, wordt m.i. eiser tekortgedaan; er is waarschijnlijk niet genoeg tijd ingeruimd. Na lezing van de conclusie van antwoord kan de rechter de spreektijd aanpassen. Indien een partij verlenging van de spreektijd verzoekt, dient de rechter daarover voorafgaand aan de mondelinge behandeling te beslissen en onverwijld aan partijen kenbaar te maken.9
Voert verweerder bij conclusie van antwoord een bevrijdend verweer, dan dient de rechter van geval tot geval te bezien of gelet op de omstandigheden en de verwachte complexiteit van de zaak recht wordt gedaan aan de positie van eiser. Eiser mag niet onredelijk bemoeilijkt worden in zijn verdediging. De rechter zal een afweging moeten maken of de procedure vertraging zal oplopen indien hij besluit tot een schriftelijke reactie10 of het indienen van stukken door eiser.11 De rechter mag zich niet alleen maar laten leiden door de overweging dat de procedure geen vertraging oploopt indien hij direct een mondelinge behandeling beveelt. Een standaardoverweging dat geen gelegenheid wordt geboden schriftelijk in te gaan op het bevrijdend verweer in het belang van een voortvarende procesvoering dient te worden vermeden.12 In het procesreglement zou geregeld kunnen worden dat de rechter een beslissing ter zake neemt die past bij de individuele zaak met inachtneming van eventuele door partijen daarover kenbaar gemaakte wensen.13 Bij de afweging van de keuzemogelijkheden zal de rechter in overweging moeten nemen dat de verdediging van eiser optimaal moet kunnen verlopen in verband met de eisen van hoor en wederhoor; daarnaast gelden de eisen van een goede procesorde. De door verweerder gestelde feiten en overgelegde producties moeten door eiser gemotiveerd kunnen worden bestreden, zodat eiser niet het risico loopt dat de rechter de inhoud daarvan als vaststaand aanneemt.
Direct een mondelinge behandeling
Laat de rechter geen mogelijkheid open voor een schriftelijke reactie of het overleggen van stukken,14 dan kan als minimumvoorwaarde gelden dat het partijdebat dit moet toelaten. Het is van belang dat de keuze voor een mondelinge behandeling is voorzien van een aantal waarborgen ter bescherming van de eisen van hoor en wederhoor. Naast een voortvarende procesgang15 moeten de eisen van hoor en wederhoor een rol spelen.16 Dat houdt in dat (de advocaat van) eiser zijn standpunt met betrekking tot het gevoerde bevrijdende verweer goed voor het voetlicht moet kunnen brengen. De rechter moet eiser expliciet de gelegenheid geven inhoudelijk te reageren op het bevrijdend verweer (art. 19 lid 1 Rv). De fundamentele eisen van hoor en wederhoor moeten in acht worden genomen; sprake moet zijn van een volwaardige contradictoire behandeling, ook met betrekking tot het bevrijdend verweer. Eiser moet voldoende mogelijkheden hebben om het bewuste verweer te bestrijden en informatie te verschaffen.17 Bij direct compareren mag eiser niet in zijn verdedigingsbelang worden geschaad.
De rechter zou op voorhand aan partijen agendapunten kunnen toesturen van de ter zitting te bespreken onderwerpen – inclusief de punten die het bevrijdend verweer betreffen, alsmede vraag- en bespreekpunten (art. 4.4 Lpr) – met als doel de mondelinge behandeling doelmatig te laten verlopen en om verrassingen te voorkomen. Voor zover mogelijk wordt het doel van de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld (art. 87 lid 4 en art. 87 lid 2 aanhef en onder a, b en c Rv). Rechtsbijstandverleners ontvangen zelden een zittingsagenda waarbij partijen worden geïnformeerd over de te bespreken punten tijdens de mondelinge behandeling.18 Ahsmann is van mening dat een zittingsagenda de rechter ook uit zijn onpartijdige balans kan brengen.19
Leidend voor de rechter moet zijn ‘dat hij bij zijn beslissing zijn oordeel, ten nadele van een der partijen, niet op bescheiden of andere gegevens baseert waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten’ (art. 19 lid 1 laatste volzin Rv).20 Eiser heeft recht op effectieve toegang tot de rechter (art. 6 EVRM) wat betreft zijn reactie op het bevrijdend verweer. De rechter kan ook meer informatie van partijen opvragen; bijvoorbeeld om ontbrekende stukken over te leggen (art. 22 Rv). Uit het latere vonnis moet blijken of eiser bij de mondelinge behandeling voldoende zijn verweren uiteen heeft weten te zetten21 en dat met de beslechting van de ingestelde vordering ook het geschilpunt van het bevrijdend verweer is beëindigd.
Bovendien moet waarheidsvinding (de werkelijke problemen tussen de procederende partijen moeten zo goed als mogelijk is in kaart worden gebracht) voor de rechter een belangrijke plaats innemen. Ook dat gegeven moet uitgangspunt voor de handelwijze van de rechter zijn.22 Een onvolledig beeld van wat zich werkelijk heeft afgespeeld tussen partijen is uit den boze. De goede procesorde vereist dat de geschilpunten na de schriftelijke uitwisseling tussen partijen duidelijk zijn voor de rechter en voor partijen.
Mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling is bedoeld voor een efficiënte bespreking ter precisering van feitelijk materiaal.23 Beide partijen moeten in gelijke mate en met gelijke middelen de rechter informatie – ook wat betreft het bevrijdend verweer – kunnen verschaffen om hem in staat te stellen recht te doen op grond van de feiten.24 Partijen en hun advocaten moeten hun stellingen tijdens de mondelinge behandeling kunnen toelichten.25 Tijdens de mondelinge behandeling kunnen getuigen en partijdeskundigen worden gehoord (art. 87 lid 3 Rv en art. 4.10 Lpr).26 Idealiter zijn bij de mondelinge behandeling die personen aanwezig die betrokken zijn bij het geschil tussen partijen. Partijen kunnen elkaar vragen stellen (art. 88 lid 1 Rv). Aan het eind van de mondelinge behandeling moet alle relevante informatie verzameld zijn en besproken.27
Zijn producties tijdig overgelegd?
Stukken na de termijn van tien dagen voor de zitting of ter zitting ingediend, worden door de rechter buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet (art. 87 lid 6 tweede volzin Rv). Op basis van de regels van de goede procesorde wordt beoordeeld of stukken ondanks de te late indiening toch worden meegenomen, waarbij van belang kan zijn of de stukken verweerder of eiser niet al eerder ter beschikking stonden of dat een plausibele reden kan worden gegeven voor het late tijdstip. Oordeelt de rechter dat de producties niet aan een escapemogelijkheid voldoen dan laat hij de stukken buiten beschouwing.
De termijnen voor het verrichten van proceshandelingen zijn verplaatst van de procesreglementen naar de wet; wettelijke termijnen zijn van openbare orde. Vóór de inwerkingtreding van art. 87 lid 6 Rv kon de rechter ingeval van bijzondere omstandigheden de producties buiten beschouwing laten, ook al waren de stukken volgens het van toepassing zijnde procesreglement tijdig overgelegd. Bepalend was of het beginsel van hoor en wederhoor kon worden nageleefd. De rechter diende er ambtshalve op toe te zien dat (kort) voor of bij gelegenheid van een terechtzitting bescheiden worden overgelegd waarvan reeds de aard en omvang, gelet op het tijdstip waarop zij zijn overgelegd, het vermoeden wettigen dat tot de betrokken terechtzitting de tijd en de gelegenheid voor een behoorlijke kennisneming ervan een deugdelijke voorbereiding van verweer ertegen hebben ontbroken. De rechter moest er blijk van geven dat hij een en ander had onderzocht. De rechter kon ook de zitting tijdelijk schorsen of aanleiding vinden om de procedure aan te houden.28 De Hoge Raad heeft op dit punt beslissingen gegeven die naar verwachting hun relevantie onder art. 87 lid 6 Rv hebben behouden.
Het volgende moet niet uit het oog worden verloren: een mondelinge behandeling van partijen wordt ook benut om te bezien of tussen partijen een schikking kan worden bereikt (art. 87 lid 2 aanhef en onder c Rv).29 Opmerkingen die in dat kader worden gemaakt, kunnen de kwestie van een beroep op een bevrijdend verweer vertroebelen. Het is zaak dat uit de door de griffier genoteerde opmerkingen het beroep op een bevrijdend verweer en de reactie daarop duidelijk naar voren komt. Ik ben daarom van mening dat het ook in dit opzicht nuttig is dat de spreekaantekeningen (art. 4.6 Landelijk procesreglement (Lpr)) van partijen aan het dossier worden toegevoegd.30 De spreekaantekeningen (een liefst korte, nadere toelichting op de juridische standpunten van partijen) horen dan bij de processtukken, maken deel uit van het procesdossier zodat mede daarop recht zal worden gedaan. Het is zowel voor verweerder als voor eiser van belang dat informatie die nog niet uit de processtukken blijkt in het proces-verbaal is opgenomen.
Het proces-verbaal
Indien geen schikking tot stand is gekomen, geeft art. 90 Rv algemene regels voor het proces-verbaal. Minimumvereisten zijn neergelegd voor de inhoud van het proces-verbaal; in lid 3 is bepaald dat het proces-verbaal een zakelijke samenvatting van het verhandelde ter zitting bevat, in lid 5 dat het proces-verbaal ondertekend moet worden door de rechter.31 Het proces-verbaal is een authentieke akte (art. 156 lid 2 Rv); aan de inhoud komt dwingende bewijskracht toe (art. 157 lid 1 Rv);32 behoudens tegenbewijs wordt uitgegaan van de juistheid van het proces-verbaal.33 Verslaglegging van de zitting zal ook het gevoerde bevrijdend verweer en de reactie daarop van eiser moeten bevatten. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling wordt aan partijen toegestuurd.34 De rechter kan voorbijgaan aan opmerkingen, verduidelijkingen en aanvullingen van partijen op het proces-verbaal wanneer een en ander niet van belang is voor de uiteindelijke beslissing. De rechter kan ook de opmerkingen van (een) partij(en) over dit proces-verbaal voegen bij de processtukken; de rechter leest dan het proces-verbaal met inachtneming van deze opmerkingen. Is tijdens de mondelinge behandeling met partijen de verdere wijze van behandeling van het geschil overlegd (art. 87 lid 2 onder d Rv), dan fungeerde de mondelinge behandeling tevens als een regiezitting;35 afspraken daarover worden dan in het proces-verbaal opgenomen.
Beide partijen dienen er rekening mee te houden dat het zeer waarschijnlijk is dat de mondelinge behandeling de laatste mogelijkheid is om een stelling of bewijsstuk aan de rechter voor te leggen. Heeft na de conclusie van antwoord geen mondelinge behandeling plaatsgevonden, dan kunnen partijen wel aanspraak maken op gelegenheid alsnog hun standpunt mondeling uiteen te zetten (art. 87 lid 8 Rv).36 Uitgangspunt is het recht van een procespartij op een oral hearing.
Variant b1: Eiser is preprocessueel op de hoogte van een bevrijdend verweer van verweerder; hij vermeldt dit bevrijdend verweer in de procesinleiding. Verweerder komt in zijn conclusie van antwoord met een ander bevrijdend verweer (een wijziging van de grondslag van het verweer, al dan niet voorzien van een andersluidend rechtsgevolg). Het gaat daarbij om een ‘nieuw verweer’ en niet een stelling die in het verlengde ligt van het reeds door partijen gevoerde debat.
Mogelijk heeft verweerder in correspondentie vóór de procedure een ander bevrijdend verweer gevoerd. Verweerder kan een nieuw bevrijdend verweer hebben aangevoerd dat een geheel andere koers behelst dan die hij daarvóór naar voren had gebracht.37 Deze gewijzigde standpuntbepaling kan voor de rechter aanleiding zijn een korte wisseling van stukken te bevelen. De rechter kan ook na de conclusie van antwoord een termijn bepalen waarbinnen de eisende partij schriftelijk kan reageren op het (nieuwe) bevrijdend verweer, zodat daarover een debat kan worden geopend.38 Beveelt de rechter een mondelinge behandeling, dan zal de rechter zich bij het opstellen van de agendapunten bewust moeten zijn van eventuele nieuwe feiten die verweerder heeft aangevoerd en eiser uitdrukkelijk de mogelijkheid bieden zich daarop voor te bereiden. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling moet blijken of eventuele nieuwe feiten zijn vermeld en of eiser in de gelegenheid is geweest zich hier nader over uit te laten.39 Wanneer nieuwe feiten en gronden zijn aangevoerd die in lijn liggen met het debat van partijen en die eiser kon verwachten en die beperkt van aard zijn,40 dan wordt eiser niet in zijn verdediging geschaad. Indien eiser op genoegzame wijze heeft kunnen reageren op het (nieuwe) bevrijdend verweer (overleggen stukken, schriftelijke reactie of tijdens de mondelinge behandeling) is geen sprake van een onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
Variant b2: Eiser was bekend met het bevrijdend verweer van verweerder, heeft melding gemaakt van het bevrijdend verweer in zijn dagvaarding en heeft verweer gevoerd ter zake; verweerder werkt zijn bevrijdend verweer in zijn conclusie van antwoord uit, verfijnt het, vult het aan of breidt het uit. Verweerder beoogt niet een wezenlijke wijziging.
Het staat verweerder vrij zijn bevrijdend verweer nader te preciseren; de aanvulling vloeit voort uit de door partijen ingenomen stellingen. De rechter zal zich bij het opstellen van de agendapunten voor de mondelinge behandeling bewust moeten zijn van deze uitbreiding en eiser uitdrukkelijk de mogelijkheid bieden zich daarop voor te bereiden. Alleen zo komen de rechter en partijen goed voorbereid op de mondelinge behandeling. Eiser zal op de mondelinge behandeling de gelegenheid moeten krijgen uitvoerig te reageren op (eventuele) nieuwe stellingen van verweerder.