Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/398
Geen gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van het gerecht.
HR 05-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:513
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 april 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/02246 M
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Staatsrecht / Rechtspraak
Materieel strafrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:513, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:186, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1176, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑08‑2021
- Wetingang
Essentie
Militair lid militaire kamer was niet feitelijk, maar alleen formeel in dienst van het OM; geen gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van het hof.
Samenvatting
Het militair lid mr. Souer van de militaire kamer van het hof was tijdens de behandeling van de zaak formeel in dienst van het OM. Art. 44 lid 3 Wrra is niet van overeenkomstige toepassing op militaire leden van de militaire kamer, zodat aan de hand van algemene uitgangspunten de vraag moet worden beantwoord of het dienstverband van mr. Souer bij het OM tot gevolg heeft dat geen sprake ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.