Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
3.2.3 Evenredigheid van de steun
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2024
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Inwerkingtreding
05-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(83)
Steun wordt als evenredig beschouwd indien het steunbedrag per begunstigde beperkt blijft tot het minimum dat noodzakelijk is om de gesteunde activiteit uit te voeren.
Maximale steunintensiteiten en maximale steunbedragen
(84)
In de regel gaat de Commissie ervan uit dat steun slechts evenredig is als het steunbedrag niet hoger is dan de in aanmerking komende kosten. Dit laat de regels voor milieu- en andere overheidsstimulansen die uitdrukkelijk zijn vermeld in deel II, afdelingen 1.3.1.1. en 2.3 onverlet.
(85)
Met het oog op voorspelbaarheid en om een gelijk speelveld te garanderen hanteert de Commissie maximale steunintensiteiten voor steun. Wanneer de maximale steunintensiteit niet kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld in het geval van aanloopsteun voor jonge landbouwers en voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven, worden maximale steunbedragen in de vorm van nominale bedragen vastgesteld om de evenredigheid van de steun te garanderen.
(86)
Als de in aanmerking komende kosten juist zijn berekend en de in deel II vermelde maximale steunintensiteiten of maximale steunbedragen in acht worden genomen, wordt het evenredigheidscriterium geacht te zijn vervuld.
(87)
De steunverlenende autoriteit moet de maximale steunintensiteit en het maximale steunbedrag berekenen bij de toekenning van de steun. De in aanmerking komende kosten moeten worden gestaafd met bewijsstukken die duidelijk, specifiek en actueel zijn. Alle bedragen die voor de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten worden gebruikt, moeten de bedragen zijn vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.
(88)
De belasting over de toegevoegde waarde (btw) komt niet voor steun in aanmerking, behalve wanneer zij niet terugvorderbaar is krachtens de nationale btw-wetgeving.
(89)
Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.
(90)
Van in tranches betaalde steun wordt door discontering de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun berekend. De in aanmerking komende kosten worden gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die voor de discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op de datum van de toekenning van de steun van toepassing is.
(91)
In de toekomst te betalen steun, met inbegrip van steun die in verschillende tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun.
(92)
Wanneer steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, worden de steuntranches gedisconteerd aan de hand van de disconteringspercentages die gelden op de verschillende tijdstippen waarop de belastingvoordelen beginnen te spelen.
(93)
De lidstaten kunnen het steunbedrag voor de maatregelen of soorten verrichtingen als bedoeld in deel II, afdelingen 1.1.4, 1.1.5, 1.1.6, 1.1.7, 1.1.8, 2.1.1, 2.1.2, 2.1.4, 2.2 en 2.3, vaststellen op basis van standaardveronderstellingen van extra kosten en gederfde inkomsten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de berekeningen en de overeenkomstige steun voldoen aan alle onderstaande punten:
- a)
ze bevatten alleen verifieerbare elementen;
- b)
ze zijn gebaseerd op met passende expertise vastgestelde bedragen;
- c)
ze bevatten een duidelijke vermelding van de bron van de gebruikte bedragen;
- d)
indien van toepassing zijn ze gedifferentieerd om rekening te houden met de regionale of lokale locatie en het feitelijke landgebruik;
- e)
ze bevatten geen elementen die verband houden met investeringskosten.
(94)
Onverminderd punt (93) kan, met uitzondering van steun die valt onder deel II, afdelingen 1.2 en 2.8.5, steun worden toegekend overeenkomstig de volgende vereenvoudigde kostenopties:
- a)
eenheidskosten;
- b)
vaste bedragen;
- c)
forfaitaire financiering.
(95)
Het in punt (94) bedoelde steunbedrag moet worden vastgesteld op een van de hierna genoemde manieren:
- a)
een eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode op basis van een of meer van de volgende elementen:
- i)
statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundige beoordeling;
- ii)
de geverifieerde historische gegevens van individuele begunstigden;
- iii)
de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van individuele begunstigden;
- b)
conform de voorschriften voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die in het kader van beleidsmaatregelen van de Unie voor een soortgelijke verrichting gelden.
(96)
Voor gecofinancierde maatregelen geldt dat de bedragen van de in aanmerking komende kosten kunnen worden berekend overeenkomstig de vereenvoudigde kostenopties die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (1) en Verordening (EU) 2021/2115.
(97)
Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun houdt de Commissie rekening met de verzekeringen die de begunstigde van de steun heeft afgesloten of had kunnen afsluiten. Met betrekking tot steun voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, wordt, om het gevaar van mededingingsverstoring te voorkomen, steun ten belope van de maximale steunintensiteit slechts toegekend aan een onderneming die voor dergelijke verliezen niet door een verzekering kan worden gedekt. Daarom moeten de begunstigden, om het risicobeheer nog verder te verbeteren, worden aangemoedigd om zich te verzekeren waar dat mogelijk is.
Aanvullende voorwaarden voor individueel aan te melden investeringssteun en investeringssteun voor grote ondernemingen in het kader van aangemelde regelingen
(98)
Als algemene regel geldt dat individueel aan te melden investeringssteun zal worden geacht tot het minimum beperkt te blijven als het steunbedrag overeenstemt met de nettomeerkosten van de uitvoering van de investering in het betrokken gebied vergeleken met het nulscenario waarin geen steun wordt verleend (2), met een limiet in de vorm van maximale steunintensiteiten. Ook moeten de lidstaten, in het geval van investeringssteun die in het kader van een aangemelde regeling aan grote ondernemingen wordt toegekend, ervoor zorgen dat het steunbedrag tot het minimum beperkt blijft, op basis van een ‘nettomeerkosten’-benadering, met de maximale steunintensiteiten als plafond.
(99)
Het steunbedrag mag niet hoger uitkomen dan het minimum dat noodzakelijk is om het project voldoende winstgevend te maken. Het steunbedrag mag er bijvoorbeeld niet toe leiden dat de interne opbrengstvoet ervan toeneemt tot boven de normale rendementspercentages die de betrokken onderneming hanteert bij andere vergelijkbare investeringsprojecten, of dat, als deze rendementspercentages niet beschikbaar zijn, de interne opbrengstvoet toeneemt tot boven de kapitaalkosten van de onderneming als geheel of tot boven de rendementspercentages die doorgaans in de betrokken sector worden waargenomen.
(100)
Bij investeringssteun voor grote ondernemingen in het kader van een aangemelde regeling moet de lidstaat ervoor zorgen dat het steunbedrag overeenstemt met de nettomeerkosten van de uitvoering van de investering in het betrokken gebied, vergeleken met het nulscenario waarin geen steun wordt verleend. De in punt (99) uiteengezette methode moet worden gehanteerd in combinatie met een limiet in de vorm van maximale steunintensiteiten.
(101)
Met betrekking tot individueel aan te melden investeringssteun zal de Commissie, met gebruikmaking van de in punt (99) beschreven methode, nagaan of het steunbedrag hoger uitkomt dan het minimum dat noodzakelijk is om het project voldoende winstgevend te maken. De berekeningen die voor de analyse van het stimulerende effect worden gebruikt, kunnen ook worden gebruikt om na te gaan of de steun evenredig is. De lidstaat moet de evenredigheid aantonen op grond van documentatie als bedoeld in punt (57).
(102)
De punten (98) tot en met (101) gelden niet voor de gemeenten die autonome lokale autoriteiten zijn met een jaarlijkse begroting van minder dan 10 miljoen EUR en minder dan 5 000 inwoners tellen.
Cumulering van steun
(103)
Steun mag gelijktijdig op grond van meerdere steunregelingen worden toegekend of met ad-hocsteun worden gecumuleerd mits het totale bedrag van de voor een activiteit of een project verleende staatssteun niet groter is dan de in deze richtsnoeren vastgestelde steunplafonds.
(104)
Steun voor identificeerbare in aanmerking komende kosten mag met andere staatssteun worden gecumuleerd, mits die steun andere identificeerbare in aanmerking komende kosten betreft. Steun voor identificeerbare in aanmerking komende kosten mag slechts met andere staatssteun voor dezelfde, geheel of gedeeltelijk overlappende, in aanmerking komende kosten worden gecumuleerd als die cumulering er niet toe leidt dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat krachtens deze richtsnoeren voor dit soort steun geldt, wordt overschreden.
(105)
Steun voor niet-identificeerbare in aanmerking komende kosten in het kader van deel II, afdeling 1.1.2, mag worden gecumuleerd met andere staatssteunmaatregelen voor identificeerbare in aanmerking komende kosten. Steun voor niet-identificeerbare in aanmerking komende kosten mag met andere staatssteun voor niet-identificeerbare in aanmerking komende kosten worden gecumuleerd tot de hoogste toepasselijke totale financieringsdrempel die voor de specifieke omstandigheden van het betrokken geval in deze richtsnoeren of andere richtsnoeren inzake staatssteun, een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.
(106)
Staatssteun voor de landbouwsector mag niet met in de artikelen 145 en 146 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde betalingen voor dezelfde in aanmerking komende kosten worden gecumuleerd als door die cumulering de in deze richtsnoeren vastgestelde steunintensiteiten of steunbedragen worden overschreden.
(107)
Staatssteun die in het kader van deel II, afdelingen 1.1.4, 1.1.5 en 1.1.8, wordt toegekend, mag niet met in artikel 31 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde betalingen voor dezelfde in aanmerking komende kosten worden gecumuleerd als door die cumulering de in deze richtsnoeren vastgestelde steunintensiteiten of steunbedragen worden overschreden.
(108)
Wanneer centraal door de instellingen, agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen of andere organen van de Unie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaten staat, wordt gecombineerd met staatssteun, wordt alleen met die laatste rekening gehouden om te bepalen of de aanmeldingsdrempels en de maximale steunintensiteiten of de steunplafonds in acht worden genomen, mits het totale bedrag aan overheidsfinanciering dat voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt toegekend, het/de gunstigste, in de toepasselijke regels van het recht van de Unie vastgestelde financieringspercentage(s) niet overschrijdt.
(109)
Steun waarvoor op grond van deze richtsnoeren toestemming wordt verleend, mag niet met de-minimissteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten worden gecumuleerd als door die cumulering de in deze richtsnoeren vastgestelde steunintensiteiten of steunbedragen worden overschreden.
(110)
Investeringssteun voor het herstel van agrarisch productiepotentieel als bedoeld in punt (152), d), mag niet worden gecumuleerd met steun ter compensatie van materiële schade als bedoeld in deel II, afdelingen 1.2.1.1, 1.2.1.2 en 1.2.1.3.
(111)
Aanloopsteun voor producentengroeperingen en -organisaties in de landbouwsector, als bedoeld in deel II, afdeling 1.1.3, mag niet worden gecumuleerd met de overeenkomstige steun voor producentengroeperingen en -organisaties in de landbouwsector als bedoeld in artikel 77 van Verordening (EU) 2021/2115. Aanloopsteun voor jonge landbouwers, aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven en aanloopsteun voor landbouwactiviteiten als bedoeld in deel II, afdeling 1.1.2, mogen niet worden gecumuleerd met de overeenkomstige steun als bedoeld in artikel 75 van Verordening (EU) 2021/2115 als door die cumulering de in deze richtsnoeren vastgestelde steunbedragen worden overschreden.
Voetnoten
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
Bij het vergelijken van nulscenario's moet de steun met dezelfde factor worden verdisconteerd als de bijbehorende investerings- en nulscenario's.