Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/403
Uitlevering; geen risico van flagrante inbreuk op art. 6 EVRM en/of art. 13 IVBPR door tijdsverloop.
HR 05-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:501
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 april 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
21/04528 U
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:501, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:202, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑01‑2022
- Wetingang
Samenvatting
De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat de opgeëiste persoon sinds 15 of 16 november 2016 in afwachting is geweest van de voortzetting van de strafvervolging door de Israëlische justitiële autoriteiten, niet leidt tot dreiging van een flagrante inbreuk op art. 6 lid 1 EVRM. Hierin ligt besloten dat dit tijdsverloop niet met zich brengt dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.