RvdW 2022/427:Rijden onder invloed van cannabis, art. 8.5 WVW 1994. Bloedonderzoek. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 12 april 2022, 21/00633, ECLI:NL:HR:2022:567, inhoudende o.m. dat het voorschrift van art. 13 lid 1 onder d Besluit ook na nieuwe werkwijze bij politie m.b.t. het bewaren en transporteren van afgenomen bloed nog steeds een strikte waarborg betreft. Hof heeft geoordeeld dat het niet in acht nemen van de termijnen — waarbij het hof mede het oog heeft op de termijn van artikel 13 lid 1 onder d Besluit voor het na de bloedafname verzenden van het buisje of de buisjes met bloed naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium — niet eraan in de weg staat dat de resultaten van het bloedonderzoek voor het bewijs worden gebruikt. Bij dit oordeel heeft het hof betrokken dat ‘de werkwijze van de politie en het laboratorium (...) thans zodanig is ingericht dat de kwaliteit van het bloed gewaarborgd is’. V.zv. het hof hiermee tot uitdrukking heeft willen brengen dat het voorschrift van art. 13 lid 1 onder d Besluit dat na de bloedafname het buisje of de buisjes met bloed z.s.m. naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium wordt of worden gezonden, niet (langer) een strikte waarborg betreft, getuigt het — gelet op wat in HR 12 april 2022, 21/00633, ECLI:NL:HR:2022:567 is overwogen — van een onjuiste rechtsopvatting. Als het hof dat niet heeft miskend maar het oordeel zo moet worden begrepen dat de verzending van het afgenomen bloed in het licht van de gevolgde werkwijze ‘zo spoedig mogelijk’ en daarmee in overeenstemming met art. 13 lid 1 onder d Besluit heeft plaatsgevonden, is het ontoereikend gemotiveerd, omdat het hof geen concrete vaststellingen heeft gedaan over de wijze waarop het bloed is bewaard na de afname daarvan en tijdens het transport naar het laboratorium. Volgt vernietiging en terugwijzing.