NJ 1999, 315
Wapens in zin WWM
HR 09-02-1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD1359
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 februari 1999
- Magistraten
Davids, Aaftink, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
109274
- Conclusie
wnd. A-G Keijzer
- LJN
ZD1359
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1359, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑02‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1359, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑1999
- Wetingang
Sv art. 350; WWM art. 1 onder 4° (oud); WWM art. 26 lid 1 (oud); WWM art. 3 lid 1
Essentie
1. Een brisantgranaat die kan worden afgeschoten is munitie in de zin van de WWM (oud) ook als niet vaststaat dat die granaat tot ontploffing kan komen nadat deze is verschoten.
2. Ook een niet meer intacte loop van een machinegeweer is een onderdeel van wezenlijke aard van dat wapen cfm. art. 3 lid 1 WWM.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 april 1997 in de strafzaak tegen J.J.K., te Den Helder, adv. mr. J.M. Sjöcrona te 's-Gravenhage.