Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
1.1.5 Steun voor dierenwelzijnsverbintenissen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(222)
De Commissie zal steun voor dierenwelzijnsverbintenissen aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c, van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(223)
Deze afdeling geldt voor steun aan ondernemingen die in de primaire landbouwproductie actief zijn en zich vrijwillig verbinden tot verrichtingen die uit een of meer dierenwelzijnsverbintenissen bestaan.
(224)
De steun wordt alleen verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de desbetreffende verplichte normen van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115 en andere betrokken verplichte vereisten in het nationale recht en het recht van de Unie.
(225)
Bij ontstentenis van verplichte normen of vereisten moeten de verbintenissen verder gaan dan de bestaande landbouwpraktijk op nationaal niveau.
(226)
Alle verplichte normen, vereisten en bestaande landbouwpraktijken moeten in de aanmelding aan de Commissie worden omschreven en toegelicht.
(227)
Wanneer in de nationale wetgeving nieuwe voorschriften worden opgelegd die verder gaan dan de overeenkomstige minimumvereisten van het recht van de Unie, kan voor verbintenissen waarmee aan de naleving van die voorschriften wordt bijgedragen, steun worden verleend gedurende maximaal 24 maanden vanaf de datum waarop die voorschriften voor het bedrijf verplicht worden.
(228)
Voor steun in aanmerking komende dierenwelzijnsverbintenissen moeten voorzien in strengere normen voor productiemethoden op een van de volgende gebieden:
- a)
water, voer en dierenverzorging volgens de natuurlijke behoeften van de dieren;
- b)
huisvestingsomstandigheden die het comfort van de dieren en hun bewegingsvrijheid vergroten, zoals meer beschikbare ruimte per dier, vloerbedekking, natuurlijk licht, microklimaatbeheersing, en huisvestingsomstandigheden als vrij werpen of groepshuisvesting, afhankelijk van de natuurlijke behoeften van de dieren;
- c)
omstandigheden die ruimte bieden voor het vertonen van natuurlijk gedrag, zoals omgevingsverrijking of late spening;
- d)
toegang tot buitenuitloop en grazen;
- e)
methoden die de robuustheid van de dieren vergroten en hun levensduur verlengen, met inbegrip van trager groeiende rassen;
- f)
praktijken waarmee verminking of castratie van dieren wordt vermeden; in specifieke gevallen waarin verminking of castratie van dieren toch nodig wordt geacht, moet worden gebruikgemaakt van verdovingsmiddelen, pijnstillers en ontstekingsremmers of immunocastratie;
- g)
sanitaire maatregelen die niet-overdraagbare ziekten voorkomen en waarbij geen gebruik hoeft te worden gemaakt van medische stoffen als vaccins, insecticiden of middelen tegen parasieten.
(229)
Deze dierenwelzijnsverbintenissen moeten worden aangegaan voor een periode van één tot zeven jaar. Als dat nodig is om bepaalde voordelen op het gebied van dierenwelzijn te bereiken of te behouden, kunnen de lidstaten een langere periode vaststellen voor specifieke soorten verbintenissen, onder meer door te voorzien in een jaarlijkse verlenging na afloop van de eerste periode.
(230)
De verlenging van een contract met een begunstigde van de steun kan ook automatisch gebeuren indien daarvan een nadere omschrijving is gegeven in het contract. De lidstaten moeten het mechanisme voor de verlenging van de dierenwelzijnsverbintenissen opzetten overeenkomstig hun toepasselijke nationale voorschriften. De Commissie moet over dit mechanisme worden geïnformeerd in het kader van de aanmelding van de staatssteun uit hoofde van deze afdeling. De verlenging moet telkens afhankelijk worden gesteld van de inachtneming van de voorwaarden die de Commissie in het kader van deze afdeling voor de steun heeft goedgekeurd.
(231)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bedrijven die in het kader van deze maatregel verrichtingen uitvoeren, toegang hebben tot de voor de uitvoering daarvan vereiste kennis en informatie en dat degenen die zulks nodig hebben, passende opleidingen kunnen volgen en toegang tot deskundigheid krijgen, met als doel bijstand te verlenen aan landbouwers die zich ertoe verbinden hun productiesystemen te wijzigen.
In aanmerking komende kosten
(232)
De steun moet jaarlijks worden toegekend en mag worden gebruikt om ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie, geheel of gedeeltelijk te vergoeden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de door hen aangegane verbintenis. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten steun verlenen in de vorm van een eenmalige betaling per eenheid, berekend op basis van de gemaakte extra kosten en het gederfde inkomen.
(233)
Zo nodig mag de steun ook worden gebruikt voor de financiering van transactiekosten ten belope van maximaal 20 % van de premie die voor de dierenwelzijnsverbintenissen wordt betaald. Als een lidstaat compensatie wil verlenen voor transactiekosten die door het aangaan van dierenwelzijnsverbintenissen ontstaan, moet hij die kosten evenwel op overtuigende wijze aantonen, bijvoorbeeld door het overleggen van kostenvergelijkingen met ondernemingen die geen dergelijke dierenwelzijnsverbintenissen zijn aangegaan. Daarom geeft de Commissie geen toestemming voor het verlenen van staatssteun voor transactiekosten die worden gemaakt om reeds voordien aangegane dierenwelzijnsverbintenissen voort te zetten, tenzij een lidstaat aantoont dat die kosten blijven bestaan of dat nieuwe transactiekosten worden gemaakt.
(234)
Wanneer de transactiekosten worden berekend op basis van gemiddelde kosten en/of gemiddelde landbouwbedrijven, moeten de lidstaten aantonen dat met name grote ondernemingen niet worden overgecompenseerd. Bij de berekening van de compensatie moeten de lidstaten in aanmerking nemen of de betrokken transactiekosten per onderneming dan wel per hectare worden gemaakt.
Steunintensiteit
(235)
De steun mag ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.
(236)
De steun moet per eenheid worden betaald. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten steun toekennen in de vorm van een vast bedrag of een eenmalige betaling per eenheid.