RvdW 2024/265:Feitelijke leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk begaan door rechtspersoon, art. 343 lid 1 (oud) Sr. Strafmotivering (taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis). Kon hof in strafverzwarende zin acht slaan op niet aan verdachte tlgd. veroordelingen voor onder meer soortgelijke feiten? Rechter mag bij strafoplegging rekening houden met niet tlgd. feit, onder meer wanneer verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en dit feit wordt vermeld ter nadere uitwerking van persoonlijke omstandigheden van verdachte (vgl. NJ 2010/586). Daarbij wordt, mede gelet op art. 78b Sr, met onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld onherroepelijke strafbeschikking. In strafmotivering komt tot uitdrukking dat hof in nadeel van verdachte gewicht heeft toegekend aan omstandigheid dat hij eerder is veroordeeld voor ‘soortgelijke feiten’. Uit inhoud van Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte op moment waarop hof arrest wees, onherroepelijk was veroordeeld voor daar vermelde feiten, waaronder 2 vermogensdelicten. Mede in het licht van wat hiervoor is vooropgesteld (vgl. over soortgelijkheid van misdrijven art. 43b lid 1 Sr), heeft hof de strafoplegging daarmee toereikend gemotiveerd. Opvatting dat veroordelingen die meer dan 5 jaren voor begaan van bewezenverklaarde feit onherroepelijk zijn geworden, niet in strafverzwarende zin in strafoplegging mogen worden betrokken, vindt geen steun in het recht. Volgt verwerping.