RvdW 2020/545
Procesrecht. Comparitie na aanbrengen in hoger beroep; verplichting hof partijen te wijzen op recht op mondelinge behandeling ten overstaan van de drie raadsheren die zouden gaan beslissen? Passeren aanbod tegenbewijs.
HR 17-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:726
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 april 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/05327
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:726, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1267, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑11‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Comparitie na aanbrengen in hoger beroep; verplichting hof partijen te wijzen op recht op mondelinge behandeling ten overstaan van de drie raadsheren die zouden gaan beslissen? Passeren aanbod tegenbewijs.
Samenvatting
De in de rechtspraak van de Hoge Raad (HR 22 december 2017, NJ 2019/145 en 22 februari 2019, NJ 2019/147, m.nt. W.D.H. Asser) gegeven regels over de mondelinge behandeling in een meervoudig te beslissen zaak houden verband met de betekenis van de mondelinge behandeling, waarbij de mondelinge interactie tussen partijen en de rechter ter zitting van wezenlijke invloed kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.