Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/420
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op contant geldbedrag onder klager t.z.v. verdenking witwassen. 1. Klacht over ongegrondverklaring omdat verklaring over herkomst geldbedrag ‘vooralsnog summierlijk’ is onderbouwd. 2. Klacht dat rechtbank niet heeft stilgestaan bij proportionaliteit en subsidiariteit beslag. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 05-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:512
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 april 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/01758
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:512, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:141, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑2022
Essentie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op contant geldbedrag onder klager t.z.v. verdenking witwassen. 1. Klacht over ongegrondverklaring omdat verklaring over herkomst geldbedrag ‘vooralsnog summierlijk’ is onderbouwd. 2. Klacht dat rechtbank niet heeft stilgestaan bij proportionaliteit en subsidiariteit beslag. HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01758 B
Datum 5 april 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 januari 2021, nummer RK 20/002830, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.