Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.8.5
7.8.5 Zwaarwegende maatschappelijke belang bij waarheidsvinding weegt doorgaans zwaarder dan belang bijgeheimhouding
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS374686:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 11 juli 2008, NJ 2009, 451, r.o. 3.4.6 (De Telegraaf c.s./Staat).
Aldus bijv. ook: Dragstra 2009, p. 18.
Rb. Rotterdam 25 januari 2006, NJ F 2006, 230, r.o. 7.4 (Van D/Van D. Schoenen v.o.f.).
Hof Den Haag 20 mei 2003, SES 2004, 59, r.o. 29(Church & General/Gebr. Sluyter).
Rb. Rotterdam 5 december 2007, LJN BC0225, r.o. 3.6 (F.G. Detectietechnieken/L.G.H. Verhuur Hijsmateriaal).
Rb. Amsterdam 11 februari 1992, NJ 1993, 337 r.o. 5.3(Otto/Postbank).
Rb. Zutpen 7 mei 2003, NJ 2003, 480, r.o. 7.7 (Rabo/F & B Leisure c.s.).
Van der Korst 2007, p. 133.
Rb. Amsterdam (pres.) 11 juni 1999, JOR 1999, 174(Leyinvest/KBB); Rb. Den Bosch (pres.) 5 augustus 1999, JOR 1999, 202, r.o. 4(Sobi/Origin).
Hof Den Bosch 14 oktober 2003, LJN AM7927, r.o. 3.8 (Jongerius Houten/Rockwool-Grodan); Rb. Breda 15 februari 2006, NJ F 2006, 217 (Hands for Hair/Nexxus Nederland).
Rb. Amsterdam 24 augustus 2005, LJN AU4935(AenB/C).
Rb. Groningen 29 maart 2006, LJN AV7614, r.o. 4.2 (Heineken/Mr Hooites q.q.).
Rb. Almelo 19 oktober 2005, NJ F 2006, 7, r.o. 5 (Cafe Thomas/Grolsch).
Rb. Den Haag 11 april 2007, rolnr. 06.3024 (X/Y).
Rb. Den Haag 19 april 2006, HA ZA 04-1675, r.o. 2.10 (X/Y).
Hof Arnhem 25 maart 2008, LJN BC9246, r.o. 4.16 (Gawain/X).
Rb. Haarlem 18 juni 2008, LJN BD6490, r.o. 2.8 (Broersma Transportdiensten/Biogen Idec c.s.).
HR 29 juni 2007, NJ 2007, 638, r.o. 3.6.2(Dexia Bank Nederland/Van Steenoven).
Vgl. Rb. Den Haag (vzr.) 6 augustus 2009, LJN BJ4946 r.o. 4.8 (Siemens/Staat); Rb. Leeuwarden (vzr.) 14 september 2009, LJN BJ8523 r.o. 5.6 (Dijkstra-Koudum/Wetterskip Fryslan).
Rb. Rotterdam 22 juni 2010, LJN BN2470, r.o. 3.4.2 (X/Waterschap Hollandse Delta): naam referent is onvoldoende vertrouwelijk om bij geschil over gunning verstrekking daarvan te kunnen weigeren.
Zie voor voorbeelden: Fernhout 2004, p. 259-260.
Rb. Zwolle (vzr.) 20 december 2007, LJN BC1286, r.o. 4.7 e.v. (X/IJsselmeerziekenhuizen).
Rb. Arnhem 11 maart 2009, JA 2009, 85 (X/Gezondheidszorg Rivierenland).
Hof Leeuwarden 9 december 2008, LJN BG6616, r.o. 2 en 3 (X/Zorggroep Noorderbreedte c.s.) geannoteerd door J. Legemaate in TvGR 2009, p. 1341-1343.
Kamerstukken II 2009/2010, 32 402, nr 2, art. 21.
Kamerstukken II 2009/2010, 32 402, nr 3, p. 123.
Zie over deze gedragscode: Van Dijk en Simons 2010, in het bijzonder p. 72.
Omdat de belangen op grond waarvan een beroep op vertrouwelijkheid wordt gedaan in de concrete omstandigheden zwaarder moeten wegen dan het zwaarwegende maatschappelijke belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt1 én omdat de gewichtige reden doorgaans door bijzondere voorzieningen valt te ondervangen,2 vergt een beroep op een gewichtige reden een stevige onderbouwing. Wie een beroep wil doen op een gewichtige reden, zal dat beroep dan ook deugdelijk moeten onderbouwen teneinde de rechter in staat te stellen de afweging te maken, of het belang bij geheimhouding zwaarder moet wegen dan het belang bij waarheidsvinding. Derhalve rechtvaardigde de enkele mededeling dat stukken bedrijfsinformatie3 of - bij een verzekeringspolis - concurrentiegevoelige infor-matie4 bevatten of dat verstrekking de belangen van de houder onredelijk zou schaden5 niet de conclusie, dat zij niet verstrekt behoeven te worden. Zo'n tamelijk inhoudsloze mededeling stelt de rechter immers niet in staat om het belang bij informatieverstrekking af te wegen tegen het beroep op vertrouwelijkheid.
Ook indien wel afweging plaatsvindt, zal de houder er een harde dobber aan hebben, wanneer hij aannemelijk relevante informatie niet wil verstrekken. Zodoende moest al voordat de gewichtige reden als weigeringsgrond in de wet terecht was gekomen, informatie verstrekt worden die de verzoeker nodig had om aan te tonen of een verplichting is geschonden6 en na het opnemen van de gewichtige reden in de wet informatie over zakelijke besprekingen tussen zakelijke partij-en.7 Van der Korst merkt dan ook terecht op dat de kwalificatie van informatie als bedrijfsgeheim geenszins rechtvaardigt dat deze naar de wens van de rechthebbende a priori zijn vrijgesteld van processuele bekendmaking.8 Het beroep op geheimhouding lijkt daarmee op zijn retour: in een nog niet zo ver verleden werd het beroep op vertrouwelijkheid nog betrekkelijk eenvoudig gehonoreerd. Zo vroegen in 1999 aandeelhouders vergeefs om informatie teneinde de redelijkheid van een bod op hun aandelen te beoordelen.9
Recente rechtspraak bevestigt dan ook dat een beroep op een gewichtige reden niet makkelijk slaagt. Zo werd met passeren van een beroep op gewichtige reden een partij verplicht tot verstrekking van:
namen en adressen van mogelijke getuigen.10
stukken die betrekking hadden op een oudedagsvoorziening die volgens de houder daarvan louter haarzelf aanging.11
bescheiden uit de administratie van een bierleverancier, waaruit kon blijken welke tarieven en kortingen precies waren toegepast in verband met leveringen aan de failliet.12
Worden daarentegen gegevens over commerciële strategie gevraagd die voor het beginnen van een bodemprocedure onnodig zijn, waardoor de hele strategie van (wederom) een bierleverancier op straat zou komen te liggen, dan is voor daarop gerichte bewijslevering - in het betrokken geval door middel van getuigenverhoor -geen plaats.13
een strafdossier teneinde beroep op de opzetclausule in polisvoorwaarden te onderbouwen.14
stukken om te laten toetsen of sprake was van betalingsonmacht of betalings-onwil.15
een lijst met de namen van door een particulier recherchebureau gehoorde personen.16
als vertrouwelijk aangemerkte gegevens die de betrokken onderneming reeds aan een ander had verstrekt.17
Ruimte voor een beroep op een gewichtige reden lijkt wel te ontstaan, wanneer de beschermenswaardige belangen van derden in het geding komen. Dat dergelijke belangen aan verstrekking van bescheiden in de weg kunnen staan, moet ook afgeleid worden uit het eerste arrest waar de Hoge Raad nader inging op het begrip gewichtige reden en overwoog dat daarvan onder meer sprake kon zijn, wanneer de belangen of rechten van derden in het geding zijn.18
Zo laat zich goed verdedigen dat de aanbesteder bij een aanbestedingsprocedure in beginsel geen informatie aan inschrijvers hoeft te verstrekken over de door inschrijvende concurrenten aangeboden prijzen en tarieven. Zo'n verplichting is voor aanbestedingen op grond van art. 41, lid 5 van het Besluit Aanbestedingen Overheidsopdrachten al wettelijk geregeld,19 maar ligt ook voor de hand voor aanbestedingen waarop dit besluit niet van toepassing is. Zijn gegevens niet voldoende vertrouwelijk, dan kan verstrekking daarvan evenwel niet geweigerd wor-
den.20
Zo is ook voorstelbaar dat aan anonimiteit gewaarborgd wordt voor aangevers, klagers of melders.21Dat kan ook spelen bij de vraag, of verzoeken om informatie uit de interne incidentenmelding van een ziekenhuis gehonoreerd moeten worden. Een in dat geval gedaan beroep op vertrouwelijkheid is zowel afgewezen22als als mogelijkheid opengelaten23 als toegewezen.24 Van heeft opgemerkt, dat voor de vraag, of informatie kan worden opgevraagd, van belang is welke informatie wordt verzocht en dat de bescherming in het bijzonder de identiteit van de melder betreft. Hij verklaart aldus dat werd afgewezen het verzoek om verstrekking van het meldingsformulier en (in beginsel) toegewezen het verzoek om verstrekking van (verdere) feitelijke informatie. Het ontwerp voor de wet Cliëntenrecht maakt evenzeer onderscheid tussen wel en niet te verstrekken informatie: op grond van art. 21 van het ontwerp is de zorgaanbieder verplicht om de cliënt te informeren over incidenten die merkbare gevolgen hebben of kunnen hebben voor de cliënt.25
Die verplichting behelst echter niet dat informatie verstrekt moet worden over de analyse naar diepere oorzaken van de gemaakte fout, de analyse van bijna-inciden-ten en de vraag of het gaat om een gebrek dat bij andere cliënten heeft plaatsgehad en of er een breder patroon achter de incidenten te ontdekken is.26 De Gedragscode openheid medische incidenten kent een soortgelijke benadering: informatie over een gebeurtenis die heeft geleid of kan leiden tot schade voor de betrokken patiënt moet in het medisch dossier worden opgenomen en derhalve beschikbaar zijn voor de patiënt. Informatie over gebeurtenissen die tot schade hadden kunnnen leiden, maar waarbij dat niet is gebeurd, behoeft echter niet verstrekt te worden.27 Naast het terrein waarbij belangen van derden in het geding zijn, valt aan de rechtspraak en literatuur een ander gebied te ontlenen, waar die discussie in het bijzonder speelt. Dat terrein bespreek ik hierna.