Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/118:118 Inleiding
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/118
118 Inleiding
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS692021:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5156, NJ 2005/468 (Kroymans/Verploegen). Het intreden van een ontbindende voorwaarde doet de verbintenis – op grond van art. 6:22 BW van rechtswege – vervallen. Zie ook R.J.B. Boonekamp, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:22 BW.
HR 22 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6597, NJ 2011/188 (Batavus/Race Productions) en HR 17 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2955, NJ 2009/196, JIN 2009/405 met nt. L. Wijnbergen (Verwijmeren/Van Rijen).
Rb. Dordrecht 23 maart 2011, ECLI:NL:RBDOR:2011:BP9277.
Zie nr. 47-48.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tussen partijen stond vast dat overeenstemming was bereikt omtrent de essentialia van een koopovereenkomst met betrekking tot twee kantoorpanden. De koper vordert nakoming van de koopovereenkomsten. De verkoper beriep zich op een voorbehoud dat door hem zou zijn gemaakt (akkoord door het beherend makelaarskantoor) en dat door hem wordt beschouwd als een ontbindende voorwaarde.
De Hoge Raad oordeelt als volgt:
“Indien verweerder zich tegenover een vordering tot nakoming verweert met een beroep op een ontbindende voorwaarde (art. 6:22 tweede zin BW), zal verweerder het bestaan en het vervuld zijn van de ontbindende voorwaarde moeten stellen en eventueel bewijzen.”1
Een beroep op een ontbindende voorwaarde is niet een betwisting van de feitelijke grondslag, maar een bevrijdend verweer. Indien tussen partijen in geschil is wat precies de inhoud van de voorwaarde is, geldt deze stelplicht- en bewijslastverdeling eveneens. Het is aan verweerder om de door hem bepleite uitleg van de bepaling voldoende aannemelijk te maken.
De partij die een beroep doet op een ontbindende voorwaarde zal moeten stellen en zo nodig bewijzen dat partijen een ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen en dat deze voorwaarde is vervuld.2 Bij deze partij rust de bewijslast ten aanzien van feiten en omstandigheden die zij ten gunste van haar uitleg van de voorwaarde heeft ingeroepen. Het bestaan en vervuld zijn van de ontbindende voorwaarde vormen de grondslag van het bevrijdend verweer van verweerder dat hij van zijn verplichtingen jegens de wederpartij is ontslagen doordat de ontbindende voorwaarde is vervuld.3
Voorbeeld
“Pavema heeft haar subsidiaire verweer dat de overeenkomst onder ontbindende voorwaarden is gesloten niet onderbouwd met feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat partijen de gestelde ontbindende voorwaarden zijn overeengekomen. Dit verweer wordt derhalve gepasseerd.”4
Stelplicht- en bewijslastverdeling met behulp van het leerstuk van het splitsingsverbod
Indien verweerder een gedeelte van de feiten zoals door eiser gesteld niet heeft weersproken (overeenstemming bereikt met betrekking tot koop), maar zijn verweer van een toevoeging voorziet (het bestaan van een ontbindende voorwaarde), moet worden beoordeeld of verweerder daarmee een andere voorstelling van zaken heeft gegeven. Pas indien vastgesteld kan worden dat de toevoeging de vordering van eiser niet onderuit haalt, mag de rechter de toevoeging scheiden van het gedeelte dat is erkend en de toevoeging kwalificeren als een bevrijdend verweer. Eiser heeft voldaan aan de minimumvoorwaarden om zijn vordering toegewezen te krijgen. De toevoeging van verweerder dat een ontbindende voorwaarde is overeengekomen en dat de voorwaarde in vervulling is gegaan, mag gesplitst worden van de erkenning van het bestaan van een verbintenis. Splitsing is geoorloofd. De toevoeging is te beschouwen als een bevrijdend verweer.5