Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
1.1.8 Steun voor biologische landbouw
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2024
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Inwerkingtreding
05-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2024, PbEU C 2024, C/2024/1902 (uitgifte: 05-03-2024, regelingnummer: C/2024/1902)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(255)
De Commissie zal steun voor biologische landbouw aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(256)
Deze afdeling is van toepassing op ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie.
(257)
De steun mag worden toegekend aan ondernemingen of groepen ondernemingen die zich op vrijwillige basis verbinden tot de omschakeling naar of de voortzetting van biologische landbouwpraktijken en -methoden als omschreven in Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (1).
(258)
De steun mag alleen worden verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de onderstaande normen en voorschriften, die in de aanmelding van de staatssteun aan de Commissie moeten zijn omschreven en toegelicht:
- a)
de betrokken uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de GLMC-normen krachtens titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115;
- b)
de betrokken minimumvoorschriften voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en voor dierenwelzijn en andere verplichte vereisten ter zake in het nationale recht en het recht van de Unie;
- c)
de voorwaarden voor de handhaving van landbouwareaal overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/2115.
(259)
Wanneer in de nationale wetgeving nieuwe voorschriften worden opgelegd die verder gaan dan de overeenkomstige minimumvoorschriften van het recht van de Unie, kan voor verbintenissen als bedoeld in punt (258), b), waarmee aan de naleving van die voorschriften wordt bijgedragen, steun worden verleend gedurende maximaal 24 maanden vanaf de datum waarop die voorschriften voor het bedrijf verplicht worden.
(260)
De verbintenissen moeten worden uitgevoerd in een eerste periode van vijf tot zeven jaar. Om bepaalde nagestreefde milieuvoordelen te bereiken of te behouden, mogen de lidstaten evenwel een langere periode vaststellen, onder meer door te voorzien in een jaarlijkse verlenging na afloop van de eerste periode. Als steun wordt verleend voor de omschakeling naar biologische landbouw, kunnen de lidstaten een kortere periode van ten minste één jaar vaststellen. Voor nieuwe voortzettingsverbintenissen die onmiddellijk op de in de eerste periode voltooide verbintenis aansluiten, kunnen de lidstaten een kortere periode van ten minste één jaar vaststellen.
(261)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bedrijven die in het kader van deze maatregel verrichtingen uitvoeren, toegang hebben tot de voor de uitvoering daarvan vereiste kennis en informatie en dat degenen die zulks nodig hebben, passende opleidingen kunnen volgen en toegang tot deskundigheid krijgen, met als doel bijstand te verlenen aan landbouwers die zich ertoe verbinden hun productiesystemen te wijzigen.
In aanmerking komende kosten
(262)
De steun dient om de begunstigden volledig of gedeeltelijk te vergoeden voor de uit de verbintenissen voortvloeiende extra kosten en inkomensverliezen. De steun moet jaarlijks worden toegekend. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten steun toekennen in de vorm van een eenmalige betaling per eenheid.
(263)
Zo nodig mag de steun ook worden gebruikt voor de financiering van transactiekosten ten belope van maximaal 20 % van de premie die voor de verbintenis wordt betaald. Als de verbintenissen worden aangegaan door groepen ondernemingen, geldt een maximum van 30 %. Deze steun wordt op jaarbasis verleend.
(264)
Als een lidstaat compensatie wil verlenen voor transactiekosten die door het aangaan van verbintenissen op het gebied van biologische landbouw ontstaan, moet hij die kosten evenwel op overtuigende wijze aantonen, bijvoorbeeld door het overleggen van kostenvergelijkingen met ondernemingen die geen dergelijke verbintenissen zijn aangegaan. Daarom geeft de Commissie geen toestemming voor staatssteun voor transactiekosten die worden gemaakt om reeds voordien aangegane verbintenissen op het gebied van de biologische landbouw voort te zetten, tenzij een lidstaat aantoont dat die kosten blijven bestaan of dat nieuwe transactiekosten worden gemaakt.
(265)
Wanneer de transactiekosten worden berekend op basis van gemiddelde kosten en/of gemiddelde landbouwbedrijven, moeten de lidstaten aantonen dat met name grote ondernemingen niet worden overgecompenseerd. Bij de berekening van de compensatie moeten de lidstaten in aanmerking nemen of de betrokken transactiekosten per onderneming dan wel per hectare worden gemaakt.
(266)
In het kader van deze afdeling mag geen steun worden verleend voor verbintenissen die onder de agromilieuklimaatmaatregel vallen, of voor kosten die vallen onder de afdeling inzake steun om de deelname van producenten van landbouwproducten aan kwaliteitsregelingen te stimuleren.
(267)
Steun voor investeringen in de primaire productie en de verwerking en de afzet van biologische producten valt onder de afdelingen 1.1.1.1 en 1.1.1.3 van dit deel.
Steunintensiteit
(268)
De steun mag ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
(269)
De steun moet per hectare worden betaald. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de steun worden verleend in de vorm van een vast bedrag of een eenmalige betaling per eenheid.
Voetnoten
Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).