Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
1.1.4 Steun voor agromilieuklimaatverbintenissen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(197)
De Commissie zal steun voor agromilieuklimaatverbintenissen aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(198)
Deze afdeling geldt voor steun aan ondernemingen en groepen daarvan die in de primaire landbouwproductie actief zijn en zich op vrijwillige basis ertoe verbinden verrichtingen uit te voeren die uit een of meer agromilieuklimaatverbintenissen bestaan.
(199)
De maatregel moet gericht zijn op het behoud van landbouwpraktijken waarmee een positieve milieu- en klimaatbijdrage wordt geleverd en op de bevordering van de noodzakelijke veranderingen in die richting.
(200)
De steun mag enkel dienen voor vrijwillige verbintenissen die verder gaan dan:
- a)
de betrokken uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de GLMC-normen krachtens titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115;
- b)
de betrokken minimumvoorschriften voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, en andere verplichte vereisten ter zake in het nationale recht en het recht van de Unie;
- c)
de voorwaarden voor de handhaving van landbouwareaal overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/2115.
(201)
Al die verplichte normen en vereisten moeten in de aanmelding aan de Commissie worden omschreven en toegelicht.
(202)
Wanneer in de nationale wetgeving nieuwe voorschriften worden opgelegd die verder gaan dan de overeenkomstige minimumvoorschriften van het recht van de Unie, kan voor verbintenissen als bedoeld in punt (200), b), waarmee aan de naleving van die voorschriften wordt bijgedragen, steun worden verleend gedurende maximaal 24 maanden vanaf de datum waarop die voorschriften voor het bedrijf verplicht worden.
(203)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bedrijven die onder deze afdeling vallende verrichtingen uitvoeren, toegang hebben tot de voor de uitvoering daarvan vereiste kennis en informatie en dat degenen die zulks nodig hebben, passende opleidingen kunnen volgen en toegang tot deskundigheid krijgen, met als doel bijstand te verlenen aan landbouwers die zich ertoe verbinden hun productiesystemen te wijzigen.
(204)
De onder deze afdeling vallende verbintenissen moeten voor een periode van vijf tot zeven jaar worden aangegaan. Als dat nodig is om de nagestreefde milieuvoordelen te bereiken of te behouden, kunnen de lidstaten evenwel een langere periode vaststellen voor specifieke soorten verbintenissen, onder meer door te voorzien in een jaarlijkse verlenging na afloop van de eerste periode (1). Voor verbintenissen inzake de instandhouding, het duurzame gebruik en de ontwikkeling van genetische hulpbronnen, voor nieuwe verbintenissen die onmiddellijk aansluiten op de in de eerste periode voltooide verbintenis, of in andere, naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten een kortere periode van ten minste één jaar vaststellen.
(205)
Steun voor agromilieuklimaatverbintenissen aan andere begunstigden dan aan ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector, kan worden verleend op grond van hoofdstuk 3 van dit deel.
(206)
Verbintenissen tot extensivering van de veehouderij moeten minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden:
- a)
om over- en onderbegrazing te voorkomen moet het volledige beweide areaal van het bedrijf worden beheerd en in stand gehouden;
- b)
bij het bepalen van de veedichtheid moet rekening worden gehouden met alle op het bedrijf grazende dieren of, bij een verbintenis tot beperking van de wegsijpeling van nutriënten, met alle voor de betrokken verbintenis relevante dieren die op het bedrijf worden gehouden.
(207)
Verbintenissen tot het fokken van lokale rassen die voor de veehouderij verloren dreigen te gaan of tot het in stand houden van plantaardige genetische hulpbronnen die door genetische erosie worden bedreigd, moeten een van de volgende mogelijkheden betreffen:
- a)
het fokken van landbouwhuisdieren van lokale rassen die genetisch aan een of meer traditionele productiesystemen of de leefomstandigheden in het land zijn aangepast en voor de veehouderij verloren dreigen te gaan;
- b)
het in stand houden van plantaardige genetische hulpbronnen die van nature aan de plaatselijke en regionale omstandigheden zijn aangepast en door genetische erosie worden bedreigd.
(208)
De volgende soorten landbouwhuisdieren komen voor steun in aanmerking: runderen, schapen, geiten, paardachtigen, varkens, vogels, konijnen en bijen.
(209)
Van lokale rassen wordt aangenomen dat ze voor de veehouderij verloren dreigen te gaan als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan en die voorwaarden ook zijn vermeld en toegelicht in de aanmelding aan de Commissie:
- a)
er is op nationaal niveau vastgesteld hoeveel vrouwelijke fokdieren er zijn;
- b)
dat aantal en de bedreigde status van de opgelijste rassen zijn gecertificeerd door een naar behoren erkende relevante wetenschappelijke instantie;
- c)
een naar behoren erkende relevante technische instantie registreert de gegevens in het stamboek voor het ras en houdt die gegevens bij;
- d)
de betrokken instanties beschikken over de nodige vaardigheden en kennis om de dieren van de bedreigde rassen te identificeren.
(210)
Plantaardige genetische hulpbronnen worden geacht door genetische erosie te worden bedreigd als in de aanmelding aan de Commissie voldoende bewijs van die genetische erosie wordt opgenomen en toegelicht, gebaseerd op wetenschappelijke resultaten of indicatoren voor de achteruitgang van de landrassen of primitieve lokale rassen en de diversiteit van de betrokken populaties en, indien relevant, voor wijzigingen in de op plaatselijk niveau gangbare landbouwpraktijken.
(211)
Er kan steun voor de instandhouding, het duurzame gebruik en de duurzame ontwikkeling van genetische hulpbronnen in de landbouw worden verleend voor niet onder de punten (198) tot en met (210) vallende verrichtingen.
(212)
De in het kader van deze afdeling verleende steun kan betrekking hebben op collectieve regelingen en resultaatgerichte betalingsregelingen, zoals regelingen voor koolstoflandbouw, die de landbouwers ertoe aansporen om op grotere schaal of op meetbare wijze te zorgen voor een aanzienlijke kwalitatieve verbetering van het milieu.
In aanmerking komende kosten
(213)
De steun, met uitzondering van steun voor verrichtingen voor de instandhouding van genetische hulpbronnen als bedoeld in punt (211), dient om de begunstigden volledig of gedeeltelijk te vergoeden voor de extra kosten en gederfde inkomsten die voortvloeien uit de door hen aangegane verbintenissen. De steun moet jaarlijks worden verleend.
(214)
In naar behoren gemotiveerde gevallen, bijvoorbeeld bij op milieubehoud gerichte verrichtingen of verbintenissen om af te zien van het commerciële gebruik van areaal, kan steun worden verleend in de vorm van een eenmalige betaling per eenheid, berekend op basis van de gemaakte extra kosten en het gederfde inkomen.
(215)
Zo nodig mag de steun ook dienen voor transactiekosten ten belope van maximaal 20 % van de premie die voor de agromilieuklimaatverbintenissen wordt betaald. Als de verbintenissen worden aangegaan door groepen ondernemingen, geldt een maximum van 30 %.
(216)
Als een lidstaat compensatie wil verlenen voor transactiekosten die door het aangaan van agromilieuklimaatverbintenissen ontstaan, moet hij die kosten evenwel op overtuigende wijze aantonen, bijvoorbeeld door het overleggen van kostenvergelijkingen met ondernemingen die geen dergelijke verbintenissen zijn aangegaan. Daarom geeft de Commissie geen toestemming voor staatssteun voor transactiekosten die worden gemaakt om reeds voordien aangegane verbintenissen voort te zetten, tenzij een lidstaat aantoont dat die kosten blijven bestaan of dat nieuwe transactiekosten worden gemaakt.
(217)
Wanneer de transactiekosten worden berekend op basis van gemiddelde kosten en/of gemiddelde landbouwbedrijven, moeten de lidstaten aantonen dat met name grote ondernemingen niet worden overgecompenseerd. Bij de berekening van de compensatie moeten de lidstaten in aanmerking nemen of de betrokken transactiekosten per onderneming dan wel per hectare worden gemaakt.
(218)
Onder deze afdeling vallende steun mag niet worden verleend voor verbintenissen die onder de maatregel biologische landbouw vallen, als omschreven in afdeling 1.1.8 van dit deel.
(219)
Steun voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw dient voor de financiering van de volgende verrichtingen:
- a)
gerichte acties: acties ter bevordering van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw in situ en ex situ, met inbegrip van de opstelling van webgebaseerde inventarissen van de genetische hulpbronnen die momenteel in situ worden bewaard, inclusief de instandhouding op het bosbouwbedrijf, en van verzamelingen ex situ en databases;
- b)
gecoördineerde acties: acties ter bevordering van de uitwisseling tussen de bevoegde organisaties van de lidstaten van gegevens ten behoeve van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw van de Unie;
- c)
begeleidende acties: voorlichtings-, verspreidings- en adviseringsacties waarbij niet-gouvernementele organisaties en andere relevante belanghebbenden worden betrokken, opleidingen en de opstelling van technische verslagen.
Steunintensiteit
(220)
De steun mag ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
(221)
De steun moet per hectare worden betaald. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de steun worden verleend in de vorm van een vast bedrag of een eenmalige betaling per eenheid.
Voetnoten
Zo zou in het geval van submaatregelen voor het herstel en de instandhouding van waterrijke gebieden steun kunnen worden verleend gedurende meer dan zeven jaar wegens de complexiteit van deze doelstellingen.