Het eind- en tussenarrest en de processen-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2018 en 12 juni 2019 vermelden zittingsplaats Zwolle, het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2017 vermeldt zittingsplaats Arnhem. De aanzegging op grond van art. 435, eerste lid, Sv vermeldt zittingsplaats Arnhem. Arnhem is een hoflocatie.
HR, 30-06-2020, nr. 19/03112
ECLI:NL:HR:2020:1170
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30-06-2020
- Zaaknummer
19/03112
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1170, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑06‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:333
ECLI:NL:PHR:2020:333, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1170
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Medeplegen ‘doen uitgaan’ naar Duitsland van vuurwapens en munitie (meermalen gepleegd) bestemd voor nieuw opgerichte “chapter” van motorclub in Duisburg i.h.k.v. bendeoorlog met andere motorclub, art. 14.1 WWM. 1. Afwijzing (voorwaardelijke) getuigenverzoeken. 2. Bewijsklacht feit 1. Bewezenverklaring gedragingen met nader omschreven wapens slechts mogelijk o.b.v. ‘wapenrapportage’? 3. Bewijsklacht feit 1. Blijkt uit b.m. dat met verdachte over wapens is gesproken en dat verdachte op de hoogte was van feit dat er wapens zouden worden geleverd? 4. Bewijsminimum art. 342.2. Sv (unus testis). 5. Bewijsklacht feit 2. Volgt uit b.m. dat verdachte als ‘medepleger’ vuurwapen en munitie heeft doen uitgaan naar Duitsland? 6. Bewijsklacht feiten 1 en 2. Heeft hof uit b.m. kunnen afleiden dat overbrengen van vuurwapens en munitie naar Duitsland ‘zonder consent’ plaatsvond? HR: art. 81. RO. Samenhang met 19/03114.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03112
Datum 30 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 juni 2019, nummer 21-000545-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2020.
Conclusie 07‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen van zonder consent doen uitgaan van automatische vuurwapens en munitie naar Duitsland, art. 14.1 WWM. Twee wapentransporten vanuit clubhuis van motorclub in Tilburg. Middelen over afwijzing van getuigenverzoeken, bewijs van categorisering wapens en munitie, wetenschap verdachte dat het bij het eerste transport om wapens en munitie ging, unus testis (art. 342.2 Sv), medeplegen van tweede transport en bestanddeel ‘zonder consent’. Conclusie strekt tot verwerping.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03112
Zitting 7 april 2020 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 26 juni 2019 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem1., wegens (ten aanzien van parketnummer 08/910036-14) 1. ‘handelen in strijd met artikel 14 lid 1 Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd’ en ‘handelen in strijd met artikel 14 lid 1 Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’; 2. ‘handelen in strijd met artikel 14 lid 1 Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II’ en ‘handelen in strijd met artikel 14 lid 1 Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’ alsmede (ten aanzien van parketnummer 08/910062-14) 1. en 3. telkens opleverend ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’; 2. ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’; 4. ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’; 8. ‘handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’; 9 ‘handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III’ en ‘handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’ en 10. ‘handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27 Sr.
2. Er bestaat samenhang met de zaak met nummer 19/03114. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, heeft acht middelen van cassatie voorgesteld. Deze middelen betreffen deels de afwijzing van getuigenverzoeken en deels bewijsklachten betreffende de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 08/910036-14. Voor een goed begrip geef ik voorafgaand aan de bespreking van de middelen de bewezenverklaring van deze beide feiten, de daarop betrekking hebbende bewijsmiddelen en de daarop betrekking hebbende bewijsoverwegingen weer. Het gaat daarbij om de bewezenverklaring uit het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank, de bewijsmiddelen uit de bijlage bij dat vonnis en overwegingen van rechtbank en hof.
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
‘1.
hij op 21 februari 2013 te Tilburg en elders in Nederland en in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen, zonder consent vuurwapens van categorie II, te weten 2 automatische vuurwapens (Scorpions) en een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III, te weten een aantal magazijnen, geheel of gedeeltelijk gevuld met munitie heeft doen uitgaan naar Duitsland;
2.
hij op 15 maart 2013 te Tilburg en elders in Nederland en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, zonder consent een vuurwapen van categorie II, te weten een automatisch aanvalsgeweer (kalasjnikov) en een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III, te weten een hoeveelheid (2 magazijnen geheel of gedeeltelijk gevuld met en een kist gevuld met) munitie heeft doen uitgaan naar Duitsland.’
5. De bewezenverklaring van deze beide feiten rust op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van een deel van de verwijzingen):
‘1. Het proces-verbaal van de rechter Timm van het kantongerecht Duisburg van 30 juni 2015, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 1] .
Getuige [betrokkene 1] :
[verdachte] ken ik onder de naam [verdachte] .
Rechter Timm:
[verdachte] , wie is dat? Wat doet hij.
Getuige [betrokkene 1] :
Momenteel weet ik dat niet. In die tijd heeft hij meerdere posities gehad. Hij had een hogere positie bij Satudarah.
Rechter Timm:
In Duitsland of in Nederland?
Getuige [betrokkene 1] :
In Nederland.
Rechter Timm:
Wat voor positie? Kunt u dat precies aangeven?
Getuige [betrokkene 1] :
Hij was national.
Rechter Timm:
Over februari 2013/wapens.
Rechter Timm:
Laten we eens beginnen met u te vragen wat voor positie u destijds in Duitsland had.
Getuige [betrokkene 1] :
Ik was president.
Rechter Timm:
Kunt u zich herinneren wie er op die dag samen met u onderweg was?
Getuige [betrokkene 1] :
[betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
Getuige [betrokkene 1] :
We zijn naar Nederland gereden. Met twee auto’s.
Rechter Timm:
Weet u ook nog welke?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, mijn X5, waar ik in reed, en er was nog een auto van [betrokkene 5] .
Rechter Timm:
Weet u nog wat dat voor een auto was?
Getuige [betrokkene 1] :
Porsche, geloof ik.
Rechter Timm:
O.k. Wie reed met de X5? Wie reed met de Porsche?
Getuige [betrokkene 1] :
Ik geloof dat [betrokkene 2] met mijn wagen reed. En [betrokkene 3] reed met de Porsche.
Rechter Timm:
En zat u met [betrokkene 2] of met [betrokkene 3] in een auto?
Getuige [betrokkene 1] :
Met [betrokkene 2] .
Rechter Timm:
Waarom bent u op die dag naar Nederland gereden? Was het voor iedereen duidelijk wat de reden was, waarom men daarheen reed?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, [betrokkene 2] had bepaalde wapens, die wilde hij ophalen.
Rechter Timm:
Was het, voordat jullie zijn weggereden, voor iedereen duidelijk dat het op die dag om wapens ging die jullie in Nederland wilden ophalen?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, niet meteen, maar wel daar in Nederland. Daar in Nederland was dat duidelijk.
(...)
Getuige [betrokkene 1] :
Clubhuis.
Rechter Timm:
Clubhuis, o.k. In welke stad?
Rechter Timm:
In Tilburg?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja.
(...)
Getuige [betrokkene 1] :
Allemaal. Ja, ik weet het niet meer precies, er waren ergens gesprekken, geen idee. In ieder geval waren we daar in zo’n garage en daar was zo’n Nederlander en die overhandigde toen een tas. Die hebben wij toen overgenomen en zijn toen teruggereden.
(...)
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, zo machinepistolen.
Rechter Timm:
Een, twee?
Getuige [betrokkene 1] :
Twee stuks.
(...)
Rechter Timm:
Weet u niet. Ook munitie erbij?
Getuige [betrokkene 1] :
Ik geloof van wel.
(...)
Rechter Timm:
Met in de auto’s weer dezelfde mensen als op de heenrit?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja.
Rechter Timm:
En u en [betrokkene 2] zaten in de BMW?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja.
Rechter Timm:
Bent u samen of apart de grens over gegaan?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, ik geloof dat we eerst, of ik weet niet, er was ergens nog een parkeerplaats of een tankstation waar de wagen nog door de politie is staande gehouden, geloof ik.
(...)
Rechter Timm:
Maar het wapen is dan uiteindelijk de grens over gegaan?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja.
Rechter Timm:
Later moet het dan nog een keer zo zijn geweest dat er wapens werden gebracht of uit Nederland werden gehaald. Weken later, een maand later?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, daar was ik niet bij.
Rechter Timm:
Weet u desondanks iets en hoe dat is gegaan?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, niet in detail.
Rechter Timm:
Dan beginnen we niet in detail, maar vertel eens wat. Wat weet u daarvan, van hoe dat is gegaan?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, [betrokkene 2] heeft daar geloof ik iets opgezet. Die heeft toen twee mensen naar Nederland gestuurd.
Rechter Timm:
Weet u ook wie?
Getuige [betrokkene 1] :
Ik geloof [betrokkene 3] en [betrokkene 6] .
Rechter Timm:
Dus [betrokkene 3] en [betrokkene 6] . Die zijn naar Nederland gereden. Wist u daarvan, dat die naar Nederland gingen?
Getuige [betrokkene 1] :
Nee.
Rechter Timm:
U zegt dat u dat niet wist.
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, dat wil zeggen dat ik niet wist dat [betrokkene 2] dat allemaal op poten had gezet. Maar dat die daarna toen zijn gegaan, dat wist ik wel.
Rechter Timm:
O.k. En u wist ook waarom ze daarheen gingen?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja.
Rechter Timm:
Ook precies om wat voor wapen het ging?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, maar niet in detail.
Rechter Timm:
Niet in detail, maar het zou wel een automatisch vuurwapen zijn?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja.
Rechter Timm:
O.k. En hoe is dat toen afgelopen? Ik weet dat u er niet bij was. Maar wat weet u ervan, hoe dat uiteindelijk is gegaan?
Getuige [betrokkene 1] :
Ik weet alleen dat die toen daarna in Duitsland zijn aangehouden, voor de huisdeur van een van die beiden.
Rechter Timm:
Wist u dat er een overhandiging was geweest?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja natuurlijk.
Hoofdofficier van justitie Mühlhoff:
Toen u er bij het eerste wapentransport bij was, toen waren er toch twee machinepistolen. Hebt u die destijds bekeken?
Getuige [betrokkene 1] :
Ja, die heb ik gezien.
2. Het proces-verbaal van de rechter Timm van het kantongerecht Duisburg van 29 juni 2015, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 3] .
Rechter Timm:
Het eerste feit zou in februari 2013 hebben plaatsgevonden.
Getuige [betrokkene 3] :
Als ik mij dat herinner, dan is dat het zaakdossier 43, dat heb ik nog in mijn hoofd. Dus - want dat zaakdossier heb ik nog in mijn hoofd - ja, dat was op die dag waarop ik toen met [betrokkene 4] in de Porsche Cayenne heb gereden. Een dag eerder had [betrokkene 1] mij in het clubhuis in Duisburg-Rheinhausen gevraagd of ik mee zou rijden naar Tilburg.
Rechter Timm:
Wat voor clubhuis en wie was [betrokkene 1] in dit verband?
Getuige [betrokkene 3] :
Het Satudarah-clubhuis in Duisburg-Rheinhausen. Hij had mij gevraagd of ik mee zou rijden, maar in het begin heeft hij mij nooit gezegd waar het om ging. Ik moest een auto gereedmaken en daarop heb ik toen een auto gereedgemaakt. Dat was een Porsche Cayenne, die was van [betrokkene 5] . De volgende dag hebben wij elkaar dan ontmoet bij het Jet-tankstation. [betrokkene 4] was erbij. [betrokkene 2] was erbij en [betrokkene 1] was erbij. Die waren met een X5 van [betrokkene 1] onderweg. Wij zijn in ieder geval eerst naar Tilburg gereden - de route daarheen weet ik niet meer - naar het oude clubhuis, omdat Satudarah naar een nieuw clubhuis in Tilburg was gegaan. Wij zijn daar naartoe gereden, daar was alles helemaal leeg. We zijn eerst in de auto blijven zitten. We moesten daar eerst gewoon blijven. Ik heb toen gezien hoe [betrokkene 1] een keer handschoenen aandeed, zo’n soort leren handschoenen/motorhandschoenen. En toen kwam er nog een huismeester. Algemeen gezegd heb ik toen daarbuiten gezien hoe hij zeg maar wapens in zijn handen had en dat was het, algemeen gezegd.
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Ik heb gezien hoe [betrokkene 2] met een tas kwam. Of beter gezegd, ik kan mij daar echt niet veel van herinneren, maar ik bedoel dat wij ook naar de andere club zijn gereden. Dus naar het toenmalige nieuwe clubhuis.
Rechter Timm:
In februari?
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, dat was zo’n club. Die was gesloten. En toen zijn we naar de andere club gereden.
(...)
Rechter Timm:
Waarmee was hij bezig? Dat hebt u in het begin ook al gezegd, maar waarmee was hij bezig?
Getuige [betrokkene 3] :
Met wapens.
(...)
Rechter Timm:
Was het een groot wapen, of waren het kleine wapens?
Getuige [betrokkene 3] :
Die waren middelgroot, scorpion, uzi, zoiets waren het. Niet groot, niet klein.
Rechter Timm:
Nog een keer: wie was daarmee bezig?
Getuige [betrokkene 3] :
[betrokkene 1] .
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Nou, hij heeft dat in een tas gestopt, [betrokkene 1] , het was een scorpion met geluiddemper. Het zat in zo’n tafeltennistas, waar ook wel tafeltennisbatjes in zitten, van Yoko of Yako of hoe dat ook heet. Het zat in de tas en daarna heeft hij dat in zo’n donkerkleurige zak gestopt. Hij heeft mij deze zak gegeven. Wij zijn ingestapt, [betrokkene 4] en ik, en we zijn terug gereden.
Rechter Timm:
Waar lag het wapen op dat moment? Bij u in de auto?
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, bij mij in de auto. In de Porsche Cayenne, op de achterbank. Het was zo’n leren tas van Yoko, Yako, dat was het. Zo’n zak, zwart. Daarna werden we ook staande gehouden door de Nederlandse politie.
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Nee, nee, we waren beiden gestopt.
En hij bedoelde, we geven nu gas en voordat we bij de grens zijn gaan jullie naar het tankstation, jullie twee, dus [betrokkene 4] en ik. Dat is dan ook gebeurd. We zijn toen naar het tankstation gegaan. We wilden 10-15 minuten wachten omdat hij dacht dat, als alles veilig was, we niet terug zouden komen. Als het niet veilig was, dan zie je ons hier weer terug. Ja, toen werden we staande gehouden. Dus daar in het tankstation. Toen kwam er een gewone auto, dat was een patrouilleauto van de Nederlandse politie. Die hebben ons gecontroleerd. Ze hebben niets gevonden en wij zijn toen weggereden.
Rechter Timm:
Ze hebben de auto dus niet echt doorzocht?
Getuige [betrokkene 3] :
Niet echt. Ik geloof dat het voor hen belangrijker was om het kenteken en het autonummer van de Porsche te controleren.
Rechter Timm:
En toen mocht u verder rijden?
Getuige [betrokkene 3] :
Klopt.
Rechter Timm:
Waar bent u toen heen gereden?
Getuige [betrokkene 3] :
We hebben elkaar daarna in de club ontmoet - nee, sorry, ik ben toen naar huis gereden en ik heb dat toen bij me gehad. Tot ze kwamen om het op te halen.
Rechter Timm:
In maart zou er nog iets zijn gebeurd. Kunt u ons daar ook nog wat over vertellen?
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, dat was ook op een dag, ik geloof een donderdag of een woensdag, een dag voordat dat gebeurd is. We zaten toen met zijn allen in de club en toen kwam [betrokkene 2] naar mij toe. Hij zei toen tegen mij, en dit keer was het geen vraag maar wel een bevel: jij gaat daarheen. Dus jij gaat daar morgen heen, zoek iemand uit en zoek een onopvallende auto. Je gaat wat afhalen.
Rechter Timm:
Heeft hij u gezegd wat u moest afhalen?
Getuige [betrokkene 3] :
Nee. Ik wist het wel, maar hij heeft mij dat toen niet gezegd, maar ik kon wel denken wat er aan de hand was.
Rechter Timm:
Wat dacht u dan wat er aan de hand was?
Getuige [betrokkene 3] :
Ik dacht, o.k. Nu, omdat ik een keer met hem daar was, vanwege die zaak in februari, dat kon alleen maar dat zijn.
Rechter Timm:
En hebt u dat toen gedaan?
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, ik heb toen [betrokkene 6] , mijn mededader destijds, die heb ik toen aangesproken. Ik heb hem gevraagd of hij tijd had. Hij dacht van wel. Toen heb ik de auto gepakt van [betrokkene 7] , die leende zijn auto wel eens uit, zo’n kleine Hyundai I 10. Ik heb toen die auto van hem geleend. Die avond ben ik naar huis gereden. Toen heb ik [betrokkene 6] afgehaald. Toen zijn we kort naar Rheinhausen gereden. Het was belangrijk voor ons om het juiste adres te hebben want we moesten naar het nieuwe clubhuis. We hebben het adres gepakt en toen heb ik een navigatiesysteem gepakt en zijn we daarheen gereden.
Rechter Timm:
Wist [betrokkene 6] hiervan, wist hij waar het om ging? Hebt u hem gezegd waar het om ging?
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, we hebben er in de auto over gesproken. Hij zei: waarheen? Ik zei dat we nu naar Tilburg moesten gaan om wat af te halen. Ja, wat moesten we dan gaan afhalen? Toen heb ik gezegd, zeker weer wapens of zo.
Rechter Timm:
Maar hij heeft meegedaan. Of moest hij meedoen?
Getuige [betrokkene 3] :
Nee, ik heb hem gevraagd en hij heeft meegedaan. Hij moest dus niet.
Rechter Timm:
En toen bent u alleen naar Nederland gereden of was er nog iemand anders bij, zoals de eerste keer?
Getuige [betrokkene 3] :
Nee, alleen wij tweeën. Dus [betrokkene 6] en ik in een auto. Ja, wij zijn er toen heen gereden. We zijn daar aangekomen. We hebben het afgehaald. We waren toen dus naar een huis gereden.
Rechter Timm:
Het oude of het nieuwe clubhuis?
Getuige [betrokkene 3] :
Het nieuwe clubhuis.
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, die waren er - ik weet nu de namen niet van die mensen - maar ik geloof dat het misschien een president van daar of een secretaris was, geen idee. Ik ben daarheen gegaan en ik heb gezegd: ”Ik ben gestuurd door [betrokkene 2] , door [betrokkene 2] ”. Toen wisten zij ook waar het over ging. Ze zeiden toen: “o.k., wacht even”. Toen zijn we daar gebleven, 10, 15 minuten. Toen zijn die in een auto gestapt. Wij zijn in onze auto gestapt. Wij zijn erachteraan gereden, een woonwijk in, naar zo’n woning. Die zijn daar naar binnen gegaan en hebben dat opgehaald. Een tas en een kist in de auto gelegd. En dat was het dan ook.
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Zij zelf, de officieren, die rijden daar niet naartoe. Het zijn uitgezochte personen tegen wie wordt gezegd: rij daar eens heen.
Officier van justitie van Veen:
Dan komen we nu bij de afgeluisterde gesprekken. Er is een gesprek waarvan u zegt: “Dat ben ik”. Dat is met [verdachte] . Dus [verdachte] zou “Bro” zeggen en u zou “seiner” zeggen, [verdachte] zegt: “De man is er, de kleine, je weet wel” en u zegt: “Het is in het clubhuis in Tilburg” en [verdachte] zegt: “Ja, clubhuis je kunt daar naar binnen gaan, naar achter” en u zegt: “Is alles er?” en [verdachte] zegt: “Er zijn mensen” en dan zegt u: “O.k.”. Volgens dit gesprek spreekt u Engels.
Getuige [betrokkene 3] :
Klopt, dat kan ik me herinneren. Ik had het nummer gekregen en dat moest ik bellen. Ik had dat nummer ook al eerder, vanwege dat sms-bericht in Rheinhausen, waar wij waren en gevraagd, gezegd dus, dat wij er om half twee waren. Ik heb toen een aanwijzing gekregen maar er werd tegen mij gezegd: “Bel [verdachte] eens op en vraag eens of er iemand is” omdat de club tenslotte officieel gesloten is, er was geen club. Maar dat was dan ook alles. Ik heb gevraagd: ”Is er iemand?” en hij zei “Ja, er is iemand binnen, kijk, er moet iemand binnen zijn, die werken daar”.
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Ja, ik kan mij delen van gesprekken herinneren. Ik zal het maar zo zeggen, [verdachte] persoonlijk, dat is tenslotte een Nomad. Dus is hij een van de belangrijkste mensen in Nederland en ik geloof dat men zonder zijn toestemming niet veel kan doen.
(...)
Getuige [betrokkene 3] :
Dat ben ik zeker. Dat is mijn stem. Wat dat een en twee betreft, kan ik u werkelijk niet zeggen wat daarmee wordt bedoeld. Omdat [betrokkene 2] , en ik kan het me nu een beetje herinneren, dat weet ik, we zaten in de auto. [betrokkene 2] zat in de auto en ik stond bij deze kleine. Maar de naam van die kleine ken ik niet.
3. Het proces-verbaal van de rechter Timm van het kantongerecht Duisburg van 29 juni 2015, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 2] .
Rechter Timm:
De feiten waar het vandaag over gaat, zijn twee overdrachten/leveringen van wapens of oorlogswapens of munitie in februari 2013 en maart 2013 in Tilburg of in Nederland of hier in Duitsland.
Getuige [betrokkene 2] :
Het gaat de ene keer om scorpions met geluiddemper en 4 magazijnen en drie weken later om een kalasjnikov met 1.000 stuks munitie of 1.000 patronen. Ik was lid van Satudarah in Duisburg, als sergeant at arms. En de eerste afspraak voor die twee scorpions werd door [betrokkene 1] gemaakt.
(...)
Getuige [betrokkene 2] :
Dat kan ik u niet zeggen. Daar was ik niet bij. We hadden alleen maar een dag en een tijdstip waarop we daar moesten verschijnen. Omdat we in die tijd tamelijk veel problemen met de Hells Angels hadden en [betrokkene 1] van mening was dat we ons moesten bewapenen.
En wij zijn toen naar die afspraak gegaan met [betrokkene 3] en met ene [betrokkene 4] . Die zijn apart gegaan in een auto en ik ben met [betrokkene 1] gegaan. We zijn met twee auto’s gegaan omdat ik denk dat [betrokkene 1] de wapens niet bij zichzelf in de auto wilde vervoeren en dat hij gewoon iemand anders heeft gevonden die de wapens dan gewoon heeft vervoerd. Daar ga ik van uit en hoe dat verder verliep, daar hoefde ik mij niet mee bezig te houden of zo. Ik ben gewoon meegereden en in Tilburg zijn we dan naar het oude clubhuis gegaan en daar moesten we een tijd wachten. Ik kan niet meer precies zeggen hoe lang, want het is ook al tamelijk lang geleden. Maar het was bij het oude clubhuis en daar hebben we een tijd moeten wachten en daar was men ook net bezig met inladen, omdat men aan het verhuizen was naar het nieuwe clubhuis. Na een bepaalde tijd kwam er dan iemand met een tas binnen en in deze tas zaten dan de twee scorpions met geluiddempers en een geluiddemper, voor zover ik mij dat kan herinneren, en 4 magazijnen. [betrokkene 1] heeft toen in die tas gekeken en heeft de wapens bekeken, met handschoenen aan, en hij heeft ze goed gekeurd. Toen heeft hij de tas aan [betrokkene 3] doorgegeven. [betrokkene 3] heeft de wapens toen in zijn auto opgeborgen en toen zijn we weer teruggereden over de A3, voor zover ik mij dat kan herinneren. Toen werd [betrokkene 3] voor de grens nog kort door de politie gecontroleerd. De Nederlandse politie heeft de wagen echter niet doorzocht maar alleen maar oppervlakkig de personalia gecontroleerd en gecontroleerd of de wagen gestolen was of weet ik veel. En toen mochten ze doorrijden en zijn toen naar Duitsland gegaan.
(...)
Getuige [betrokkene 2] :
Ja. Niet tijdens de terugrit. Maar ter plaatse geloof ik van wel, omdat wij daar toen moesten wachten. En ik geloof dat er toen een telefoongesprek heeft plaatsgevonden met [betrokkene 1] en met de Nederlandse kant van Satudarah. Het tweede feit heeft drie weken later plaatsgevonden. Ik geloof dat er toen een afspraak werd gemaakt voor een dinsdag of zo, 3 a 4 weken later in Tilburg in het nieuwe clubhuis. Wij zijn erheen gereden, voor zover ik weet om het nieuwe clubhuis te bekijken. Het kan zijn dat er iets anders achter zat, dat [betrokkene 1] ter plaatse een nieuwe afspraak heeft gemaakt om nog meer wapens naar ons te halen. In ieder geval werd daar, ik geloof op een dinsdag, in Tilburg over gesproken. Dus wij waren dinsdags in Tilburg en daar moet toen over gesproken zijn. ’s Woensdags was het thema tijdens de meeting in Duitsland dat er op vrijdag om 16.00 uur nogmaals een wapentransport zou plaatsvinden.
Rechter Timm:
Dat betekent dat er van tevoren bij u in het clubhuis over gesproken is?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja. Bij ons ook.
(...)
Rechter Timm:
En in Tilburg bij die afspraak? Waren daar Nederlanders?
Getuige [betrokkene 2] :
Oh, daar waren er veel.
Rechter Timm:
Ook mensen van wie u de naam kunt noemen of mensen die u kent?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja.
Rechter Timm:
Bijvoorbeeld de heren die ik u als eerder heb genoemd, de verdachten in deze zaak?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja, ik geloof dat daar alleen een [verdachte] was, dus een [verdachte] , een [medeverdachte] . Geen idee wie [betrokkene 8] is. Zou ik een foto moeten zien. Daar waren immers veel nationals.
Rechter Timm:
Maar u zegt dat [verdachte] en [medeverdachte] , dus [medeverdachte] , dat die daar allebei waren?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja, er waren daar nog anderen, nog meer.
Hoofdofficier van justitie Mühlhoff:
Wat heeft [betrokkene 1] u dan over dat gesprek verteld, op diezelfde dag tijdens de terugrit of op de dag erna, op die woensdag?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja, op diezelfde dag heeft hij wat verteld, dat hij gewoon voor vrijdag een afspraak had gemaakt, dat er nog meer wapens moesten komen. Voor mij was dat een beetje overbodig. Ik wist helemaal niet wat hij met zoveel wapens wilde doen. Omdat er drie weken eerder al twee machinepistolen waren gekomen en er ook nog een eigen wapenarsenaal voorhanden was. En - nou ja - die had het zich gewoon in zijn hoofd gehaald dat hij zoveel mogelijk wapens moest laten komen en hij wilde dat er op vrijdag dan weer gewoon een wapentransport plaatsvond. Dat heeft hij mij zo gezegd, dat hij dat had afgesproken.
Hoofdofficier van justitie Mühlhoff:
Heeft hij u ook gezegd met wie hij dat had afgesproken?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja, met een of andere leidinggevende. Maar hij heeft mij niet gezegd met wie precies.
Hoofdofficier van justitie Mühlhoff:
Met wie heeft hij dan nu concreet gesproken?
Getuige [betrokkene 2] :
Ja, hij heeft met meerdere mensen gesproken. Daar was een [verdachte] , een [betrokkene 9] , een national sergeant. Er waren meerdere mensen ter plaatse met wie hij heeft gesproken.
Hoofdofficier van justitie Mühlhoff:
U hebt nu dus niet gezien dat hij bijvoorbeeld met mensen ergens een zijkamertje is ingegaan en u daarna iets heeft verteld?
Getuige [betrokkene 2] :
Hij was wel vaker ergens met mensen alleen aan het spreken. Dat was tenslotte ook de regel, dat ze zich terugtrokken en ergens gingen zitten en met elkaar praatten en dan zo’n [medeverdachte] , die is, zal ik maar zeggen, niet zo belangrijk. Die was meer de chauffeur van [verdachte] . Er is dus gewoon een niveau, de president van Duitsland, [betrokkene 1] , en laat ik zeggen de national of een [betrokkene 10] . Dat is dan nu eenmaal een niveau en op dat niveau bespreken ze dan dingen met elkaar. Natuurlijk zitten ze daar tussendoor dan voor zichzelf.
Getuige [betrokkene 2] :
De wapens werden afgehaald door [betrokkene 3] en [betrokkene 6] .
4. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [betrokkene 1] van 26 november 2013, (…) voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte.
[betrokkene 11] van [A] wilde de Nederlanders graag filmen. Daarom hebben we via [betrokkene 12] een afspraak in Tilburg laten maken om aan te vragen. [betrokkene 2] maakte onmiddellijk gebruik van de situatie. Onderweg zei hij, dat we eerst naar het oude clubhuis zouden gaan, daar was ik nog nooit geweest. [betrokkene 2] zat bij mij in mijn BMW. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zaten in de andere auto, de Porsche van [betrokkene 5] . [betrokkene 2] had die van te voren op de hoogte gebracht en opgeroepen. Daarvan wist ik niets. Het verbaasde me echter niet want het was gebruikelijk, dat men met twee auto's reed. Ik vroeg [betrokkene 2] wat we daar gingen doen. Hij zei dat hij in Nederland was geweest en daar een pistool met geluidsdemper had besteld. Die hadden gezegd, dat hij dat in het oude clubhuis kon afhalen. We kwamen daar aan en [betrokkene 2] sprak met een Nederlander. Ik heb alleen Ok gezegd, omdat hij immers zijn zaak was. Na tien minuten opende de Nederlander een rolpoort aan de zijkant van het oude clubhuis en de Porsche moest daar naar binnen rijden. [betrokkene 2] had tegen mij gezegd, dat de Porsche het wapen zou meenemen. Ik heb ook direct gezegd, dat ik het wapen niet in mijn auto wilde hebben. Toen kwam de Nederlander nog een keer en ik heb meegeluisterd bij het gesprek. De man zag eruit als een conciërge. Ik had die nooit gezien en weet niet eens of hij lid is van Satudarah. De man zei, dat hetgeen [betrokkene 2] wilde niet beschikbaar was, maar dat hij iets anders had gevonden. In de tas die hij liet zien zaten twee machinepistolen met in elk twee kromme magazijnen. De wapens waren identiek en er zat ook een geluidsdemper bij, ongeveer zo lang als een DIN A4 blad. Er zaten ook kerven in. Ik weet niet hoe origineel het was. [betrokkene 2] heeft die eruit gehaald en er was ook een pakket met munitie. Er zaten twee pakketten aan elkaar geplakt. Dat was munitie voor de Scorpions. De Nederlander legde uit, dat men daarmee ook een enkel schot kon afvuren. [betrokkene 2] zei, dat hij ermee bekend was. [betrokkene 2] heeft alles op de achterbank van de Porsche gelegd en zei tegen [betrokkene 3] dat hij het moest afdekken. De bestelde wapens had [betrokkene 2] zoals hij zelf zei bij zijn bezoek in Nederland, toen hij zich over mij had beklaagd, met [verdachte] , [betrokkene 13] en de Nationaal Sergeant afgesproken.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 1] van 6 maart 2014, (…) voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte.
Vraag: Zaakdossier 044 heeft betrekking op de invoer van een kalasjnikov (AK47) van Tilburg (NL) naar Duitsland. Getuige [betrokkene 2] heeft hierover voor de Amtsrichter verklaard, dat u vóór deze levering gesprekken met Tilburg had gevoerd. Met welke personen in Tilburg heeft u hierover gesproken?
Antwoord: dat klopt, dat we in Tilburg waren. [betrokkene 2] en ik waren daar. We hebben met [betrokkene 13] en de National Sergeant gesproken. Het ging erom, dat we eerder de Scorpions hadden gehaald op bestelling van [betrokkene 2] . De kalaschnikow had echter niemand uit Duitsland besteld. Dat was een Nederlands idee. [betrokkene 13] had gezegd, dat het beter was, als wij in Duitsland de goederen op voorraad hadden, dus wapens hadden liggen.
In het nieuwe clubhuis waren [verdachte] , [betrokkene 13] en de National Sergeants. Verder niemand speciaal, wat Hangarounds en zo, die daar rondhangen. We waren er rond de middag. We gingen naar de ruimte met de tafel, om te praten. [betrokkene 13] opende het gesprek en zei dat ze met elkaar hadden gepraat nadat wij de Scorpions hadden gehaald. De Nederlanders hadden besloten, dat het beter zou zijn, dat wij de wapens in Duitsland, dus in Duisberg, zelf hadden liggen, zodat we niet steeds naar Nederland hoefden te rijden. Met dit thema opende hij onmiddellijk het gesprek. We hadden destijds immers het conflict met de Hellser en zodat we niet steeds weer naar Nederland hoefden, moesten we de wapens in Duisland hebben liggen. Ik heb gezegd, dat het niet nodig was en waarom dat zou moeten.
Het ging dus om de Kalasjnikov. Eigenlijk zouden meerdere Kalasjnikovs komen, maar toen ze afgehaald werden, was er maar één. [betrokkene 13] zei, dat we de wapens in Nederland moesten afhalen. Ik geloof, dat we ze in het nieuwe clubhuis in Tilburg moesten afhalen, maar er werd geen datum afgesproken. De verdere communicatie verliep volgens mij later op een woensdag/meetingdag in Duisburg. Op die dag was [verdachte] aanwezig, niet [betrokkene 13] . [verdachte] zei die woensdag, dat de wapens in Tilburg waren en dat we moesten regelen, dat iemand uit Duitsland naar Tilburg zou rijden om de Kalaschnikows af te halen. Dat heeft [betrokkene 2] toen geregeld en die heeft [betrokkene 3] gevraagd of liever gezegd opgedragen, naar Tilburg te rijden. [betrokkene 3] moest het dus regelen. [betrokkene 3] heeft vervolgens [betrokkene 6] gezegd, dat hij mee moest rijden. Dat was in het clubhuis. Ik was bij dat gesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] aanwezig.
Vraag: uit het onderzoek blijkt, dat [betrokkene 3] de dag van de levering van de AK47, u een SMS stuurt met de vraag of hij in het oude of in het nieuwe clubhuis moet zijn. Klopt dat? Antwoord: Ja, dat klopt, dat hij mij een SMS stuurde.
Vraag: Hoe kon [betrokkene 3] precies weten wanneer het wapen moest worden opgehaald? Antwoord: [betrokkene 2] heeft dat tegen hem gezegd.
Er werd ook geen tijdstip genoemd, omdat in Tilburg zo wie zo altijd iemand aanwezig was. [verdachte] had dat gezegd.
Vraag: Gisteren heb je gezegd, dat [betrokkene 3] en [verdachte] ook privé contact met elkaar hadden. Hoe kwam dat?
Antwoord: [betrokkene 3] was voor [verdachte] zo iemand als [medeverdachte] in Nederland. In Nederland laat [verdachte] zich door [medeverdachte] rondrijden, in Duitsland doet [betrokkene 3] dat.
6. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 2] van 15 januari 2014, (…) voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte.
Vraag:
Bij de beschrijving van de ongeoorloofde invoer van twee scorpions met een geluidsdemper en daartoe passende munitie begin 2013 staan in het verhoor van [betrokkene 1] en jouw verhoor tegenstrijdigheden met betrekking tot de exacte tijd. Kun je de tijd van dit gebeuren nog een keer exact vertellen?
Antwoord:
De dag dat de twee scorpions uit Nederland naar Duitsland kwamen is zeker weten de dag geweest dat de Nederlandse politie de Porsche gecontroleerd had. De datum weet ik niet meer, maar het is toch duidelijk. Ik was er immers bij. Ik was met [betrokkene 1] onderweg in de BMW X5. Ik steek er mijn handen voor in het vuur: dat was de dag waarop de twee scorpions met geluidsdemper naar Duitsland werden gesmokkeld.
Vraag:
We tonen u nogmaals de fotomap, stand 09.12.13, die je al kent. Kijk deze nog eens door, of je nog andere personen herkent.
Nummer 128:
Dat is [medeverdachte] , de chauffeur van [verdachte] , in Nederland noemen ze hem [medeverdachte] , die heeft de 100 gram aan [betrokkene 14] verkocht, [medeverdachte] of [medeverdachte] noemen ze hem.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 20 mei 2014, (…) voor zover inhoudende het relaas van die verbalisanten.
Van collega verbalisant [verbalisant 3] , inspecteur van politie van de regiopolitie Twente, kregen wij verbalisanten het verzoek, om naar aanleiding van een controle die wij uitgevoerd hebben, enige zaken nader te verklaren. Deze controle vond plaats op 21 februari 2013 tussen 20.00 uur en 20.15 uur. Dit was op de rijksweg A12 ter hoogte van hectometerpaal 148,7. Wij kunnen verklaren dat wij het voertuig en de bestuurder hebben gecontroleerd, maar geen daadwerkelijke doorzoeking van het voertuig op grond van een wetgeving of vrijwilligheid gedaan hebben. We hebben op basis van vrijwilligheid in de kofferbak mogen kijken, maar hebben in de rest van het voertuig niet gezocht naar strafbare zaken. We hebben destijds in de mutatie enkel beschreven, wat wij direct het met blote oog konden waarnemen.
Betrokken: personenauto, Porsche Cayenne, kleur zwart,
Bondsrepubliek Duitsland, kenteken [kenteken 1] ,
chassisnummer [001]
8. Tapgesprek pagina 2667
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 08.42.24
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 1]
Getapte : [betrokkene 1]
Met / door : belt met
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling : [betrokkene 15]
Beller : igb [betrokkene 3]
Gespreksinhoud
SMSU: Goed, regel een auto, wij gaan met sacent vandaag naar [verdachte] . We gaan met twee auto's.
9. Tapgesprek pagina 2673
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 12.00.50
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 1]
Getapte : [betrokkene 1]
Met / door : belt met
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling : [betrokkene 15]
Beller : igb [betrokkene 3]
Gespreksinhoud
SMSU: Geef het door aan [verdachte]
10. Tapgesprek pagina 2674
Datum tijdstip gesprek : 21-2-2013 12.01.06
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 1]
Getapte : [betrokkene 1]
Met / door : wordt gebeld door
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling : [betrokkene 15]
Beller : igb [betrokkene 3]
Gespreksinhoud
SMSI: Ok
11. Tapgesprek pagina 2674
Datum tijdstip gesprek : 21-2-2013 12:11:48
Gespreksnummer : 287611989
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 3]
Getapte : [verdachte]
Met / door : wordt gebeld door
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling :
Beller :NN9438
Paallocatie : Groeshof in Bergen op Zoom
Onderwerp gesprek : 369 SMSI
Gespreksinhoud
SMSI: Bro.we are there 13.30.
Vertaling: Broer. We zijn daar 13.30.
12. Tapgesprek pagina 2675
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 12.58.09
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 1]
Getapte : [betrokkene 1]
Met / door : belt met
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling : [betrokkene 15]
Beller : igb [betrokkene 3]
Gespreksinhoud
SMSU: Heb je het adres van [verdachte] opgehaald?
13. Tapgesprek pagina 2675
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 12.58.28
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 1]
Getapte : [betrokkene 1]
Met / door : wordt gebeld door
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling : [betrokkene 15]
Beller : igb [betrokkene 3]
Gespreksinhoud SMSI: Ja
14. Tapgesprek pagina 2677
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 14:00:17
Gespreksnummer : 287612687
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 3]
Getapte : [verdachte]
Met / door : Belt met
Telefoon nr : [telefoonnummer 4]
Tenaamstelling : lebara/pre-paid /
Beller
Paallocatie : Groeshof in Bergen op Zoom
Onderwerp gesprek : 375
Gespreksinhoud (dit gesprek is in februari 2014 opnieuw beluisterd en woordelijk uitgewerkt)
[verdachte] belt met NN7357.
( [verdachte] praat tegen onbekende man tijdens het laten overgaan van de telefoon: lk heb gezegd laat me weten! ! lk zei je hoeft het voor mij niet te doen maar laat me iets weten!)
NN: Hallo, broer
[verdachte] : ben je al wakker jongen? Of lig je nog in je bedje?
NN: heh?
[verdachte] : ben je al wakker?
NN: ja half
[verdachte] : moet je weg. Je moet straks weg, toch?
NN: uhhh...jaa ligt aan [betrokkene 13] ??, lk moet nog dingen doen.
[verdachte] : Ja ja luister. Moet je weg of nie? Hoelaat moet je weg?
NN: Nu?
[verdachte] : nee straks! Je moet toch weg vandaag of niet? Moet je niet weg?
NN: uhhh nee vanavond om 7 uur. Half acht heb ik afspraak voor...(onverstaanbaar)
[verdachte] : oke
[verdachte] : red je het 3 uur in clubhuis?
NN: uhhh...effe kijken..
[verdachte] : Het is nou 2 uur.
NN: uhh jaa red ik wel
[verdachte] : Is goed. 2 uur nieuwe clubhuis heh?
NN: Ja komt goed
[verdachte] : Is goed...er is iemand daar, toch?
NN: jooo....(onverstaanbaar) zijn daar.
[verdachte] : Oh, is goed.
NN: Ja?
[verdachte] :Oke
NN: Tot zo
[verdachte] : Hoi
NN: Hoi
15. Tapgesprek pagina 2678
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 15:14:39
Gespreksnummer : 287613614
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 3]
Getapte : [verdachte]
Met / door : wordt gebeld door
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling :
Beller
Onderwerp gesprek :378
Gespreksinhoud (27 juni 2013 is dit gesprek opnieuw beluisterd en uitgewerkt)
[verdachte] wordt gebeld door [betrokkene 3] . Over en weer praten [verdachte] en [betrokkene 3] gebrekkig engels met elkaar.
[verdachte] = [verdachte]
[betrokkene 3] = [betrokkene 3]
[verdachte] : Bro
[betrokkene 3] : Nomad we zijn er.
[verdachte] : De man is daar, die kleine weet je wel.
[betrokkene 3] : Het is het clubhuis van Tilburg.
[verdachte] : Ja clubhuis je kan naar binnen toe gaan, naar achter.
[betrokkene 3] : Is het allemaal daar?
[verdachte] : Er zijn mensen daar, later.
[betrokkene 3] : Okay later.
16. Tapgesprek pagina 2679
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 15:17:32
Gespreksnummer : 287613615
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 3]
Getapte : [verdachte]
Met / door : wordt gebeld door
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling :
Beller
Paallocatie : Henri Blomjousstraat in Tilburg
Onderwerp gesprek : 379
Gespreksinhoud (27 juni 2013 gesprek opnieuw beluisterd en uitgewerkt)
[verdachte] (NWG) wordt gebeld door [betrokkene 3] die door [verdachte] [betrokkene 3] wordt genoemd. Over en weer praten [verdachte] en [betrokkene 3] gebrekkig engels met elkaar.
[verdachte] = [verdachte]
[betrokkene 3] = [betrokkene 3]
[betrokkene 16] = [betrokkene 16] (NWG)
[verdachte] : [betrokkene 3]
: [verdachte] we wachten op jou hier in het clubhuis
[verdachte] : He
[betrokkene 3] : We wachten op jou
[verdachte] : Ja ja ja
[betrokkene 3] : Kom je?
[verdachte] : Nee, nee moet ik komen?
[betrokkene 3] : Ja, we wachten op jou hier.
[verdachte] : Nee de kleine man komt, weet je wel?
[betrokkene 3] : Kleine man, hier is een man.
[verdachte] : De kleine man is zo daar
[betrokkene 3] : Ben je alleen hier? (tegen iemand aan zijn kant van de lijn)
[verdachte] : Geef hem, geef hem, geef hem
[betrokkene 16] : National hier met [betrokkene 16]
[verdachte] : He [betrokkene 16] luister die dinges komt dadelijk [medeverdachte] . Geef ze wat te drinken die gasten.
[betrokkene 16] : Ja natuurlijk ntv mag hebben.
[verdachte] : [medeverdachte] komt eraan.
[betrokkene 16] : [medeverdachte] die komt eraan ja dat klopt.
[verdachte] : En dan moet ie gewoon met hem afhandelen, ja.
[betrokkene 16] : Okay okay, ja is goed.
[verdachte] : Okay is goed, hoi.
[betrokkene 16] : Hoi.
17. Tapgesprek pagina 2680
Datum / tijdstip gesprek : 21-2-2013 15:29:13
Gespreksnummer : 287613616
Getapt telefoon nr : [telefoonnummer 3]
Getapte : [verdachte]
Met / door : wordt gebeld door
Telefoon nr : [telefoonnummer 2]
Tenaamstelling :
Beller
Paallocatie : Henri Blomjousstraat in Tilburg
Onderwerp gesprek : 380
Gespreksinhoud
[verdachte] wordt gebeld door [betrokkene 3] . Over en weer praten [verdachte] en [betrokkene 3] gebrekkig engels met elkaar.
[verdachte] = [verdachte]
[betrokkene 3] = gebruiker telefoon [betrokkene 3]
[verdachte] . Bro, hallo
[betrokkene 3] : Nomad, die ntv is goed ja. Het "smaakt" goed, weet je.
[verdachte] : Ja ok.
[betrokkene 3] : Ja eentje maar? We zeiden twee.
[verdachte] : Ja maar die ander daar heb ik geen, hoe zeg je dat?
[betrokkene 3] : NTV Tam tam (fon.)
[verdachte] : Die heb ik niet die ander
[betrokkene 3] : lk wil
[verdachte] : Omdat, wij willen alleen maar
[betrokkene 3] : Niet... Waar is die ander?
[verdachte] : Beter morgen of niet?
[betrokkene 3] : Morgen (tegen persoon aan zijn kant)
[verdachte] : [betrokkene 3]
: Ok. ok., Nomad wat is er met Amsterdam?
[verdachte] : Amsterdam wat is wat? Kom kom he, geef me de kleine jongen, geef me de kleine jongen, geef me de kleine jongen.
[betrokkene 3] : Ok
NN02: Nomad, of euh broeder broeder.
[verdachte] : Breng ze maar hiernaar toe kom zo hiernaar toe.
NN02: He?
[verdachte] : Breng ze maar hiernaar toe.
NN02: Ow moet ik ze meenemen?
[verdachte] : Ja hiernaar toe ja hiernaar toe.
NN02: Is goed doe ik. Okay ciao.
18. Het proces-verbaal van aanhouding van verdachten [betrokkene 3] en [betrokkene 6] van 15 maart 2013, (…) voor zover inhoudende.
Situatie op de plaats van aanhouding:
1.
Op 15-03-2013 omstreeks 18:50 uur arriveerden de collega's [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en ik, allen Kriminalhauptkommissar op het Polizeipräsidium Duisburg op de plaats van aanhouding (op de A40 in de richting Dortmund, op de afslag Hffen, ong. 30 m voor de straat "Am Schliitershof). Op de linker rijbaan stond half in de berm de Hyundai i10, [kenteken 2] . De auto was onder controle van het arrestatieteam. Op het trottoir, rechts van de afrit, achter de daar aanwezige berm, werden de twee verdachten
[betrokkene 6] ,
Geboren op [geboortedatum] -1989 in [geboorteplaats] ,
[a-straat 1]
[plaats]
en
[betrokkene 3]
Geboren op [geboortedatum] -1985 in [geboorteplaats]
z.v.w:
door het arrestatieteam bewaakt en aan ons overgedragen.
2.
Inzake de personenauto
De portieren aan de bestuurderskant stonden open. Achter de bestuurdersstoel lag een grote, zwarte nylontas. De rits van de tas stond een stuk open zodat een overduidelijk automatisch vuurwapen te zien was. De tas werd in deze toestand achtergelaten. In de kofferbak aan de linkerkant lag een open groene plastic bak waarin een groene metalen kist zat. Rechts daarvan lagen 2 jacks en een shirt. De groene plastic bak werd uit de auto getild (het gewicht bedroeg ong. 20 kg). De groene metalen kist was tot aan de rand gevuld met patronen, kaliber 7,63 x 39 mm.
3.
In de werkplaats van de technische recherche werden door collega [verbalisant 9] foto's gemaakt van het voertuig, de aangetroffen tas, het wapen en de munitie. Het wapen werd door de wapenexpert Kriminalhauptkommissar [verbalisant 10] aangemerkt als volautomatisch aanvalsgeweer Kalasjnikov AK74 [opmerking vertaalster: vermoedelijk is dit een schrijffout en wordt hier bedoeld: AK47].
Nr. 1:
1 volautomatisch aanvalsgeweer, [002] , Kalasjnikov
Plek aantreffen: het geweer lag in een zwarte tas die op de grond achterin links in de auto lag. Het wapen was gedeeltelijk in een witte doek gewikkeld.
Overgebracht naar: KTU Poliziepräsidium Duisburg
Het wapen is door Kriminalhauptkommissar [verbalisant 10] bekeken en geclassificeerd. Op grond daarvan werden de volgende constateringen gedaan:
- het wapen was niet geladen (geen patronen in de loop, geen magazijn)
- de slagpin is aanwezig
- de loop was doorgankelijk
- het wapen is in uitstekende toestand
- het wapen kan ingesteld worden op semi-automatisch en automatisch vuren en op de veiligheidsstand
Het wapen blijkt volledig operationeel te zijn.
Het voorhanden hebben of bij zich voeren van een dergelijk wapen is een strafbaar feit volgens art. 51, lid 1 van de Duitse Wapenwet en wordt gestraft met gevangenisstraf van één tot vijf jaar.
Nr. 2:
Twee volle magazijnen
Plek aantreffen: De magazijnen lagen naast bovengenoemd geweer eveneens in de zwarte sporttas.
Overgebracht naar: Technische Recherche Polizeipräsidium Duisburg
Het exacte aantal patronen is voorlopig nog niet vastgesteld om de originele toestand niet aan te tasten. Volgens een eerste indruk is ten minste één van beide magazijnen helemaal vol; het andere magazijn is bijna helemaal vol. De magazijnen lijken bij bovengenoemd aanvalsgeweer te passen.
Nr. 3:
1 groene metalen kist met munitie; kaliber: 7,62 x 39; gewicht: ongeveer 20 kg.
Plek aantreffen: Kofferbak, aldaar in een plastic bak.
Overgebracht naar: Technische Recherche Polizeipräsidium Duisburg
De patronen zijn voor een deel uit de kist genomen om vast te kunnen stellen of er wellicht nog meer wapens onder lagen. Na dit te hebben gecontroleerd zijn de patronen teruggelegd in de kist. Volgens Kriminalhauptkommissar Schwedman betreft het kaliber 7,62 x 39. De munitie kan met het aanvalsgeweer worden afgevuurd. De kist weegt tezamen met de munitie ong. 20 kg.’
6. In het met overneming van gronden bevestigde vonnis heeft de rechtbank voorts de volgende bewijsoverwegingen geformuleerd:
‘5.2 Parketnummer 08/910036-14
5.2.1 Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] , de controle van de Porsche Cayenne aan de Duitse grens, de onderzoeksgegevens van een baken van de auto van [betrokkene 1] op 21 februari 2013, de telefoon van [betrokkene 1] die op 21 februari 2013 contact had met het netwerk ter hoogte van Veldhoven en gelet op de tapgesprekken en sms'jes. Daarnaast is verdachte president van het Chapter van Satudarah dat de wapens leverde; niets gebeurde zonder de wetenschap van de president.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden vastgesteld dat op 21 februari 2013 wapens en munitie zijn overgedragen; voor zover dat al vastgesteld kan worden, dan kan niet worden vastgesteld dat het wapens van categorie II en/of III betrof; voor zover dat al kan worden vastgesteld, kan niet worden vastgesteld dat verdachte daarbij enige betrokkenheid heeft gehad.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte - met de bijnaam [verdachte] - bekleedt binnen ‘de nationals’ van Satudarah MC een hoge functie, te weten een nomad (later kapikane). Hij is daarmee te beschouwen als gezaghebbend binnen de club.
Op 21 februari 2013 zijn [betrokkene 1] - president van het chapter van Satudarah MC in Duisburg -, [betrokkene 2] - sergeant at arms bij dat chapter in Duisburg -, [betrokkene 3] - volwaardig lid - en [betrokkene 4] in twee auto’s, een Porsche Cayenne en een BMW X5, vanuit Duitsland naar het clubhuis van Satudarah in Tilburg in Nederland gegaan om wapens op te halen. [betrokkene 3] heeft in opdracht van [betrokkene 1] aan verdachte doorgegeven dat ze er om 13.30 uur zullen zijn. Voordat ze vertrekken wil [betrokkene 1] nog van [betrokkene 3] weten of hij het adres van [verdachte] heeft opgehaald. Dat heeft hij.
Om 14.00 uur die dag heeft verdachte met [medeverdachte] gebeld en met hem afgesproken dat [medeverdachte] om 15.00 uur in het nieuwe clubhuis moet zijn. Om 15.14 uur is verdachte door [betrokkene 3] gebeld, die verdachte zegt dat ze bij het clubhuis in Tilburg zijn. Verdachte heeft geantwoord dat “de kleine” daar is en dat ze naar binnen kunnen gaan.
Om 15.17 uur is verdachte wederom door [betrokkene 3] gebeld, die hem zegt dat ze op hem wachten in het clubhuis. Verdachte zegt hem dat de kleine man komt. Verdachte heeft vervolgens “ [betrokkene 16] ” aan de lijn gekregen en heeft hem verteld dat [medeverdachte] er aan komt en dat hij ( [betrokkene 16] ) die gasten wat drinken moet geven en dat ze het met hem ( [medeverdachte] ) moeten afhandelen. [medeverdachte] wordt door verdachte ook wel [medeverdachte] genoemd. Om 15.29 uur is verdachte wederom door [betrokkene 3] gebeld, die verdachte vertelde dat het goed smaakt. Vervolgens heeft [betrokkene 3] de wapens en munitie, te weten twee Scorpions met geluidsdemper en 4 met munitie gevulde magazijnen, op de achterbank van de Porsche Cayenne gelegd en zijn ze weer in de auto gestapt; [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de BMW X5 en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] in de Porsche Cayenne. Op de terugweg naar Duitsland is de Porsche Cayenne tijdens een verkeerscontrole op de A12 bij Zevenaar gecontroleerd. De verbalisanten hebben de auto niet doorzocht en de wapens en munitie zijn niet gevonden en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] konden ongehinderd terug naar Duisburg in Duitsland rijden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte een hoge positie binnen Satudarah MC bekleedt en gelet op die positie een sturende en leidinggevende rol heeft. Hij regelt dat [medeverdachte] in het clubhuis is om de daadwerkelijke wapenoverdracht te doen, hij wordt achtereenvolgens gebeld op het moment dat de Duitsers bij het clubhuis zijn gearriveerd, op het moment dat blijkt dat [medeverdachte] er (nog) niet is en op het moment dat de overdracht heeft plaatsgevonden.
Uit de inhoud van de tapgesprekken blijkt dat, wanneer men het nummer dat bij verdachte in gebruik is belt, de persoon die opneemt “ [verdachte] ” of “Nomad” wordt genoemd, zijnde de bijnamen van verdachte. Bij de beller bestaat ook geen enkele twijfel over dat op dat moment verdachte aan de lijn is. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende komen vast te staan dat verdachte de persoon is met wie gecommuniceerd wordt, zodat het verweer van de verdediging op dat punt wordt verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er evenmin twijfel over dat de wapenlevering op 21 februari 2013 heeft plaatsgevonden, gelet op de verklaringen die zowel [betrokkene 1] , als [betrokkene 2] als [betrokkene 3] daarover hebben afgelegd in combinatie met de tapgesprekken die op 21 februari 2013 hebben plaatsgevonden en de controle op de A12 op 21 februari 2013 van de Porsche Cayenne waarmee [betrokkene 3] en [betrokkene 4] de wapens en munitie hebben vervoerd. Dat het Landgericht Duisburg heeft geoordeeld dat de wapenlevering heeft plaatsgevonden op 3 februari 2013 doet daar niet aan af, nu de verklaringen waarop het Landgericht vonnis heeft gewezen nadien door de betrokken Duitsers zijn herzien. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
Evenmin bestaat er naar het oordeel van de rechtbank twijfel over het soort wapens en de munitie die zijn geleverd. Weliswaar zijn de desbetreffende scorpions en de munitie niet aangetroffen en onderzocht, maar dat doet niet af aan het feit dat het volgens [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ging om twee scorpions - waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat dat de scorpion een automatisch vuurwapen betreft - en een aantal magazijnen met munitie. De rechtbank verwerpt ook het verweer van de verdediging op dit punt.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.2.2 Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] en het aantreffen van de wapens. Daarnaast is verdachte president van het Chapter van Satudarah dat de wapens leverde; niets gebeurde zonder medeweten en goedkeuring van de president.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, nu enkel de verklaring van [betrokkene 1] als bewijs kan dienen en dit onvoldoende is op grond van artikel 342 Wetboek van Strafvordering. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat in ieder geval vrijspraak dient te volgen voor de ten laste gelegde munitie, nu niet kan worden vastgesteld dat die strafbaar is gesteld in de Wet wapens en munitie.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte - met de bijnaam [verdachte] - bekleedt binnen ‘de nationals’ van Satudarah MC een hoge functie, te weten een nomad (later kapikane). Hij is daarmee te beschouwen als gezaghebbend binnen de club. Voor de levering van de Kalasjnikovs op 15 maart 2013 zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] naar het clubhuis van Satudarah MC in Tilburg gegaan. Daar hebben zij in een aparte ruimte een gesprek gehad waarbij een van de oprichters van Satudarah ( [betrokkene 13] ), de “national sergeant at arms” en verdachte aanwezig waren. Afgesproken werd dat de wapens bij het nieuwe clubhuis in Tilburg afgehaald moesten worden. Op een woensdag, een zogenaamde meetingdag, in Duisburg heeft verdachte aan [betrokkene 1] gezegd dat de wapens in Tilburg waren en dat zij iemand moesten regelen die de wapens uit Tilburg moest ophalen. [betrokkene 2] heeft daarop [betrokkene 3] opgedragen naar Tilburg te rijden om de Kalasjnikovs op te halen. [betrokkene 3] is op 15 maart 2013 samen met [betrokkene 6] naar het clubhuis van Satudarah MC in Tilburg gereden. Daar en op een woonadres in Tilburg hebben zij de Kalasjnikov, een kist met munitie en twee volle magazijnen in de auto geladen en zijn zij teruggereden naar Duisburg alwaar zij op de A40 in de richting van Dortmund door een arrestatieteam zijn aangehouden en de Kalasjnikov, een kist met munitie en twee gevulde magazijnen in beslag zijn genomen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande en op grond van hetgeen onder 5.2.1 is overwogen genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte een hoge positie binnen de MC bekleedt en gelet op die positie een sturende en leidinggevende rol heeft bij genoemde wapenleveranties. Verdachte heeft zelf de daadwerkelijke wapenoverdracht geregeld, immers heeft hij hierover afspraken gemaakt met [betrokkene 1] , heeft hij [betrokkene 1] ervan op de hoogte gesteld dat de wapens in Tilburg waren en dat iemand geregeld moest worden die die wapens kwam ophalen, hetgeen vervolgens ook gebeurd is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast op grond van onderhavige dossier genoegzaam komen vast te staan dat in de twee aangetroffen magazijnen en in de groene metalen kist munitie zat, zodat het verweer van de verdediging wordt verworpen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.’
7. Het hof heeft in het bestreden arrest de volgende overweging opgenomen:
‘Bewijsverweren
Ter terechtzitting heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het met parketnummer 08/910036-14 onder 1 ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft hij - kortgezegd - aangevoerd dat niet zonder enige twijfel kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk op 21 februari 2013 een levering van twee Scorpions heeft plaatsgevonden.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de wapenoverdracht.
In aanvulling op hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de bewezenverklaring van het met parketnummer 08-910036-14 onder 1 ten laste gelegde feit overweegt het hof ten aanzien van dit verweer het volgende.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op 21 februari 2013 samen met [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] vanuit Duitsland naar het clubhuis van Satudarah in Tilburg in Nederland is gereden om wapens op te halen. In het clubhuis in Tilburg is hen een tas getoond met daarin twee machinepistolen met in elk twee kromme magazijnen. [betrokkene 1] heeft verklaard dat de wapens identiek waren en dat er ook een geluidsdemper bij zat die ongeveer zo lang was als een DIN A4 blad. [betrokkene 1] heeft de tas met wapens aan [betrokkene 2] gegeven die de tas vervolgens op de achterbank van de Porsche Cayenne, één van de twee auto's waarmee [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] naar Nederland zijn gereden, heeft gelegd, waarop de mannen terug naar Duitsland zijn gereden.
De verklaring van [betrokkene 1] wordt bevestigd door de verklaring van [betrokkene 2] . Uit zijn verklaring volgt dat [betrokkene 1] in het clubhuis in Tilburg een tas overhandigd heeft gekregen met daarin twee Scorpions en een geluidsdemper. [betrokkene 2] heeft verklaard dat de geluidsdemper er los bij hoorde. Vervolgens heeft [betrokkene 1] de tas aan [betrokkene 2] gegeven, die de tas op de achterbank van de Porsche Cayenne heeft gelegd.
Deze verklaringen vinden steun in het tapgesprek tussen verdachte en [betrokkene 3] van 21 februari 2013 om 15:29:13 uur. Tijdens dit gesprek vraagt [betrokkene 3] aan verdachte: ‘Ja eentje maar? We zeiden twee’ waarop verdachte antwoordt ‘Ja maar die ander daar heb ik geen. hoe zeg je dat?’ [betrokkene 3] antwoordt hierop met ‘Tam tam’, waarop verdachte zegt ‘Die heb ik niet die ander.’ Uit de inhoud van dit tapgesprek in samenhang gelezen met de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , leidt het hof af dat met ‘Tam tam’ kennelijk een geluidsdemper wordt bedoeld. Anders dan de raadsman stelt, leidt het hof hieruit af dat er niet over een ontbrekend wapen wordt gesproken, maar over een geluidsdemper die ontbreekt. Het hof stelt vervolgens vast dat er op 21 februari 2013 naast een hoeveelheid munitie en/of een aantal magazijnen, twee Scorpions vanuit Tilburg naar Duitsland zijn uitgevoerd.
Voor zover verweer wordt gevoerd over de juistheid van de datum waarop het primair ten laste gelegde heeft plaatsgevonden overweegt het hof dat [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij zeker weet dat de dag waarop de twee Scorpions uit Nederland naar Duitsland zijn gesmokkeld, de dag is geweest dat de Nederlandse politie de Porsche Cayenne heeft gecontroleerd. De politiecontrole van de Porsche Cayenne heeft plaatsgevonden op 21 februari 2013. Over de stelling van de raadsman dat deze datum niet kan kloppen omdat de Scorpion(s) op 18 februari 2013 al gebruikt zijn bij een schietpartij op een kiosk van de Hells Angels in Duitsland, overweegt het hof dat [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij de Scorpion die bij hem thuis is aangetroffen eerder van [betrokkene 1] heeft gekregen, ergens tussen midden december 2012 en eind februari 2013. Het hof acht het gelet op de verklaring van [betrokkene 3] aannemelijk dat de Scorpion die bij het schietincident is gebruikt een ander wapen was dan één van de twee Scorpions die later zijn opgehaald in Tilburg. Dat er op 18 februari 2013 bij een schietincident ook sprake was van een Scorpion, maakt dan ook niet dat het hof twijfelt aan de datum van de levering van Scorpions zoals ten laste is gelegd. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de verklaring van [betrokkene 2] voor wat betreft de datum steun vindt in het hierboven genoemde tapgesprek op 21 februari 2013.
Voorzover de raadsman aanvoert dat medeverdachte [medeverdachte] niet in het oude clubhuis van Satudarah in Tilburg is geweest, verwerpt het hof die stelling. Het hof leidt uit de tapgesprekken van 21 februari 2013 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] af dat gesproken is over zowel het oude als het nieuwe clubhuis in Tilburg. Uit de zich in het dossier bevindende tapgesprekken en de afgelegde verklaringen leidt het hof voorts af dat er aanwijzingen zijn dat er ten tijde van de overdracht van de twee Scorpions in het clubhuis in Tilburg tussen de Duitse en Nederlandse Satudarah-leden nog iemand aanwezig was met de naam [betrokkene 16] . Deze [betrokkene 16] zou de Duitse afnemers van de vuurwapens op verzoek van verdachte ontvangen. Naar het oordeel van het hof is het daarom heel goed mogelijk dat de Duitse getuigen in het clubhuis geen of minimaal contact hebben gehad met medeverdachte [medeverdachte] en dat zij vooral met deze [betrokkene 16] hebben gesproken. Het enkele feit dat alle in het clubhuis aanwezige Duitse getuigen de aanwezigheid van de medeverdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit niet noemen, sluit de betrokkenheid van de verdachte van het aan hem ten laste gelegde niet uit. Het hof is daarom van oordeel, gelet op de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, dat de verdachte betrokken is geweest bij de overdracht van twee Scorpions met munitie tussen de Duitse en Nederlandse Satudarah- leden in het clubhuis in Tilburg op 21 februari 2013.
De verweren worden verworpen.’
8. Het eerste middel behelst de klacht dat de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 2] zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is. Het tweede middel behelst de klacht dat de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is. Het derde middel klaagt dat het hof het voorwaardelijke verzoek tot het horen van de getuigen [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , ten onrechte althans onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. Deze drie middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Alvorens daartoe over te gaan geef ik het procesverloop in hoger beroep weer. Daarbij citeer ik voor een goed begrip enkele passages uit het proces-verbaal van de regiezitting, het tussenarrest, de pleitnota van de raadsman bij de inhoudelijke behandeling en het eindarrest.
9. Op 6 maart 2017 heeft in hoger beroep voor het eerst een terechtzitting in de onderhavige zaak plaatsgevonden. De behandeling van de zaak is toen op voorhand aangehouden wegens ziekte van de raadsman.
10. Op 9 mei 2018 heeft een volgende terechtzitting plaatsgevonden. Aan het proces-verbaal ontleen ik de volgende passage:
‘Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R. van ’t Land, die verklaart als waarnemend raadsman voor mr. Thomas op te treden en uitdrukkelijk te zijn gemachtigd door zijn cliënt om de verdediging op tegenspraak te voeren.
De voorzitter deelt mee dat deze zitting het karakter van een regiezitting heeft en dat het gerechtshof gisteren per email in deze zaak bericht omtrent onderzoekwensen heeft ontvangen van mr. Van ‘t Land. De voorzitter stelt de raadsman in de gelegenheid die onderzoekwensen aanvullend toe te lichten.
Mr. Van ‘t Land voert aan, zakelijk weergegeven:
In het stuk dat ik via email aan het gerechtshof en aan de advocaat-generaal heb toegezonden heb ik gevraagd drie medeverdachten te horen als getuige.
In het algemeen is de stelling van de verdediging dat er méér gebeurt dan alleen de strafzaken van [verdachte] en [medeverdachte] . Ik zal me beperken tot de feiten die gaan over de levering van wapens.
Er zijn internationale contacten tussen autoriteiten van diverse landen gaande over motorclubs, met name over Satudarah. Het is volgens de verdediging in dit onderzoek iets anders verlopen dan door de politie is gerelateerd, maar ik kan aan die stelling op dit moment geen handen en voeten geven. Naast het onderzoek Largo, dat zich richt op de motorclub op zich, loopt nu ook een onderzoek naar de verdenking van de motorclub als criminele organisatie. [verdachte] wordt als één van de leiders aangemerkt in het onderzoek. Daarnaast loopt er ook nog een civiele procedure. De verdediging is er van overtuigd dat men er al langere tijd mee bezig is. Wanneer in de loop van de tijd mocht blijken van raakvlakken tussen de overige onderzoeken en de verdenking in deze zaak zal ik te zijner tijd vragen de desbetreffende stukken uit die andere onderzoeken te voegen in de onderhavige strafzaak.
De verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] staan recht tegenover elkaar. De betrouwbaarheid en de juistheid van hun verklaringen staan ter discussie. Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] bij de Duitse rechter is niet volledig uitgewerkt, tot op een bepaald moment in het verhoor. Dat kun je zien in de weergave van dat verhoor.
Dan wordt het van belang aan [betrokkene 2] te vragen hoe het nu precies zit. Hij kan worden ondervraagd over het feitencomplex. Ik wijs op de verschillende pleegdata die door de Nederlandse rechter enerzijds en de Duitse rechter anderzijds bewezen zijn verklaard, met betrekking tot een en dezelfde levering van wapens. Nader verhoor van de gevraagde getuigen om hierover uitsluitsel te krijgen, is dan noodzakelijk.
Bij de rechtbank is verzocht om voeging in het dossier van alle verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . Dat verzoek is toen niet gehonoreerd. Ik weet niet of al die verklaringen beschikbaar zijn. Dan resteert voor de verdediging als enige mogelijkheid een verzoek om die stukken eventueel alsnog te voegen.
Het moment van levering van wapens zou dus op een ander moment kunnen worden geplaatst. Daar zijn voldoende aanwijzingen voor.
In Duitsland is een voorwaardelijke straf opgelegd aan [betrokkene 2] . Dat is opmerkelijk want in Duitsland wordt gewerkt met minimumstraffen. Uit stukken in de media blijkt dat [betrokkene 1] zeven-en-een-half jaar gevangenisstraf heeft gekregen. Die had een deal gesloten.
Het moet niet moeilijk zijn voor het openbaar ministerie om daarover informatie te achterhalen. Ik beschik zelf niet over concrete informatie hierover.
De verklaring van [betrokkene 3] hangt samen met de verklaringen van de twee anderen. Voor de volledigheid is het van belang [betrokkene 3] te confronteren met de verklaringen van de twee anderen. [betrokkene 3] verklaart niets over de verpakking van de wapens. Dat past dan weer bij het verschil in de bewezen verklaarde pleegdata.
Ik overhandig aan het gerechtshof een bericht op ‘Crimesite’ van 21 februari 2017 over [betrokkene 2] als spijtoptant.
Mr. Van ‘t Land reageert op vragen van de advocaat-generaal, zakelijk weergegeven:
Uit hetgeen ik voorlas uit het bericht op ‘Crimesite’ blijkt dat sprake is van een beschermingsprogramma. Daaruit kun je afleiden dat [betrokkene 2] een bepaald belang had om een verklaring af te leggen. Zijn betrouwbaarheid staat daarmee ter discussie en in het verhoor van [betrokkene 2] bij de Duitse rechter zijn vragen belet die mogelijk nu wel door [betrokkene 2] beantwoord zouden kunnen worden. Relevant is met name welke afspraken er met [betrokkene 2] zijn gemaakt met betrekking tot het afleggen van een verklaring en of [betrokkene 2] nog steeds staat achter de verklaringen die hij heeft afgelegd.
In Nederland zou nooit zo’n verklaring als direct betrokkene kunnen worden afgelegd.
De advocaat-generaal reageert op de onderzoekwens van de verdediging, zakelijk weergegeven:
Het noodzaakcriterium is van toepassing op het verzoek van de verdediging. Ik hecht eraan te benadrukken dat het ressortsparket in de loop van de tijd de raadslieden in de zaken van [verdachte] en [medeverdachte] vier keer heeft gevraagd om onderzoekwensen in te dienen.
De verdediging trekt de betrouwbaarheid van de gevraagde getuigen in twijfel. Dat zal echter niet anders zijn na een nieuw verhoor van deze getuigen. Ik zie daarom niet de noodzaak de getuigen te horen.
De verdediging stelt dat de Nederlandse rechter een andere pleegdatum bewezen heeft verklaard dan de Duitse rechter. Dan zal dat, in het geval dat dit klopt, tot vrijspraak moeten leiden.
Ik vorder dat het gerechtshof de onderzoekwensen van de verdediging afwijst.
De raadsman voert aan, zakelijk weergegeven:
Mijn verzoek raakt de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Mijn verzoek is niet alleen gebaseerd op de door mij aan u overgelegde uitdraai van het op ‘Crimesite’ geplaatste bericht. Wanneer de leverantie op een andere datum is geweest, kunnen de tapgesprekken in deze zaak op een andere situatie zien. De drie gevraagde getuigen kunnen daarover verklaren.
De advocaat-generaal reageert, zakelijk weergegeven:
Er heeft op 21 februari 2013 een controle van de auto plaatsgevonden waarbij de wapens “gelukkig niet zijn aangetroffen”, zo blijkt uit verklaringen in het dossier.
De voorzitter deelt mee dat het gerechtshof bij tussenarrest zal beslissen over de onderzoekwensen van de verdediging en dat het tussenarrest zal worden uitgesproken ter terechtzitting van 23 mei 2018 te 14.00 uur.’
11. Vervolgens heeft het hof op 23 mei 2018 een tussenarrest gewezen. Daaraan ontleen ik het volgende:
‘Verzoek van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft het gerechtshof bij emailbericht van 8 mei 2018 en ter terechtzitting van 9 mei 2018 verzocht drie getuigen te horen, op nader in dat emailbericht aangevoerde en ter terechtzitting toegelichte gronden. Het verzoek heeft betrekking op hetgeen is ten laste gelegd onder het parketnummer 08-910036-14.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het horen van de door de verdediging gevraagde drie getuigen niet noodzakelijk is en heeft gevorderd dat het gerechtshof het verzoek van de verdediging tot het horen van die getuigen zal afwijzen.
Beoordeling
Op het verzoek van de verdediging is - gelet op de datum van indiening van het verzoek - van toepassing het noodzaakcriterium.
In het emailbericht van 8 mei 2018 heeft de verdediging -kort samengevat en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
De verdediging wenst alle drie genoemde getuigen (nogmaals) te horen over de twee wapenfeiten onder laatstgenoemd parketnummer. Alle drie getuigen zijn in eerste aanleg weliswaar reeds nader gehoord, maar naar het oordeel van de verdediging zijn deze verhoren niet volledig geweest, zijn antwoorden belet, of is de situatie thans zodanig anders dat zij nu wel antwoord kunnen geven op vragen.
Ten aanzien van getuige [betrokkene 3] geldt dat hij kan verklaren over de juistheid en betrouwbaarheid van zijn eigen verklaringen en die van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in het licht van de vraag of er een wapenlevering heeft plaatsgevonden, zo ja op welke datum en op wiens initiatief.
Ten aanzien van getuige [betrokkene 1] geldt dat hij zelf in zowel zijn eigen zaak als in de verbodsprocedure in Duitsland een andere c.q. genuanceerdere verklaring heeft afgelegd dan welke zich in het strafdossier bevinden. Bij de fax van kantoorgenoot mr. Thomas van 24 februari 2017 zijn reeds de processtukken van de verbodsprocedure met daarbij een nieuwe verklaring van [betrokkene 1] reeds aan uw hof gezonden. Nu vast staat dat hij zijn verklaringen heeft aangepast, maakt dit een nieuw verhoor temeer noodzakelijk teneinde de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van diens verklaringen te kunnen toetsen.
Ten aanzien van getuige [betrokkene 2] geldt dat diverse antwoorden op vragen van de verdediging door de Duitse rechter-commissaris werden belet. Inmiddels is [betrokkene 2] ook afgestraft en kan hij verklaren over zijn wetenschap met betrekking tot de feiten. De verdediging heeft ernstige twijfels over de betrouwbaarheid van zijn eerder afgelegde verklaringen. In Duitsland heeft hij voor zijn rol en betrokkenheid uiteindelijk een geheel voorwaardelijke straf opgelegd gekregen. Hij had er derhalve ook belang bij om op een bepaalde manier te verklaren.
Hier komt bij dat de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ook zijn gebruikt om in Duitsland een verbod van Satudarah te bewerkstelligen en wordt het Duitse verbod nu in Nederland ook gebruikt om hier een verbod te krijgen. Dit betekent dat de belangen groter waren en zijn dan enkel deze strafzaak zelf. Het is dan ook de vraag wat deze getuigen hebben gekregen althans wat hun voorgehouden is in ruil voor verklaringen.
Ten slotte wijst de verdediging uw hof op het in eerste aanleg reeds ingenomen standpunt over de verkeerde datum van een veronderstelde wapenlevering. Het Duitse gerecht heeft geoordeeld dat de levering als ten laste gelegd onder feit 1 heeft plaatsgevonden op 03 februari 2013 en niet op 21 februari 2013.
De vaststelling dat deze andere datum gelegen is in het feit dat deze Duitse getuigen in hun eigen proces hun eerdere verklaringen hebben herzien is geen gerechtvaardigd argument om deze vaststelling terzijde te schuiven. Als er nog meer verklaringen door deze getuigen zijn afgelegd over deze feiten dan dienen die aan het dossier te worden toegevoegd, teneinde een juiste en volledige beoordeling van de feiten te kunnen maken en vast te stellen welke standpunt c.q. welke verklaring(en) het meest betrouwbaar zijn.
De verdediging wenst deze getuigen hierover te bevragen. Dit is van belang voor beantwoording van de vragen ex art. 348-350 Sv en zijn derhalve noodzakelijk.
De verdediging heeft ter terechtzitting aanvullend en ter nadere toelichting aangevoerd -kort samengevat en zakelijk weergegeven- dat de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] dienen te worden gehoord als getuige om de betrouwbaarheid, de juistheid en de volledigheid van de door hen in deze zaak afgelegde verklaringen te kunnen toetsen. Bedoelde getuigen zijn in deze zaak reeds in de fase van de behandeling van de zaak bij de rechtbank gehoord als getuige -in het kader van een rechtshulpverzoek aan- Duitsland- en de verklaringen die deze getuigen in de diverse stadia van het strafproces hebben afgelegd staan lijnrecht tegenover elkaar, aldus de verdediging. Door de Duitse rechter-commissaris Timm zijn daarnaast diverse vragen belet en die vragen zouden mogelijk nu wel beantwoord kunnen worden door de getuigen vanwege het onherroepelijk geworden zijn van hun strafzaak in Duitsland, aldus de verdediging.
Met betrekking tot het horen van de getuige [betrokkene 3] - eveneens reeds eerder gehoord in het hierboven genoemde kader - heeft de verdediging ter terechtzitting aanvullend aangevoerd dat deze getuige volledigheidshalve dient te worden gehoord aangezien de verklaring van deze getuige samenhangt met de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de getuige [betrokkene 3] geconfronteerd dient te kunnen worden met de door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] afgelegde verklaringen.
Het gerechtshof heeft de verdediging ter terechtzitting gevraagd naar een (meer) concrete onderbouwing van een aantal in het verzoek ingenomen standpunten, onder meer op het punt van:
- de door de verdediging gestelde of veronderstelde onherroepelijke afdoening van de Duitse strafzaken van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ;
- de door de verdediging gestelde of veronderstelde afspraken die door de Duitse justitie zouden zijn gemaakt met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , mogelijk -althans dat is de (ver)onderstelling van de verdediging- in ruil voor de door hen afgelegde verklaringen;
- het door de verdediging gestelde of veronderstelde beletten van vragen door de Duitse rechter;
- de door de verdediging gestelde of veronderstelde onderlinge tegenstrijdigheid van door [betrokkene 1] afgelegde verklaringen;
- de door de verdediging gestelde of veronderstelde onderlinge tegenstrijdigheid van door [betrokkene 2] afgelegde verklaringen.
De verdediging heeft hierop vervolgens naar het oordeel van het gerechtshof niet in voldoende mate aannemelijk kunnen maken dat de Duitse strafzaken van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] inmiddels onherroepelijk zijn geworden (en deze getuigen mogelijk meer en/of meer vrijuit zouden kunnen verklaren over de in deze strafzaak van belang zijnde punten). Evenmin is aannemelijk geworden dat afspraken zouden zijn gemaakt met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in ruil voor door hen afgelegde verklaringen, dat vragen door de Duitse rechter zijn belet en zo ja, welke vragen dat zijn geweest of dat sprake is van onderlinge tegenstrijdigheid van door [betrokkene 1] afgelegde verklaringen of van onderlinge tegenstrijdigheid van door [betrokkene 2] afgelegde verklaringen. Bij herhaling daarnaar gevraagd heeft de verdediging een en ander ter terechtzitting niet nader kunnen concretiseren en onderbouwen door middel van bescheiden of anderszins. Ten aanzien van het door de raadsman ter zitting overgelegde afdruk van een op het internet (Crimesite) geplaatst bericht, waarvan niet duidelijk is door wie dit is opgesteld, merkt het gerechtshof op, dat de inhoud daarvan dermate vaag is dat ook daarin geen begin van aannemelijkheid te vinden is voor hetgeen door de verdediging wordt gesteld en gesuggereerd.
Voorts heeft het gerechtshof de verdediging voorgehouden dat het ook zo zou kunnen zijn dat er geen sprake hoeft te zijn geweest van een vergissing met betrekking tot de datum van de betreffende wapenleverantie, namelijk in het geval dat er twee wapen leveranties op verschillende data zijn geweest. Ook in reactie hierop heeft de verdediging naar het oordeel van het gerechtshof niet (voldoende) aannemelijk kunnen maken dat daadwerkelijk sprake is geweest van een vergissing met betrekking tot de datum van de wapenleverantie in kwestie.
Gelet op het bovenstaande is het gerechtshof van oordeel dat het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] onvoldoende onderbouwd is en daarom dient te worden afgewezen nu het gerechtshof de noodzaak tot het nader horen van genoemde getuigen niet aanwezig acht.’
12. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2019 is het onderzoek toen opnieuw aangevangen in verband met de gewijzigde samenstelling van het hof. De raadsman heeft op die terechtzitting het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota, die onder meer het volgende inhoudt (met weglating van voetnoten en verwijzingen):
‘Veroordelend vonnis d.d. 19 januari 2016. waartegen beroep.
FEIT 1:
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 (wapenlevering februari 2013) (…) vastgesteld dat [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 21 februari 2013 met 2 auto’s, te weten een Porsche Cayenne en een BMW X5, vanuit Duitsland naar het clubhuis van Satudarah in Tilburg gereden om wapens op te halen. Er worden diverse tapgesprekken aangehaald welke hiermee verband zouden houden. Op de terugweg naar Duitsland wordt de Porsche Cayenne op de A12 bij Zevenaar gecontroleerd waarbij de auto niet zou zijn doorzocht en de wapens en munitie dus ook niet zijn gevonden.
De rechtbank overweegt ten onrechte en op onjuiste gronden dat cliënt een hoge positie bekleedt binnen Satudarah en gelet op die positie een sturende en leidinggevende rol heeft. Deze aanname wordt niet gesteund door enig wettig bewijsmiddel.
Het moge dan zo zijn dat cliënt national is en daarom een “hoge” positie heeft binnen Satudarah. Dit betekent echter niet dat hij reeds daarom automatisch wetenschap en betrokkenheid heeft bij concrete strafbare feiten. Hiervoor zal aan de hand van objectieve bewijsmiddelen moeten worden vastgesteld dat deze wetenschap er daadwerkelijk en feitelijk ook is en dat cliënt (voorwaardelijk) opzet heeft op het plegen, doen plegen en/of laten uitvoeren van strafbare feiten. Wil hij als medepleger kunnen worden aangemerkt dat dient tevens sprake te zijn van een wezenlijke bijdrage van voldoende gewicht.
In een ander onderzoek genaamd “Largo” (verdenking lidmaatschap criminele organisatie) heeft justitie de verdenking geuit dat de SMC een criminele organisatie betreft. De leden, waaronder cliënt, hebben vanuit hun functie hieraan deelgenomen. Vraag is daarbij in hoeverre zij vanuit hun positie wetenschap hebben en verantwoordelijkheid dragen voor strafbare feiten die door andere leden zijn gepleegd.
In het strafrecht kent men geen risicoaansprakelijkheid voor strafbare feiten, zodat zijn betrokkenheid en aldus een sturende en leidinggevende rol niet enkel en alleen vanuit zijn positie kan worden aangenomen maar individueel dient te worden bewezen.
Ten onrechte wordt voorts overwogen dat hij regelt dat [medeverdachte] in het clubhuis is om de daadwerkelijke wapenoverdracht te doen. Dit blijkt nergens uit; [betrokkene 1] verklaart daarentegen dat [medeverdachte] juist helemaal niet aanwezig was. Client zou zijn gebeld op het moment dat de Duitsers bij het clubhuis arriveren, op het moment dat [medeverdachte] er nog niet is én op het moment dat de overdracht heeft plaatsgevonden. Dat hij mogelijk gebeld is, zou nog kunnen worden vastgesteld, maar daaruit blijkt nog niet automatisch dat dit ook verband hield met de levering van 2 scorpions die dag, laat staan dat die specifieke wapens op dat moment zijn overgedragen. De enige die dit vol lijkt te houden is [betrokkene 2] ...
Voor de rechtbank bestaat er dan ook ten onrechte geen enkele twijfel over het feit dat cliënt degene is die de gesprekken voert, dat de wapenlevering (Scorpions) op 21 februari 2013 heeft plaatsgevonden en dat het gaat om automatische vuurwapens met bijbehorende munitie.
De verdediging stelt dat deze overtuiging ten onrechte wordt aangenomen en zeker niet zonder meer volgt uit het dossier en de zich daarin bevindende bewijsmiddelen. In feite draait de zaak om de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in combinatie met de vraag naar de juiste interpretatie van de tapgesprekken en sms-berichten.
(…)
De inhoud van de aangehaalde tapgesprekken worden op zodanige belastende wijze geïnterpreteerd dat hieruit het vermoeden bestaat dat client de een sturende en leidinggevende rol zou hebben gespeeld bij de ten laste gelegde wapenlevering op 21 februari 2013. Hiervoor dient eerst te worden vastgesteld of deze gesprekken daadwerkelijk betrekking hebben op het leveren / overdragen van 2 scorpions. Dit blijkt echter op geen enkele wijze uit deze gesprekken zelf, noch uit de gesprekken in samenhang bezien.
Die bevestiging zou dan kunnen worden verkregen uit de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Maar de keuze voor die gedeeltes van hun verklaringen ter ondersteuning van die belastende interpretatie is selectief en tegenstrijdig met andere delen van die verklaringen en overig bewijsmateriaal, zonder dat daarbij gemotiveerd uitleg wordt gegeven over die tegenstrijdigheden.
De verdediging zal daarom stilstaan bij de inhoud van de tapgesprekken en sms-berichten zelf op 21 februari 2013 en deze leggen naast de afgelegde verklaringen.
- Omstreeks 14.00 uur belt client met een persoon NN7357, zijnde [medeverdachte] . Uit dit gesprek volgt enkel en alleen de vraag / mededeling of hij om 3 uur in het (nieuwe) clubhuis kan zijn. [medeverdachte] zegt dat hij dit redt.
Uit de verklaringen van [betrokkene 1] van onder meer 05 maart 2014, [betrokkene 2] van 15 augustus 2013 en [betrokkene 3] van 29 juni 2015 blijkt daarentegen dat de ontmoeting voor de overdracht van de 2 scorpions heeft plaatsgevonden in het oude clubhuis.
[betrokkene 3] verklaart weliswaar aanvankelijk dat zij eerst naar oude clubhuis zijn gereden en toen naar het nieuwe clubhuis, maar zegt ook dat hij daar client heeft ontmoet en gesproken. Gelet op de tapgesprekken en zendmastgegevens is dat onmogelijk op die dag.
Ook blijkt uit het baken van de BMW X5 dat deze omstreeks 15.13 uur in de buurt van het oude clubhuis is geparkeerd en pas weer omstreeks 17.55 uur in beweging is gekomen. Dit bevestigt dat men enkel in het oude clubhuis is geweest.
Tenslotte wordt nog gewezen op het hierna te bespreken tapgesprek van omstreeks 15.17 uur waarin [betrokkene 3] zegt dat zij in het (oude) clubhuis blijven wachten op [verdachte] .
[betrokkene 1] verklaart op 04 december 2013 dat zij eerst naar het clubhuis in Enschede zijn geweest en daarna naar Tilburg zijn gereden. Zij hebben daar nog met [betrokkene 13] gesproken. Door de raadsvrouw van [betrokkene 13] zijn stukken aan het dossier toegevoegd waaruit blijkt dat het clubhuis op 21 februari 2013 allang was gestoten (december 2012) en dat [betrokkene 13] op 20 februari 2013 Turkije is ingereisd. Aantoonbaar is dit dus onjuist. Volledigheidshalve worden deze stukken bijgevoegd (productie 1).
- Omstreeks 15.14 uur wordt client gebeld door [betrokkene 3] en zegt [betrokkene 3] dat ze er zijn. Client zegt dat de man daar is, die kleine, je weet wel. [betrokkene 3] vraagt of het allemaal daar is en client zegt er zijn mensen daar.
Uit dit gesprek kan evenmin worden afgeleid laat staan worden vastgesteld dat er iets afgegeven moet worden, laat staan 2 scorpions.
Aangenomen wordt verder dat client met "die kleine" [medeverdachte] zou bedoelen. Dit kan echter niet kloppen aangezien uit de tijdlijn van die dag de conclusie wordt getrokken dat [medeverdachte] naar het nieuwe clubhuis is gegaan en daar rond die tijd moet zijn geweest. Ook omstreeks 15.17 uur blijkt "die kleine" er nog niet te zijn.
Uit het tapgesprek omstreeks 15.29 uur volgt dat "de kleine jongen " er is want client vraagt hem aan de telefoon. Er heeft echter geen stemherkenning plaatsgevonden voor de vaststelling dat dit [medeverdachte] moet zijn geweest.
Hier komt bij dat [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] alle drie weten wie [medeverdachte] is en hoe hij er uitziet, terwijl [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hem niet noemen als een van de personen die aanwezig was bij de overdracht en [betrokkene 3] dat toch zeker zou moeten weten als hij zijn telefoon aan [medeverdachte] zou hebben gegeven. [betrokkene 1] zegt zelfs expliciet dat [medeverdachte] er niet bij was die dag.
- Omstreeks 15.17 uur wordt client weer gebeld door [betrokkene 3] en zegt hij dat ze op hem wachten in het oude clubhuis. Client zegt dat de kleine man zo daar is. Ene [betrokkene 16] komt aan de lijn tegen wie client zegt dat [medeverdachte] zo komt.
Ook uit dit gesprek blijkt wederom niet dat er iets afgegeven moet worden laat staan wat. Uit onderzoek zou zijn gebleken dat deze [betrokkene 16] , geboren op [geboortedatum] 193 te [geboorteplaats] zou moeten zijn. Uit het relaasproces-verbaal blijkt dat hij volgens de politie in eerste instantie aanwezig is geweest bij de wapenlevering (…) om dit kort daarna te nuanceren naar "mogelijk aanwezig" (…). Hij werd op 29 april 2014 gehoord, beriep zich op zijn zwijgrecht, werd de zelfde dag weer heengezonden en is nooit meer vervolgd.
Naar de vraag wie met " [medeverdachte] " bedoeld wordt, is echter geen onderzoek gedaan. Op basis van een tapgesprek van 14 december 2013 (8 maanden later) wordt gesteld dat client ook [medeverdachte] wordt genoemd. Ook [betrokkene 2] herkent [medeverdachte] van een foto en noemt hem ook [medeverdachte] , zijnde de chauffeur van client. Als met de in het tapgesprek genoemde [medeverdachte] bedoeld wordt en [betrokkene 2] weet wie hij is, waarom noemt hij hem dan niet als een van de personen die aanwezig is geweest bij de overdracht van de wapens?
Uit dit tapgesprek kan dan ook op geen enkele wijze worden vastgesteld of met deze [medeverdachte] ook [medeverdachte] bedoeld wordt en dient hem daar naartoe heeft gestuurd. Als dit al het geval zou zijn, dan kan dit dus geen verband houden met de overdracht van de wapens, aangezien [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , noch [betrokkene 3] hem noemen als aanwezige / betrokkene.
- Omstreeks 15.29 uur belt [betrokkene 3] weer met client en zegt dat het goed "smaakt". [betrokkene 3] vraagt "eentje maar? We zeiden twee". Client zou antwoorden dat hij die andere niet heeft.
Wanneer dit gesprek daadwerkelijk zou gaan over de levering van 2 scorpions, hoe kan het dan dat [betrokkene 3] zegt dat het er maar eentje is? Uit alle verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] blijkt dat daar waar het zou gaan om de levering van de scorpions, dat het gaat om een tas met daarin 2 scorpions met munitie.
[betrokkene 3] verklaart in ieder geval dat er niets illegaals in de auto lag op 21 februari 2013. Hij snapt niet dat [betrokkene 2] suggereert dat er die dag scorpions in de auto lagen. Dat is niet waar. Wanneer hij geconfronteerd wordt met dit tapgesprek verklaart hij dat er die dag niets in de auto heeft gelegen.
[betrokkene 1] verklaart op 04 december 2013 veel nagedacht te hebben over dit feit omdat de tijdstippen volgens hem niet kloppen. De betreffende invoer was volgens hem dus niet op 21 februari 2013 maar ai op 03 februari 2013. Op 05 december 2013 verklaart hij zijn handen in het vuur te steken dat er op 21 februari geen wapens zijn gebracht.
Op 05 maart 2014 herhaalt [betrokkene 1] dat er op 21 februari 2013 geen wapens zijn geleverd, maar dat dit eerder is geweest. Deze verklaring legt hij af, nadat de Duitse rechtbank hem heeft veroordeeld.
Dat deze eerdere datum waarschijnlijker is wordt nog eens bevestigd door het feit dat politie ervan uit lijkt te gaan dat deze scorpion(s) gebruikt is / zijn bij het schieten op een kiosk van de Hells Angels. Dit was echter ai op 18 februari 2013, zodat ook daarom de 21e niet kán kloppen.
Tenslotte is [betrokkene 1] ook veroordeeld voor de invoer van die 2 scorpions en heeft het Landgericht in Duisburg daarbij op basis van het dossier vastgesteld dat dit op 3 februari 2013 moet zijn geweest.
Dat de rechtbank in het vonnis van 19 januari 2016 heeft overwogen dat dit niets af doet aan de vaststelling dat diezelfde levering volgens hen op 21 februari 2013 heeft plaatsgevonden, is volstrekt onbegrijpelijk. De rechtbank stelt dat dit komt omdat de verklaringen waarop de Duitse rechtbank het vonnis heeft gebaseerd, nadien zijn herzien... Maakt dat die verklaringen dan ineens onbetrouwbaar?? Het is ook feitelijk onjuist. Er is geen sprake van een herziening van verklaringen.
De verklaringen waarin gesproken wordt over een eerdere datum waarop de wapens gehaald zijn worden daarentegen gesteund door objectief ander bewijs. De aanname dat de levering op 21 februari 2013 heeft plaatsgevonden wordt daarin weersproken door de inhoud van de tapgesprekken en overig bewijs zoals hiervoor aangehaald.
Mocht uw hof voornemens zijn te overwogen dat die verklaringen omtrent een eerdere datum onvoldoende betrouwbaar zijn dan klemt de noodzaak tot het horen van de betrokken verdachten te meer. Het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] wordt hierbij alsdan herhaald (in voorwaardelijke zin). Hun strafzaken zijn onherroepelijk zodat zij geen zwijgrecht hebben daar waar zij eerder niet op alle vragen antwoord hebben gegeven.’
13. In het eindarrest heeft het hof het volgende overwogen:
‘Door de verdediging is een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . De verdediging wil de getuigen horen wanneer het hof de door hen afgelegde verklaringen over het ophalen van de wapens op een eerdere datum dan de door de rechtbank bewezenverklaarde datum onvoldoende betrouwbaar acht.
De verdediging heeft dit verzoek eerder op de regiezitting van 9 mei 2018 gedaan, waarop het hof bij tussenarrest van 23 mei 2018 de verzoeken heeft afgewezen. Nu de raadsman geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd en het hof ook overigens de noodzaak van het verzoek niet is gebleken, wijst het hof het verzoek af. Het hof overweegt dat het door de raadsman genoemde argument dat de beslissingen in de strafzaken van de getuigen (aanvankelijk tevens verdachten) inmiddels onherroepelijk zijn waardoor aan hen geen verschoningsrecht toekomt geen nieuw argument betreft nu de getuigen over de beweerdelijke eerdere datum van het leveren van wapens een verklaring hebben afgelegd.’
14. Het eerste en tweede middel richten zich tegen de afwijzing van getuigenverzoeken in het tussenarrest. De steller van het middel ziet over het hoofd dat het onderzoek ter terechtzitting na dit tussenarrest wegens de gewijzigde samenstelling van het hof op het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2019 opnieuw is aangevangen. Wel volgt uit art. 415, eerste lid, jo. art. 322, vierde lid, Sv dat ook in het geval het onderzoek ter terechtzitting opnieuw wordt aangevangen beslissingen inzake het horen of de oproeping van getuigen of deskundigen ter terechtzitting uit hoofde van artikel 287 of artikel 288 Sv in stand blijven. De beslissingen in het tussenarrest waar de steller van het middel zich tegen keert zijn evenwel niet dergelijke beslissingen. Het gaat om een afwijzing van getuigenverzoeken waarop het noodzaakcriterium van toepassing is.2.
15. Het derde middel ziet op de afwijzing van de voorwaardelijke getuigenverzoeken in het eindarrest. Volgens de steller van het middel is ’s hofs vaststelling dat de raadsman ter onderbouwing van het voorwaardelijk verzoek tot het horen van de getuigen geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd, zonder nadere motivering die ontbreekt niet begrijpelijk. De steller van het middel wijst erop dat het hof bij de eerdere afwijzing van getuigenverzoeken in het tussenarrest heeft aangegeven dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van ‘onderlinge tegenstrijdigheid van de door [betrokkene 1] afgelegde verklaringen of van door [betrokkene 2] afgelegde verklaringen’. En dat de verdediging, bij herhaling daarnaar gevraagd, ‘een en ander ter terechtzitting niet (heeft) kunnen concretiseren en onderbouwen door middel van bescheiden, of anderszins’. In het pleidooi in hoger beroep is de raadsman volgens de steller van het middel blijkens de geciteerde overwegingen uit zijn pleitnota ‘uitgebreid ingegaan op onderlinge tegenstrijdigheden in de verklaringen van [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ’.
16. De raadsman heeft, zo blijkt uit de – ook in de toelichting op het middel – geciteerde passage uit de pleitnota, op enkele punten gewezen op de verklaringen van [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . Dat uitgebreid zou zijn ingegaan op tegenstrijdigheden in die verklaringen kan daaruit naar het mij voorkomt niet volgen. De raadsman leidt uit verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] af ‘dat de ontmoeting voor de overdracht van de 2 scorpions heeft plaatsgevonden in het oude clubhuis’. Voorts noemen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] medeverdachte [medeverdachte] niet als iemand die aanwezig was bij de overdracht en zegt [betrokkene 2] expliciet dat [medeverdachte] er niet bij was. Dat [betrokkene 3] het eerst over één wapen heeft, levert in het licht van de chronologische gang van zaken bij de overdracht ook geen tegenstrijdigheid met de andere verklaringen op; de raadsman geeft zelf ook aan dat uit alle verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] blijkt dat het gaat om ‘een tas met daarin 2 scorpions met munitie’. Blijft over dat de raadsman er de aandacht op vestigt dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat de levering op 3 februari 2013 zou hebben plaatsgevonden. Op die verklaring is, zo volgt uit het pleidooi zelf, uit het vonnis en uit het tussenarrest, al vele malen eerder de aandacht gevestigd. Daarbij volgt uit het pleidooi niet in hoeverre deze verklaring in tegenspraak is met de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] .
17. Al met al is ’s hofs overweging voor zover inhoudend dat de raadsman geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd in het licht van hetgeen de steller van het middel daartegenin brengt niet onbegrijpelijk.
18. De steller van het middel wijst voorts op ’s hofs overweging ‘dat het door de raadsman genoemde argument dat de beslissingen in de strafzaken van de getuigen (aanvankelijk tevens verdachten) inmiddels onherroepelijk zijn waardoor aan hen geen verschoningsrecht toekomt geen nieuw argument betreft nu de getuigen over de beweerdelijke eerdere datum van het leveren van wapens een verklaring hebben afgelegd’. Het zou niet duidelijk zijn wat het hof daarmee bedoelt te zeggen. Indien het hof bedoelt te zeggen dat de getuigen wel degelijk alle vragen van de verdediging hebben beantwoord, zou dat feitelijk onjuist zijn.
19. ’s Hofs overweging houdt verband met het voorwaardelijk verzoek dat door de raadsman in diens pleidooi is gedaan. Dat verzoek ziet op het geval waarin de voorwaarde vervuld is dat het hof voornemens zou zijn te overwegen ‘dat die verklaringen omtrent een eerdere datum onvoldoende onbetrouwbaar zijn’. In dat geval ‘klemt de noodzaak tot het horen van de betrokken verdachten te meer. Het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] wordt hierbij alsdan herhaald (in voorwaardelijke zin).’ Het hof – waaraan de uitleg van het getuigenverzoek is voorbehouden – heeft dit verzoek aldus kunnen verstaan dat het ertoe strekte [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (wederom) te horen over de datum waarop het in de zaak met parketnummer 08/910036-14 onder 1 tenlastegelegde feit heeft plaatsgevonden. Het hof heeft het verzoek vervolgens afgewezen met als motivering dat de getuigen ‘over de beweerdelijke eerdere datum van het leveren van wapens een verklaring hebben afgelegd’. En dat het argument ‘dat de beslissingen in de strafzaken van de getuigen (aanvankelijk tevens verdachten) inmiddels onherroepelijk zijn waardoor aan hen geen verschoningsrecht toekomt’ in dat licht ‘geen nieuw argument betreft’. De nadruk ligt zo bezien op de vaststelling dat het niet meer bestaan van het verschoningsrecht geen argument voor een nieuw verhoor is, niet dat het niet een nieuw gegeven zou zijn.
20. Uit het voorgaande volgt dat het middel uitgaat van een onjuiste lezing van ’s hofs overwegingen, in zoverre daarin wordt gelezen dat het hof zou hebben geantwoord dat ‘de getuigen de gestelde vragen wel degelijk hebben beantwoord’. Uit ’s hofs overweging volgt niet dat het hof ervan is uitgegaan dat alle gestelde vragen zijn beantwoord. Het hof heeft slechts vastgesteld dat de getuigen een verklaring hebben afgelegd over de kwestie waar het voorwaardelijk verzoek op zag.
21. Ik wijs er daarbij nog op dat het hof niet alleen heeft overwogen dat de raadsman ‘geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd’, maar dat het hof ‘ook overigens de noodzaak van het verzoek niet is gebleken’. Tegen dat onderdeel van ’s hofs overwegingen, dat de verwerping van de getuigenverzoeken zelfstandig draagt, worden in cassatie geen klachten naar voren gebracht.
22. De eerste drie middelen falen.
23. Het vierde middel bevat een bewijsklacht betreffende de bewezenverklaring van feit 1 (parketnummer 08/910036-14). Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zou niet kunnen volgen dat de verdachte op 21 februari 2013 vuurwapens van categorie II en een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III heeft doen uitgaan naar Duitsland. De steller van het middel wijst erop dat er geen ‘wapenrapportage’ is, dat geen van de betrokkenen een verklaring heeft afgelegd ‘over het feit of de wapens en munitie werkzaam waren’ en dat ‘de classificering van een wapen’ nooit een feit van algemene bekendheid zou zijn.
24. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 1] spreekt over twee machinepistolen (bewijsmiddel 1). [betrokkene 3] spreekt eerst over ‘scorpion, uzi’, even later over ‘een scorpion met geluiddemper’ (bewijsmiddel 2). [betrokkene 2] heeft het over ‘scorpions met geluiddemper en 4 magazijnen’; daarna over een afspraak voor ‘twee scorpions’. Als hij de overdracht beschrijft, spreekt hij over een tas met ‘twee scorpions met geluiddempers (…) en 4 magazijnen’. [betrokkene 1] heeft de wapens ‘bekeken’ en ‘goed gekeurd’. In het vervolg van zijn verklaring spreekt [betrokkene 2] over twee machinepistolen (bewijsmiddel 3). [betrokkene 1] spreekt in een eerder verhoor over ‘twee machinepistolen met in elk twee kromme magazijnen’ en over ‘munitie voor de Scorpions’. Hij verklaart ook: ‘De Nederlander legde uit, dat men daarmee ook een enkel schot kon afvuren. [betrokkene 2] zei, dat hij ermee bekend was’ (bewijsmiddel 4).3.Ook spreekt [betrokkene 1] over ‘Scorpions’ die zijn gehaald op bestelling van [betrokkene 2] (bewijsmiddel 5). [betrokkene 2] verklaart over de ‘dag dat de twee scorpions uit Nederland naar Duitsland kwamen’ (bewijsmiddel 6).
25. Naar het mij voorkomt heeft het hof uit deze verklaringen kunnen afleiden dat op de betreffende dag, zoals bewezenverklaard, ‘2 automatische vuurwapens (Scorpions)’ en ‘een aantal magazijnen, geheel of gedeeltelijk gevuld met munitie’, zonder consent naar Duitsland zijn uitgegaan. Uit rechtspraak van Uw Raad volgt dat een bewezenverklaring van het aanwezig hebben (etc.) van nader omschreven verdovende middelen niet slechts mogelijk is op basis van een NFI-rapportage.4.Er is evenmin aanleiding om een bewezenverklaring van (strafbaar gestelde) gedragingen met nader omschreven wapens slechts mogelijk te achten op basis van een ‘wapenrapportage’. Daarbij kan uit de omstandigheid dat elk van de drie getuigen expliciet spreekt over Scorpions – zonder aanwijzingen van het tegendeel – worden afgeleid dat zij zoveel verstand van wapens hebben dat zij hebben kunnen waarnemen dat het daadwerkelijk om Scorpions gaat.5.Vereist is voorts niet dat uit de bewijsmiddelen expliciet blijkt dat de vuurwapens ‘werkzaam’ waren. In dit verband wijs ik erop dat de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft aangevoerd dat het ging om defecte of anderszins niet werkzame vuurwapens, terwijl – als gezegd – bewijsmiddel 3 inhoudt dat [betrokkene 1] de wapens heeft bekeken en goedgekeurd.6.Wat de classificering van de wapens betreft, is van belang dat zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] spreekt over ‘twee machinepistolen’. Reeds op die grond heeft het hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat sprake is van ‘vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren’ en daarmee – ingevolge art. 2, eerste lid, WWM – van vuurwapens die in categorie II vallen. Ik wijs er daarbij op dat de steller van het middel het als een feit van algemene bekendheid ziet ‘dat een scorpion vuurwapen een automatisch vuurwapen betreft’. Bij de munitie is geen keuze gemaakt tussen beide in beginsel in aanmerking komende categorieën.7.
26. Al met al heeft het hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat het bij de wapens en munitie die van Nederland naar Duitsland zijn vervoerd ging om ‘vuurwapens van categorie II, te weten 2 automatische vuurwapens (Scorpions) en een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III, te weten een aantal magazijnen, geheel of gedeeltelijk gevuld met munitie’.
27. Het vierde middel faalt.
28. Het vijfde middel bevat eveneens een bewijsklacht betreffende de bewezenverklaring van feit 1 (parketnummer 08/910036-14). Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zou niet kunnen volgen dat de verdachte op 21 februari 2013 vuurwapens van categorie II en een hoeveelheid munitie van categorie II en/of III heeft doen uitgaan naar Duitsland. Uit de bewijsmiddelen zou slechts blijken dat er contact geweest is met de verdachte, maar niet dat er met hem over de wapens is gesproken en evenmin dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat er wapens zouden worden geleverd.
29. De formulering van het onderhavige middel (hetzelfde geldt overigens voor het voorgaande middel) is niet precies op de bewezenverklaring toegesneden. Het hof heeft niet bewezenverklaard dat de verdachte (kort gezegd) vuurwapens en munitie heeft doen uitgaan. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte ‘tezamen en in vereniging met anderen’ (kort gezegd) vuurwapens en munitie heeft doen uitgaan naar Duitsland. De strekking van het middel is evenwel duidelijk: bij de verdachte ontbrak opzet op het leveren van de wapens. Mede in het licht van de toelichting, die niet over medeplegen rept, vat ik het middel niet zo ruim op dat het tevens klaagt over de bewezenverklaring van medeplegen.
30. Uit de tapgesprekken die voor het bewijs zijn gebezigd, blijkt dat de verdachte op 21 februari 2013 een sms-bericht heeft ontvangen en gesprekken heeft gevoerd (bewijsmiddelen 11 en 14-17). Om 12:11:48 uur krijgt hij van NN9438 het bericht ‘Bro.we are there 13.30.’ Om 14:00:17 uur belt hij met NN7357.8.Daarbij vraagt de verdachte onder meer: ‘red je het 3 uur in clubhuis?’ Om 15:14:39 uur wordt de verdachte gebeld door [betrokkene 3] . De verdachte zegt in dat gesprek onder meer: ‘De man is daar, die kleine weet je wel.’ ‘Ja clubhuis je kan naar binnen toe gaan, naar achter.’ ‘Er zijn mensen daar, later.’ Kort daarna, om 15:17:32 uur, wordt de verdachte weer gebeld door [betrokkene 3] . In dat gesprek geeft de verdachte eerst aan dat hij niet komt, maar ‘de kleine man’ (medeverdachte [medeverdachte] ) wel. Vervolgens geeft [betrokkene 3] de telefoon aan [betrokkene 16] ; tegen hem zegt de verdachte: ‘He [betrokkene 16] luister die dinges komt dadelijk [medeverdachte] . Geef ze wat te drinken die gasten.’ ‘ [medeverdachte] komt eraan.’ ‘En dan moet ie gewoon met hem afhandelen, ja.’ Ruim tien minuten later (om 15:29:13 uur) wordt de verdachte weer gebeld door [betrokkene 3] . [betrokkene 3] zegt daarin: ‘Nomad, die ntv is goed ja. Het “smaakt” goed, weet je.’ ‘Ja eentje maar? We zeiden twee.’ De verdachte zegt in het vervolg van dat gesprek onder meer tegen [betrokkene 3] : ‘Kom kom he, geef me de kleine jongen, geef me de kleine jongen, geef me de kleine jongen.’ En tegen NN02 zegt de verdachte vervolgens: ‘Breng ze maar hiernaar toe kom zo hiernaar toe.’ NN02 stemt daarmee in.
31. De gang van zaken die uit deze tapgesprekken naar voren komt, spoort met de gang van zaken die uit de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] kan worden afgeleid. Zo verklaart (onder meer) [betrokkene 3] over het eerst naar het ene clubhuis rijden en daarna naar het andere (bewijsmiddel 2). [betrokkene 3] bevestigt ook dat hij de verdachte op de bewuste middag heeft gebeld. En hij verklaart over de verdachte: ‘Dus is hij een van de belangrijkste mensen in Nederland en ik geloof dat men zonder zijn toestemming niet veel kan doen.’ Die passage kan voorts in verband worden gebracht met de verklaring van [betrokkene 1] , voor zover deze inhoudt dat [betrokkene 2] de ‘bestelde wapens’ bij zijn bezoek in Nederland ‘met [verdachte] , [betrokkene 13] en de National Sergeant (had) afgesproken’ (bewijsmiddel 4). De context duidt erop dat deze bestelling op beide Scorpions ziet, temeer nu de kalasjnikov volgens [betrokkene 1] niet besteld is (bewijsmiddel 5),
32. Het hof heeft uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, afgeleid dat de verdachte ‘betrokken is geweest bij de overdracht van twee Scorpions met munitie tussen de Duitse en Nederlandse Satudarah-leden in het clubhuis in Tilburg op 21 februari 2013’. In die vaststelling ligt besloten dat de verdachte naar ’s hofs oordeel wist dat op die dag in dat clubhuis twee Scorpions met munitie zijn overgedragen. Het hof heeft dat ook uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden. Ik neem daarbij in het bijzonder in aanmerking de leidinggevende positie van de verdachte binnen Satudarah in Tilburg, de afspraak over bestelde wapens met onder meer de verdachte, de veelheid en inhoud van de telefonische contacten die er rond de overdracht tussen daarbij fysiek betrokkenen en de verdachte zijn geweest, en de rol die medeverdachte [medeverdachte] (met als bijnamen ‘de kleine man’; ‘de kleine jongen’ en ‘ [medeverdachte] ’) bij de overdracht heeft gespeeld. Ik wijs er ten slotte op dat de verdachte niet heeft verklaard dat het bij de desbetreffende overdracht ging om iets anders dan wapens.9.
33. Het vijfde middel faalt.
34. Het zesde middel bevat een bewijsklacht betreffende de bewezenverklaring van feit 2 (parketnummer 08/910036-14). Deze bewezenverklaring zou in strijd met art. 342, tweede lid, Sv slechts steunen op de verklaringen van de getuige [betrokkene 1] . Meer in het bijzonder zou slechts uit de bewijsmiddelen 4 en 5 en daarmee uit verklaringen van [betrokkene 1] blijken dat de levering van de kalasjnikovs in het bijzijn van de verdachte is besproken.
35. Uw Raad heeft – onder meer – in HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117, NJ 2019/23 m.nt. Rozemond overwogen:
‘2.3. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515).’
36. In verband met de beoordeling van het middel is vooral de eerste zin van deze overweging van belang. Art. 342, tweede lid, Sv betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet een onderdeel daarvan. De betrokkenheid van de verdachte behoeft in het licht van deze regel niet op meer dan één bewijsmiddel te rusten.10.
37. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 6] en [betrokkene 3] op 15 maart 2013 omstreeks 18:50 uur (in Duitsland) op de A40 in de richting van Dortmund zijn aangehouden. Zichtbaar was dat in een tas achter de bestuurdersstoel een automatisch vuurwapen lag. In de kofferbak lag een kist met patronen. Het wapen werd onderzocht en bleek een ‘volautomatisch aanvalsgeweer Kalasjnikov’ (bewijsmiddel 18). [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij over de invoer van deze kalasjnikov in Tilburg heeft gesproken. De verdere communicatie verliep volgens hem ‘later op een woensdag/meetingdag in Duisburg. Op die dag was [verdachte] aanwezig, niet [betrokkene 13] . [verdachte] zei die woensdag, dat de wapens in Tilburg waren en dat we moesten regelen, dat iemand uit Duitsland naar Tilburg zou rijden om de Kalaschnikows af te halen’ (bewijsmiddel 5). [verdachte] is een bijnaam van de verdachte (bewijsmiddelen 1 en 16). [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij van [betrokkene 2] het bevel heeft gekregen naar Tilburg te gaan. En dat hij en [betrokkene 6] het wapen hebben afgehaald. Zij hebben zich gemeld bij het nieuwe clubhuis en daarna een tas en een kist opgehaald bij een woning in een woonwijk. [betrokkene 3] verklaart – zo bleek reeds – ook dat de verdachte ‘een van de belangrijkste mensen in Nederland’ is en dat hij gelooft ‘dat men zonder zijn toestemming niet veel kan doen’ (bewijsmiddel 2). [betrokkene 2] verklaart eveneens over ‘een nieuwe afspraak’ (na 21 februari 2013) ‘om nog meer wapens naar ons te halen’, over een afspraak in Tilburg waar daarover gesproken moet zijn. Ook verklaart hij dat het ’s woensdags ‘het thema tijdens de meeting in Duitsland (was) dat er op vrijdag om 16.00 uur nogmaals een wapentransport zou plaatsvinden.’ In Tilburg zou de verdachte bij de afspraak zijn geweest. En [betrokkene 1] zou er (onder andere) met de verdachte over gesproken hebben (bewijsmiddel 3).
38. In het onderhavige geval kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van [betrokkene 1] onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. Dat het transport daadwerkelijk heeft plaatsgevonden kan in het bijzonder ook uit de verklaring van [betrokkene 3] en het proces-verbaal van aanhouding worden afgeleid. En dat de verdachte bij het transport betrokken was, vindt in het bijzonder steun in de verklaring van [betrokkene 2] , in zoverre deze over de aanwezigheid van en gesprekken met de verdachte rept, en in de verklaring van [betrokkene 3] , in zoverre deze zich daarin over de positie van de verdachte binnen Satudarah in Tilburg uitlaat.
39. Het zesde middel faalt.
40. Het zevende middel bevat een bewijsklacht inzake de bewezenverklaring van feit 2 (parketnummer 08/910036-14). Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zou niet kunnen volgen dat de verdachte ‘in de juridische hoedanigheid van medepleger’ op 15 maart 2013 een vuurwapen en een hoeveelheid munitie heeft doen uitgaan naar Duitsland. De steller van het middel wijst erop dat sprake moet zijn van een bijdrage van voldoende gewicht. Uit de verklaringen van [betrokkene 1] zou slechts volgen dat de verdachte bij de voorbereiding betrokken is geweest. Een geringe rol of het ontbreken van een rol bij de uitvoering van het delict zou moeten worden gecompenseerd door een grotere rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering bijzondere aandacht zou moeten worden besteed aan de vraag of de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen. Uit de bewijsmotivering zou niet kunnen volgen dat van dergelijke compensatie sprake is, en het hof zou geen aandacht hebben besteed aan de vraag of de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
41. De steller van het middel wijst er terecht op dat uit de bewijsvoering van het hof niet volgt dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het daadwerkelijke vervoer van het wapen en de munitie van Nederland naar Duitsland. De wapens zijn vervoerd door [betrokkene 3] en [betrokkene 6] , zij zijn met de wapens de grens gepasseerd en hebben daarmee met de wapens het grondgebied van Nederland verlaten (vgl. de omschrijving van ‘uitgaan’ in art. 1, onder 7°, WWM). Daarmee is echter nog niet gezegd dat de verdachte geen bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de delictsgedraging. Strafbaar gesteld is niet het uitgaan van de wapens, maar het ‘doen uitgaan’. Die gedraging kan ook functioneel gepleegd worden11.; een wezenlijke bijdrage aan dat functioneel plegen levert naar het mij voorkomt een bijdrage aan de uitvoering op, geen bijdrage aan de voorbereiding.
42. Wat die bijdrage van de verdachte betreft is van belang dat [betrokkene 1] , zo bleek reeds, heeft verklaard dat de verdachte tijdens de bijeenkomst in Duisburg aanwezig was. Over zijn bijdrage verklaart hij voorts: ‘ [verdachte] zei die woensdag, dat de wapens in Tilburg waren en dat we moesten regelen, dat iemand uit Duitsland naar Tilburg zou rijden om de Kalaschnikows af te halen. Dat heeft [betrokkene 2] toen geregeld en die heeft [betrokkene 3] gevraagd of liever gezegd opgedragen, naar Tilburg te rijden’. Daaruit volgt dat de verdachte een bepalende invloed heeft gehad op het plaatsvinden van het strafbare feit. In het voorgaande werd reeds aangegeven dat deze verklaring van [betrokkene 1] bovendien steun vindt in de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] .
43. In HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt. Mevis heeft Uw Raad, als bekend, enige aandachtspunten geformuleerd betreffende de vraag ‘wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken’. Tot die aandachtspunten behoort, dat in het geval het tenlastegelegde medeplegen in de kern bestaat uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, op de rechter de taak rust om in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Uit de bewijsmiddelen volgt dat dit geval zich hier niet voordoet; de verdachte heeft niet – alleen – voor het vuurwapen en de munitie gezorgd, hij heeft een bepalende invloed op het plaatsvinden van het transport gehad. Nu het ‘doen uitgaan’ van vuurwapens en munitie ook functioneel kan worden begaan, doet zich niet het geval voor dat sprake is van het ontbreken van een rol in de uitvoering, die op enigerlei wijze dient te worden gecompenseerd. Aan het (functioneel) doen uitgaan levert de verdachte een wezenlijke bijdrage. Voor het geval Uw Raad daar anders over zou denken, meen ik overigens dat de bepalende rol van de verdachte die compensatie zou opleveren. Die bepalende rol brengt ook mee dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken.
44. Al met al heeft het hof naar het mij voorkomt het medeplegen van het onderhavige feit door de verdachte uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden. Mede in het licht van hetgeen de raadsman van de verdachte in hoger beroep inzake dit feit naar voren heeft gebracht, meen ik dat het hof ook niet gehouden was de bewezenverklaring van medeplegen nader toe te lichten. Ook zonder nadere toelichting is de bewezenverklaring gelet op de bewijsmiddelen voldoende met redenen omkleed.
45. Het zevende middel faalt.
46. Het achtste middel bevat een bewijsklacht inzake de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 (parketnummer 08/910036-14). Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zou niet kunnen volgen dat de verdachte op 21 februari 2013 en 15 maart 2013, zonder consent, vuurwapens en munitie heeft doen uitgaan naar Duitsland. De door het hof gebezigde bewijsmiddelen zouden niets inhouden omtrent de vraag of sprake was van een consent op basis waarvan deze vuurwapens en munitie rechtmatig naar Duitsland konden worden vervoerd.
47. Wat betreft feit 1 volgt uit de bewijsmiddelen dat de Porsche Cayenne, één van de auto’s waarin [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] reden, op de terugweg naar Duitsland door de politie gecontroleerd is (bewijsmiddelen 1, 2, 3, 6 en 7). Geen van deze personen verklaart dat daarbij een consent aan de politie is getoond. Wel wordt verklaard dat ze ’niets gevonden’ hebben (bewijsmiddel 2) en dat de wagen ‘niet doorzocht’ is (bewijsmiddel 3). [betrokkene 2] spreekt bovendien expliciet over de dag ‘waarop de twee scorpions met geluidsdemper naar Duitsland werden gesmokkeld’ (bewijsmiddel 6).
48. Wat feit 2 betreft volgt uit de bewijsmiddelen dat [betrokkene 3] en [betrokkene 6] (in Duitsland) op de A40 in de richting van Dortmund zijn aangehouden. Uit het proces-verbaal van aanhouding volgt niet dat één van beiden daarbij een consent heeft getoond waaruit volgde dat het vervoer van de kalasjnikov met munitie rechtmatig was (bewijsmiddel 18). Uit de verklaring van [betrokkene 3] volgt evenmin dat hij een consent voor het vervoer heeft aangevraagd of dat hem, toen de kalasjnikov en de munitie aan hem overhandigd werd, tevens een consent is verstrekt. Dat [betrokkene 2] tegen [betrokkene 3] blijkens diens verklaring geen open kaart heeft gespeeld over wat hij uit Tilburg diende op te halen en dat daarvoor een onopvallende auto moest worden uitgezocht wijst er ook niet op dat het vervoer door een consent gedekt werd (bewijsmiddel 2).12.
49. Mede in aanmerking genomen dat door en namens de verdachte tijdens de terechtzitting in hoger beroep niet is aangevoerd dat voor het overbrengen van de automatische vuurwapens en de munitie van Nederland naar Duitsland een consent is aangevraagd en verkregen13., heeft het hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat het overbrengen van de twee Scorpions, de kalasjnikov en de munitie naar Duitsland ‘zonder consent’ plaatsvond.
50. Het achtste middel faalt.
51. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
52. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑04‑2020
Vgl. onder meer HR 31 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0438.
De achternaam van [betrokkene 2] is [betrokkene 2] , zo volgt uit bewijsmiddel 1.
Vgl. (onder meer) HR 1 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1715, NJ 2008/408 en de conclusie van A-G Jörg bij HR 6 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8682 (art. 81 RO).
Vgl. B.F. Keulen en G. Knigge, Strafprocesrecht, 13e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 506.
Ten overvloede wijs ik nog op HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3503, NJ 2010/47 (defect stroomstootwapen). Vgl. ook HR 9 februari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1359, NJ 1999/315 waarin Uw Raad oordeelde dat de omstandigheid dat de loop van een machinegeweer niet intact zou zijn er niet aan afdoet dat het een onderdeel van wezenlijke aard is.
Zie art. 2, tweede lid, WWM. Het betreft categorie II onder 1° (munitie die uitsluitend geschikt voor vuurwapens van categorie II is) en categorie III (alle overige munitie). Categorie I is vervallen.
Blijkens de pleitnota is de raadsman – evenals de rechtbank en het hof – ervan uitgegaan dat dit de medeverdachte [medeverdachte] is.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2019 houdt als verklaring van de verdachte onder meer in: ‘U, voorzitter, houdt mij voor dat ik niet eerder bij de rechtbank ben verschenen en dat ik eerder heb gezegd dat ik niets wil verklaren over de twee tenlastegelegde wapenfeiten op 21 februari 2013 en 15 maart 2013. Dat klopt. U vraagt mij of ik daar nog steeds niets over wil verklaren. Ik wil daar nog steeds niets over verklaren.’
HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:580, NJ 2017/412 m.nt. Keulen, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6458, NJ 2012/250 en HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ6144, NJ 2012/252 m.nt. Schalken.
Zie Kamerstukken II 1976/77, 14 413, nr. 3, p. 30: ‘Doen binnenkomen resp. uitgaan heeft hier de betekenis van bewerken dat iets binnenkomt of uitgaat. Het woord ‘doen’ wil dus niet aangeven dat sprake zou moeten zijn van doen plegen in de zin van artikel 47 WvS.’ Vgl. ook Kamerstukken II 1994/95, 24 107, nr. 3, p. 17-18 waar in relatie tot degene die het feitelijk transport van wapens en munitie verricht, wordt gesproken van ‘het «feitelijk» doen binnenkomen of uitgaan’.
Geheel ten overvloede wijs ik er nog op dat art. 14, derde lid, WWM bepaalt dat een consent uitsluitend geldig is ‘voor wapens en munitie die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend’. Blijkens bewijsmiddel 18 lag de kalasjnikov volledig operationeel achter de bestuurdersstoel, samen met twee volle magazijnen. En ook de Scorpions worden, nadat [betrokkene 1] ze heeft goedgekeurd, kennelijk samen met de magazijnen op de achterbank gelegd (bewijsmiddelen 2 en 3).
Daarbij wijs ik er nog op dat art. 20, tweede lid, WWM inhoudt dat een consent tot uitgaan ‘wordt geweigerd indien niet uit een door de aanvrager over te leggen bewijsstuk blijkt of niet uit anderen hoofde bekend is dat de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming geen bedenkingen hebben tegen de aanwezigheid van de wapens of munitie op hun grondgebied’.