Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/121
121 Koop onroerende zaak: ontbindende voorwaarde (financieringsvoorbehoud)
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691944:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Het financieringsvoorbehoud wordt opgenomen in de koopakte; deze zal indien de koper een natuurlijk persoon is, moeten voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:2 lid 1 BW. Zie ook Asser/Hijma 7-I 2019/247. Meestal laat de tekst van de overeenkomst geen andere conclusie toe dan dat sprake is van een fatale termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde. Zie ook Braspenning 2020.
Zonder deze of een andere ontbindende voorwaarde (bijv. van een bouwtechnische keuring) zit, na de wettelijke bedenktijd van drie dagen, de koper aan de koopovereenkomst vast en betaalt hij bij niet-nakoming van de overeenkomst de boete van 10% van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding zoals dat veelal in koopovereenkomsten staat te lezen.
Blijkt dat het geval te zijn, dan zijn partijen van de overeenkomst bevrijd en komt de verkoper niet langer een beroep op ontbinding toe.
Een koper heeft zich voldoende ingespannen als goed gedocumenteerd blijkt dat hij op basis van de gebruikelijke en correcte gegevens omtrent zijn inkomen en zijn financieringsbehoefte minstens één financieringsaanvraag aan een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft gedaan die is afgewezen (vaste jurisprudentie). Die documentatieplicht dient om te beoordelen of aan de inspanningsverplichting is voldaan.
Een koper-consument kan zich rechtsgeldig op een financieringsvoorbehoud beroepen, wanneer hij niet wenst mee te werken aan een financieringsaanvraag bij een door de verkoper aan te wijzen geldverstrekkende instelling (art. 6:237 onder j BW; vermoeden van onredelijk bezwarend beding). De bewijslast dat het beding i.c. niet onredelijk bezwarend is (tegendeelbewijs), rust op de gebruiker van de algemene voorwaarden, nu het gaat om een wettelijk vermoeden met een normatieve strekking.
Voor het beletten van de vervulling van een ontbindende voorwaarde is vereist dat de niet-vervulling van de voorwaarde is veroorzaakt door toedoen van de partij die daarbij belang heeft. Zie ook Boonekamp, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:23 BW.
Asser/Hijma 7-I 2019/248 met verwijzing naar HR 21 oktober 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0476, NJ 1989/80 (Schilperoort/De Nijs). Zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden 22 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BY9422, Prg 2013/111.
De verkoper zal daarvoor de koper in gebreke moeten stellen (art. 11.1 Modelkoopakte).
HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:340, r.o. 4.7, NJ 2017/214 met nt. H.B. Krans (Ebecek/Trudo).
Het hof had in het arrest Van Wijmeren/Van Rijen de bewijslast ter zake van het overeengekomen zijn van een financieringsvoorbehoud omgekeerd op grond van de redelijkheid en billijkheid, aangezien een dergelijk financieringsvoorbehoud bij de verkoop van een particuliere woning een zeer vaak voorkomend verschijnsel is. De Hoge Raad casseert; terughoudendheid dient te worden betracht bij toepassing van de uitzonderingen in de slotzin van art. 150 Rv (HR 17 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2955, NJ 2009/196 (Verwijmeren/Van Rijen), JIN 2009/405 met nt. L. Wijnbergen).
Bijv. Rb. Rotterdam 15 juni 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BQ8152.
Zie bijv. HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:315, RvdW 2017/309, Bb2017/33 met nt. D.E. Burgers: uitleg van een brief.
De Modelkoopakte geeft aan dat de mededeling schriftelijk via gangbare communicatiemiddelen moet geschieden en uiterlijk op een overeengekomen datum door de notaris en makelaar moet zijn ontvangen, met ontvangstbevestiging. ‘Art. 3:39 BW heeft slechts betrekking op in de wet opgenomen vormvereisten’ (Asser/Sieburgh 6-III 2018/274 en 281 en HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1937, RvdW 2020/41 (art. 81 lid 1 RO)). Gaat het om tussen partijen overeengekomen vormvereisten, dan geldt wat partijen daarover hebben afgesproken, de partijbedoelingen en de achtergrond van het opnemen van een dergelijk vereiste, wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (A-G M.L.C.C. Lückers in haar conclusie ECLI:NL:PHR:2019:890 randnr. 2.4).
Bij de koop van een onroerende zaak, in ieder geval bij koop van een woonhuis voor eigen bewoning, is het gebruikelijk een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst op te nemen, inhoudende dat de koop ontbonden zal zijn indien de koper binnen een bepaalde termijn niet in staat is financiering te verkrijgen.1 De strekking van het financieringsvoorbehoud is dat de koper die de koop niet kan financieren, de bevoegdheid heeft zonder nadelige gevolgen de koopovereenkomst te ontbinden.2 Slaagt verweerder er niet in de aankoop van de woning vóór een bepaalde datum te financieren, dan is de ontbindende voorwaarde vervuld.3 Aan de bevoegdheid worden formele vereisten verbonden om te bezien of tijdig en terecht een beroep is gedaan op de ontbindende voorwaarde.
Inspanningsverplichting aspirant-koper
De gebruikelijke ontbindende voorwaarde wordt zo uitgelegd dat zij op de koper een inspanningsverplichting legt om de nodige activiteiten te verrichten teneinde de financiering rond te krijgen. De stelplicht en, na de gemotiveerde betwisting daarvan, ook de bewijslast ter zake van het voldaan hebben aan die inspanningsverplichting rust op de partij die zich beroept op het vervuld zijn van de ontbindende voorwaarde, de koper.4
Gerechtvaardigd beroep op financieringsvoorbehoud?
In verschillende procedures was de vraag aan de orde of de aspirant-koper een gerechtvaardigd beroep op het financieringsvoorbehoud had gedaan,5 met andere woorden of hij voldoende inspanning had verricht of dat hij de vervulling van de ontbindende voorwaarde had bewerkstelligd (art. 6:23 lid 2 BW).6 Schending van de inspanningsverplichting betekent dat de voorwaarde als niet-vervuld geldt indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen (art. 6:23 lid 2 BW).7 Komt de rechter bij toetsing van die maatstaf tot het oordeel dat de koper zich onvoldoende heeft gekweten van zijn inspanningsverplichting c.q. de vervulling van de voorwaarde heeft gefrustreerd, dan kan de koper zich niet met succes op de ontbindende voorwaarde beroepen, nu hij zelf heeft bijgedragen aan de vervulling daarvan. Oordeelt de rechter dat het beroep op de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig is geschied, dan is de koopovereenkomst nog van kracht; de koper kan niet ontbinden en blijft dus aan de overeenkomst gehouden. De koper moet de woning nog steeds afnemen. Doet hij dat niet – hij verschijnt niet op de afgesproken dag bij de notaris – dan kan de verkoper de koopovereenkomst ontbinden en heeft hij recht op een geldboete en eventueel aanvullende schadevergoeding.8 De koper dient de boete (meestal 10% van de koopsom) te betalen.
De rechter kan onder omstandigheden de bedongen boete matigen (art. 6:94 BW), indien de koper dat vordert. Deze matigingsbevoegdheid moet terughoudend worden toegepast. De rechter mag pas van die bevoegdheid gebruik maken, ‘als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt.’9 Een beroep op boetematiging zal de koper zelden baten, aangezien ingeval van een boeteclausule van 10% bij een Modelkoopakte sprake is van een gebruikelijke en algemeen aanvaarde sanctie op het niet meewerken aan de levering van de woning. Het boetebeding heeft niet alleen de functie van schadefixatie, maar dient vooral als een krachtige prikkel tot nakoming.
Bewijs dat een financieringsvoorbehoud is gemaakt
Mogelijk is tussen partijen in geschil òf een financieringsvoorbehoud was overeengekomen. Verweerder kan het verweer voeren dat partijen een financieringsvoorbehoud zijn overeengekomen terwijl eiser het bestaan van een financieringsvoorbehoud weerspreekt. De bewijslast van het bestaan van een financieringsvoorbehoud (een ontbindende voorwaarde) berust – zoals reeds besproken – op de koper.10
Bewijs dàt een beroep is gedaan op de ontbindende voorwaarde
De bewijslast van de stelling dàt de koper (tijdig) een beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde, rust op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv op de koper; de koper beroept zich immers op deze stelling ter bevrijding van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Wanneer de verkoper deze stelling gemotiveerd betwist, wordt de koper opgedragen te bewijzen dat hij (tijdig op juiste wijze) een beroep op de ontbindende voorwaarde heeft gedaan.11 Hij zal een en ander voldoende moeten toelichten en onderbouwen.12 Een beroep op een ontbindende voorwaarde moet ongeclausuleerd en ondubbelzinnig worden gedaan alsmede ‘goed en volledig gedocumenteerd’ zijn ingeroepen, met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven formaliteiten (meestal wordt in de koopovereenkomst schriftelijkheid vereist, om buiten twijfel te stellen dat een beroep op ontbinding is gedaan).13