NJ 2019/147
Procesrecht. Comparitie in meervoudig te beslissen zaak t.o.v. raadsheer-commissaris; in acht te nemen regels; verzoek om meervoudige mondelinge behandeling terecht afgewezen?
HR 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:271, m.nt. W.D.H. Asser
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 februari 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01532
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Noot
W.D.H. Asser
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS45032:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:271, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1510, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2018
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Comparitie in meervoudig te beslissen zaak t.o.v. raadsheer-commissaris; in acht te nemen regels; verzoek om meervoudige mondelinge behandeling terecht afgewezen?
Samenvatting
In HR 22 december 2017, NJ 2019/145, is overwogen dat de wettelijke hoofdregel is dat zaken in hoger beroep door een meervoudige kamer worden behandeld en beslist en dat een aan de beslissing voorafgaande mondelinge behandeling die mede tot doel heeft dat de rechter partijen in de gelegenheid stelt hun stellingen toe te lichten, in beginsel dient plaats te vinden ten overstaan van de drie raadsheren die de beslissing zullen nemen. Aan partijen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.