Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Bijlage VIII Nadere uitwerking van de pensioenregeling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
03-01-2019, PbEU 2019, C 1 (uitgifte: 03-01-2019, regelingnummer: 2019/C 1/08)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-01-2019, PbEU 2019, C 1 (uitgifte: 03-01-2019, regelingnummer: 2019/C 1/08)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Inhoud
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
art. 1
Hoofdstuk 2 Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek
Afdeling 1 Ouderdomspensioen
art. 2 t/m 11
Afdeling 2 Uitkering bij vertrek
art. 12
Hoofdstuk 3 Invaliditeitsuitkering
art. 13 t/m 15
Hoofdstuk 4 Overlevingspensioen
art. 17 t/m 29
Hoofdstuk 5 Voorlopige pensioenen
art. 30 t/m 33
Hoofdstuk 6 Verhoging van het pensioen voor ten laste komende kinderen
art. 34 en 35
Hoofdstuk 7
Afdeling 1 Financiering van de pensioenregeling
art. 36 t/m 38
Afdeling 2 Vaststelling van de rechten der ambtenaren
art. 40 t/m 44
Afdeling 3 Betaling der uitkeringen
art. 45 en 46
Hoofdstuk 8 Overgangsbepalingen
art. 48 t/m 51
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
1
Wijst het medisch onderzoek dat aan de indiensttreding van een ambtenaar voorafgaat, uit dat hij aan een ziekte of een gebrek lijdt, dan kan het tot aanstelling bevoegde gezag besluiten hem, wat de gevolgen of de nasleep van deze ziekte of dit gebrek betreft, niet eerder in het genot te stellen van de ter zake van invaliditeit of overlijden geldende rechten dan vijf jaar na zijn indiensttreding bij de Unie.
De ambtenaar kan van dit besluit bij de invaliditeitscommissie in beroep gaan.
2
De ambtenaar die zich in de stand ‘verlof wegens militaire dienst’ bevindt, verliest, voorzover het de rechtstreekse gevolgen betreft van ongevallen of ziekten die uit de militaire dienst voortvloeien, de rechten die ter zake van invaliditeit of overlijden gelden. Bovenstaande bepalingen tasten niet de rechten aan op een pensioen dat kan worden omgezet in een overlevingspensioen, welke de ambtenaar had verkregen op de dag waarop zijn verlof wegens militaire dienst inging.
Hoofdstuk 2. Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek
Afdeling 1. Ouderdomspensioen
Artikel 2
Het ouderdomspensioen wordt berekend op de grondslag van het totale aantal door de ambtenaar verkregen pensioenjaren. Ieder dienstjaar, berekend overeenkomstig artikel 3, geeft recht op één pensioenjaar en iedere volle maand op een twaalfde van een pensioenjaar.
Voor het bepalen van het recht op ouderdomspensioen kunnen ten hoogste de pensioenjaren in aanmerking worden genomen die benodigd zijn om het maximale pensioen in de zin van artikel 77, tweede alinea, van het Statuut te verkrijgen.
Artikel 3
Voor de berekening van het aantal pensioenjaren in de zin van artikel 2 worden de volgende perioden in aanmerking genomen, voorzover de betrokkene voor deze perioden zijn bijdragen in de pensioenregeling heeft betaald:
- a)
de diensttijd vervuld als ambtenaar van een van de instellingen, in een van de standen genoemd in artikel 35, onder a), b), c, e) en f) van het Statuut. Ambtenaren op wie artikel 40 van het Statuut van toepassing is, moeten echter voldoen aan de in lid 3, tweede alinea, laatste zin, van dat artikel vastgestelde voorwaarde;
- b)
de perioden waarin de ambtenaar recht had op een van de in de artikelen 41, 42 quater en 50 van het Statuut bedoelde vergoeding, tot ten hoogste vijf jaar;
- c)
de periode waarin de ambtenaar een invaliditeitsuitkering heeft ontvangen;
- d)
de diensttijd, vervuld in enige andere hoedanigheid overeenkomstig de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden. Wanneer een arbeidscontractant in de zin van deze regeling als ambtenaar in vaste dienst wordt aangesteld, geven de door hem als arbeidscontractant opgebouwde pensioenjaren recht op een aantal pensioenjaren als ambtenaar berekend op basis van de verhouding tussen het laatste basissalaris dat hij als arbeidscontractant heeft ontvangen en het eerste basissalaris dat hij als ambtenaar ontvangt tot ten hoogste het aantal daadwerkelijke dienstjaren. Eventuele surplusbijdragen, namelijk het verschil tussen het berekende aantal pensioenjaren en het aantal daadwerkelijke dienstjaren, worden aan de betrokkene terugbetaald op basis van het laatste basissalaris dat hij als arbeidscontractant heeft ontvangen. Deze bepaling is mutatis mutandis van toepassing voor een ambtenaar die arbeidscontractant wordt.
Artikel 4
1
De ambtenaar die na een voorgaande periode van actieve dienst bij een van de instellingen als ambtenaar of tijdelijke functionaris als arbeidscontractant weer bij een instelling van de Unie wordt aangesteld, verkrijgt nieuwe rechten op pensioen. Hij kan verzoeken dat in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3 van deze bijlage voor de berekening van zijn pensioenrechten de duur van zijn dienst als ambtenaar, als tijdelijke functionaris of arbeidscontractant waarvoor bijdragen zijn betaald, in aanmerking wordt genomen, mits hij
- a)
de uitkering bij vertrek die hem krachtens artikel 12 is toegekend, vermeerderd met de samengestelde interest op basis van een rente van 2,9 % per jaar, terugbetaalt. Ook wanneer de betrokkene de uitkering heeft ontvangen als bedoeld in de artikelen 42 en 112 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, is hij gehouden dat bedrag terug te betalen, verhoogd met de bovengenoemde interest;
- b)
vóór het in artikel 11, lid 2, bedoelde aantal pensioenjaren wordt berekend, en voorzover hij na zijn nieuwe aanstelling om toepassing van dat artikel heeft verzocht, een gedeelte van het naar de pensioenregeling van de Unie overgeschreven bedrag voor dit doel heeft laten reserveren; dit gedeelte moet gelijk zijn aan de actuariële tegenwaarde berekend en overgeschreven overeenkomstig artikel 11, lid 1, of artikel 12, lid 1, onder b), vermeerderd met de samengestelde interest op basis van een rente van 2,9 % per jaar.
Wanneer de betrokken ambtenaar om toepassing heeft verzocht van artikel 42 of artikel 112 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, moeten bij de berekening van het te reserveren bedrag ook de overeenkomstig deze artikelen verrichte betalingen in aanmerking worden genomen, vermeerderd met de samengestelde interest op basis van een rente van 2,9 % per jaar.
Als het naar de uniale regeling overgeschreven bedrag niet voldoende is om alle tijdens de vorige perioden van actieve dienst verworven pensioenrechten te dekken, is het de ambtenaar die daarom verzoekt toegestaan dit bedrag aan te vullen tot het bedrag bedoeld in de eerste alinea, onder b).
2
De in lid 1 bedoelde rente kan worden herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van bijlage XII.
Artikel 5
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 van deze bijlage heeft de ambtenaar die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in dienst blijft, recht op een verhoging van het pensioen gelijk aan 1,5 % van het basissalaris aan de hand waarvan zijn pensioen wordt berekend voor ieder na deze leeftijd vervuld dienstjaar, onder de voorwaarde dat het totale pensioen vermeerderd met de verhoging niet meer bedraagt dan 70 % van zijn laatste basissalaris als bedoeld in de tweede alinea of de derde alinea, naar gelang van het geval, van artikel 77 van het statuut.
Een dergelijke verhoging wordt eveneens toegekend bij overlijden, indien de ambtenaar tot na de pensioengerechtigde leeftijd in dienst is gebleven.
Artikel 6
Als minimum voor levensonderhoud dat bij de berekening der uitkeringen in aanmerking komt, geldt het basissalaris van een ambtenaar in rang AST 1, eerste salaristrap.
Artikel 8
Als actuariële tegenwaarde van het ouderdomspensioen geldt de kapitaalwaarde van de aan de ambtenaar toekomende uitkering, berekend op de grondslag van de in artikel 9 van bijlage XII vermelde sterftetafels en tegen een rente van 2,9 % per jaar die kan worden herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van bijlage XII.
Artikel 9
De ambtenaar die de dienst vóór de pensioengerechtigde leeftijd beëindigt, kan verzoeken in het genot te worden gesteld van:
- a)
een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op de maand waarin hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen; of
- b)
een onmiddellijk ingaand ouderdomspensioen mits hij ten minste de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt. In dit geval wordt het ouderdomspensioen verlaagd naar gelang van zijn leeftijd op het ogenblik waarop hij in het genot van dit pensioen wordt gesteld.
Het pensioen wordt verminderd met 3,5 % voor ieder jaar voorafgaand aan het jaar waarin de ambtenaar recht zou hebben verkregen op een ouderdomspensioen in de zin van artikel 77 van het statuut. Indien het verschil tussen de leeftijd waarop het recht op een ouderdomspensioen in de zin van artikel 77 wordt verkregen en de leeftijd van de betrokkene op genoemd tijdstip meer dan een geheel aantal jaren bedraagt, wordt nog een jaar in mindering gebracht.
Artikel 9 bis
Wanneer een ambtenaar recht heeft verkregen op een pensioen van meer dan 70 % van het laatste basissalaris en om een onmiddellijk ingaand ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 9 verzoekt, wordt de in dat artikel bedoelde mindering toegepast op een theoretisch bedrag dat overeenkomt met het aantal verworven pensioenjaren, en niet op het maximumbedrag van 70 % van het laatste basissalaris. Het aldus berekende verlaagde pensioen mag evenwel in geen geval meer bedragen dan 70 % van het laatste basissalaris in de zin van artikel 77 van het Statuut.
Artikel 10
Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin dit pensioen aan de ambtenaar ambtshalve of op zijn verzoek is toegekend; tot de dag waarop voor hem het pensioen ingaat, ontvangt hij zijn bezoldiging.
Artikel 11
1
De ambtenaar die de dienst beëindigt om:
- —
in dienst te treden van een overheidsorgaan of een nationale of internationale organisatie die met de Unie een overeenkomst ter zake heeft gesloten,
- —
in loondienst of als zelfstandige te gaan werken op grond waarvan hij pensioenrechten verwerft volgens een stelsel waarvan de beheersorganen met de Unie een overeenkomst ter zake hebben gesloten,
heeft het recht de tot het tijdstip waarop de overdracht plaatsvindt geactualiseerde actuariële tegenwaarde van zijn rechten op ouderdomspensioen bij de Unie te doen overschrijven naar het pensioenfonds van dat overheidsorgaan of die organisatie of naar het fonds waarbij de ambtenaar uit hoofde van zijn werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige rechten op ouderdomspensioen verwerft.;
2
De ambtenaar die in dienst van de Unie treedt na:
- —
de dienst bij een overheidsorgaan, of bij een nationale of internationale organisatie te hebben beëindigd, of,
- —
in loondienst of als zelfstandige te hebben gewerkt,
kan, na zijn aanstelling in vaste dienst, doch vóór het tijdstip waarop hij het recht op een ouderdomspensioen in de zin van artikel 77 van het Statuut verkrijgt, het kapitaal dat overeenkomt met de pensioenrechten die hij uit hoofde van bovengenoemde activiteiten heeft verworven, geactualiseerd tot op de dag waarop de overdracht plaatsvindt, aan de Unie doen betalen.
In dat geval bepaalt het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling waarbij de ambtenaar werkzaam is, met inachtneming van het basissalaris, de leefregel en de wisselkoers op het ogenblik dat om overdracht is verzocht, door middel van algemene uitvoeringsbepalingen het aantal pensioenjaren dat zij volgens de uniale pensioenregeling aanrekent uit hoofde van de vroegere diensttijd op basis van het overgeschreven kapitaal, verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de herwaardering van het kapitaal tussen de datum van het verzoek om overdracht en de datum waarop de overdracht plaatsvindt.
Van deze mogelijkheid kan de ambtenaar per lidstaat en per pensioenfonds slechts éénmaal gebruik maken.
3
Lid 2 is eveneens van toepassing op de ambtenaar die herplaatst wordt na afloop van een detachering als bedoeld in artikel 37, lid 1, sub b), tweede streepje, alsmede op de ambtenaar die herplaatst wordt na afloop van een verlof om redenen van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 40 van het Statuut.
Afdeling 2. Uitkering bij vertrek
Artikel 12
1
De ambtenaar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en wiens dienst anders dan door overlijden of wegens invaliditeit eindigt zonder dat hij aanspraak kan maken op een onmiddellijk ingaand of uitgesteld ouderdomspensioen, heeft bij zijn vertrek recht op:
- a)
een uitkering bij vertrek gelijk aan driemaal de op zijn basissalaris ingehouden pensioenbijdragen, verminderd met de bedragen die zijn betaald bij toepassing van de artikelen 42 en 112 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, indien hij ten minste gedurende een jaar in dienst is geweest en geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid waarin in artikel 11, lid 2, is voorzien;
- b)
in de andere gevallen, op toepassing van artikel 11, lid 1, of op overschrijving van een bedrag gelijk aan de actuariële tegenwaarde van zijn pensioenrechten naar een particuliere verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds van zijn keuze, op voorwaarde dat wordt gegarandeerd dat:
- i)
het kapitaal niet wordt uitgekeerd;
- ii)
ten vroegste vanaf de leeftijd van 60 jaar en ten laatste vanaf de leeftijd van 66 jaar een maandelijkse rente wordt uitbetaald;
- iii)
voorzieningen inzake overlevingspensioenen worden getroffen;
- iv)
de overdracht naar een andere verzekering of een ander fonds alleen wordt toegestaan onder de in de punten i), ii) en iii), genoemde voorwaarden.
2
In afwijking van lid 1, onder b), heeft de ambtenaar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die sinds zijn indiensttreding ter wille van het behoud of de opbouw van zijn pensioenrechten pensioenbijdragen heeft betaald aan een nationaal pensioenstelsel, een particuliere verzekering of een pensioenfonds van zijn keuze die voldoen aan de in het vorige lid 1 genoemde voorwaarden, en wiens dienst anders dan door overlijden of invaliditeit eindigt zonder dat hij aanspraak kan maken op een onmiddellijk ingaand of een uitgesteld ouderdomspensioen, bij zijn vertrek recht op een uitkering bij vertrek gelijk aan de actuariële tegenwaarde van zijn tijdens zijn loopbaan bij de instellingen opgebouwde pensioenrechten. In dit geval worden de betalingen ten behoeve van de opbouw of het behoud van zijn pensioenrechten binnen het nationale pensioenstelsel, overeenkomstig de artikelen 42 of 112 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in mindering gebracht op de uitkering bij vertrek.
3
Wanneer de dienst van de ambtenaar eindigt door tuchtrechtelijk ontslag, wordt de uitkering bij vertrek, of in voorkomend geval de over te schrijven actuariële tegenwaarde, vastgesteld overeenkomstig het besluit dat krachtens artikel 9, lid 1, onder h), van bijlage IX is genomen.
Hoofdstuk 3. Invaliditeitsuitkering
Artikel 13
1
Onverminderd het in artikel 1, lid 1, bepaalde heeft de ambtenaar die de 65-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, indien hij tijdens de periode gedurende welke hij recht op pensioen verkreeg, door de invaliditeitscommissie als blijvend invalide wordt aangemerkt, en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd, waardoor het hem niet mogelijk is werkzaamheden te verrichten die met een ambt in zijn loopbaan overeenkomen, zodat hij de dienst bij de Unie moet onderbreken, gedurende de tijd van zijn arbeidsongeschiktheid recht op het in artikel 78 van het Statuut bedoelde invaliditeitsuitkering.
2
Degene die een invaliditeitsuitkering ontvangt, mag geen winstgevende beroepsactiviteit uitoefenen zonder de voorafgaande goedkeuring van het tot aanstelling bevoegde gezag. Wanneer hij een bezoldigde activiteit uitoefent die hem een inkomen oplevert dat, opgeteld bij de invaliditeitsuitkering, meer bedraagt dan het laatste salaris dat hij als ambtenaar in actieve dienst heeft ontvangen, vastgesteld aan de hand van salaristabel die geldt op de eerste dag van de maand waarop de uitkering wordt uitbetaald, wordt het bedrag waarmee dat salaris wordt overschreden, op de invaliditeitsuitkering in mindering gebracht.
De betrokkene moet alle schriftelijke bewijsstukken verstrekken waarom wordt verzocht, en moet ieder gegeven dat van invloed kan zijn op het recht op een invaliditeitsuitkering, aan de instelling meedelen.
Artikel 14
Het recht op invaliditeitsuitkering ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand na de pensionering overeenkomstig artikel 53 van het Statuut.
Wanneer de gewezen ambtenaar de voor deze uitkering vereiste voorwaarden niet meer vervult, moet hij bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn loopbaan overeenkomt, mits hij de daarvoor vereiste geschiktheid bezit. Indien hij het hem aangeboden ambt weigert, behoudt hij onder dezelfde voorwaarden het recht om, bij de tweede vacature te worden herplaatst in een tot zijn categorie of groep behorend ambt dat met zijn loopbaan overeenkomt; indien hij ten tweeden male weigert, kan hij ambtshalve worden ontslagen.
In geval van overlijden van de gewezen ambtenaar die een invaliditeitsuitkering geniet, eindigt het recht op deze uitkering aan het einde van de kalendermaand waarin de gewezen ambtenaar is overleden.
Artikel 15
Zolang de gewezen ambtenaar die invaliditeitspensioen geniet, de pensioengerechtigde leeftijd niet heeft bereikt, kan de instelling hem op gezette tijden doen onderzoeken ten einde zich ervan te vergewissen of hij nog voldoet aan de voor deze uitkering vereiste voorwaarden.
Hoofdstuk 4. Overlevingspensioen
Artikel 17
De overlevende echtgenoot van een ambtenaar die is overleden toen hij zich in een van de in artikel 35 van het Statuut genoemde standen bevond, verkrijgt, indien het huwelijk ten minste een jaar heeft geduurd en behoudens het bij artikel 1, lid 1, en artikel 22 bepaalde, een overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de ambtenaar zou zijn uitbetaald, indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit het huwelijk of uit een vorig huwelijk van de ambtenaar één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de overlevende echtgenoot in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien, of indien het overlijden van de ambtenaar te wijten is aan een gebrek of ziekte, opgedaan ter gelegenheid van het verrichten van zijn werkzaamheden, dan wel aan een ongeval.
Artikel 17 bis
De overlevende echtgenoot van een gewezen ambtenaar die van zijn ambt is ontheven of zijn dienst heeft beëindigd op grond van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, (Euratom, EGKS, EEG) nr.2530/72 of (EGKS, EEG, Euratom), nr. 1543/73 en die overleden is terwijl hij een maandelijkse vergoeding ontving uit hoofde van artikel 50 van het Statuut of van een van voornoemde verordeningen, heeft, indien het huwelijk vóór de beëindiging van de dienst is gesloten en ten minste een jaar heeft geduurd en behoudens het bij artikel 1, lid 1, en artikel 22 bepaalde, recht op een overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat de echtgenoot zou hebben ontvangen indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken.
Het in de eerste alinea bedoelde overlevingspensioen mag niet lager zijn dan de in artikel 79, tweede alinea, van het Statuut bedoelde bedragen. Dit pensioen mag evenwel in geen geval meer bedragen dan de eerste uitbetaling van het ouderdomspensioen waarop de gewezen ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij, wanneer hij in leven was gebleven en niet langer recht had gehad op een van de bovenbedoelde vergoedingen, in het genot van ouderdomspensioen was gesteld.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk, als bedoeld in de eerste alinea, geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen ambtenaar gesloten vóór de beëindiging van de dienst, een of meer kinderen zijn geboren, voor zover de overlevende echtgenoot daadwerkelijk voorziet of heeft voorzien in de behoeften van deze ten laste komende kinderen in de zin van artikel 2, lid 2, van bijlage VII.
Hetzelfde geldt indien het overlijden van de gewezen ambtenaar te wijten is aan een van de in artikel 17, tweede alinea, in fine, bedoelde omstandigheden.
Artikel 18
De overlevende echtgenoot van een gewezen ambtenaar die ouderdomspensioen genoot, heeft, indien het huwelijk voor de beëindiging van de dienst is gesloten en ten minste een jaar heeft geduurd, behoudens het in artikel 22 van deze bijlage bepaalde, recht op een omgezet overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot. Het minimum van het omgezette overleveingspensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het omgezette overlevingspensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen dat de echtgenoot op de dag van overlijden genoot.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk, door de ambtenaar gesloten vóór beëindiging van de dienst, één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de overlevende echtgenoot in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.
Artikel 18 bis
De overlevende echtgenoot van een gewezen ambtenaar die de dienst vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft beëindigd en heeft verzocht om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, heeft, indien het huwelijk vóór de beëindiging van de dienst is gesloten en ten minste een jaar heeft geduurd, en behoudens het in artikel 22 bepaalde, recht op een overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop de echtgenoot op pensioengerechtigde leeftijd recht zou hebben gehad. Het mimimum van het overlevingspensioen bedraagt 35% van het laatste basissalaris; het bedrag van het overlevingspensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de gewezen ambtenaar op pensioengerechtigde leeftijd recht zou hebben gehad.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen ambtenaar gesloten vóór beëindiging van de dienst, één of meer kinderen zijn geboren, voor zover de overlevende echtgenoot in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.
Artikel 19
De overleden functionaris van een gewezen ambtenaar die recht had op een invaliditeitsuitkering, heeft, indien het echtpaar gehuwd was op het tijdstip waarop het recht op deze uitkering is ontstaan en behoudens het bij artikel 22 van deze bijlage bepaalde, recht op een omgezet overlevingspensioen ten bedrage van 60 % van het invaliditeitspensioen dat de functionaris op de dag van zijn overlijden genoot.
Het minimum van het omgezette overlevingspensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het omgezette overlevingspensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van de invaliditeitsuitkering dat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot.
Artikel 20
De in de artikelen 17 bis, 18, 18 bis en 19 genoemde voorwaarde betreffende het tijdstip van het huwelijk geldt niet indien dit huwelijk ten minste vijf jaar heeft geduurd, zelfs niet wanneer het is aangegaan na beëindiging van de dienst.
Artikel 21
1
Het in artikel 80 eerste, tweede en derde alinea van het statuut genoemde wezenpensioen bedraagt voor de eerste wees 8/10e van het overlevingspensioen waarop de overlevende echtgenoot van de ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering recht zou hebben gehad; hierbij blijft de aftrek ingevolge artikel 25 buiten beschouwing.
Het wezenpensioen mag, behoudens het bepaalde in artikel 22, niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud.
2
Het aldus vastgestelde pensioen wordt vanaf het tweede kind voor ieder ten laste komend kind verhoogd met een bedrag gelijk aan tweemaal de kindertoelage.
Onder de voorwaarden van artikel 3 van bijlage VII hebben wezen recht op de schooltoelage.
3
Het aldus verkregen totaal van pensioen en toelagen wordt gelijkelijk onder de rechthebbende wezen verdeeld.
Artikel 22
Indien een ambtenaar zowel een overlevende echtgenoot, als wezen uit een vorig huwelijk of andere rechthebbenden nalaat, wordt het totale pensioen berekend als dat van een overlevende echtgenoot te wier laste deze personen komen, en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden zijn toegekend.
Indien de ambtenaar wezen uit verschillende huwelijken nalaat, wordt het totale pensioen berekend als dat van wezen uit hetzelfde huwelijk en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden zijn toegekend.
Voor de berekening van deze verdeling worden kinderen uit een vorig huwelijk van een der echtgenoten, die ten laste zijn in de zin van artikel 2 van bijlage VII van het statuut, geacht te behoren tot de groep kinderen die uit het huwelijk met de ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering zijn geboren.
In het in de tweede alinea vermelde geval worden bloedverwanten in opgaande lijn, die worden aangemerkt als ten laste komend overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van bijlage VII van het statuut, gelijkgesteld met ten laste komende kinderen en bij de berekening van de verdeling geacht te behoren tot de groep der nakomelingen.
Artikel 24
Het recht op overlevingspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering overlijdt. Geeft het overlijden van de ambtenaar of van degene die een pensioen ontving echter aanleiding tot de in artikel 70 van het Statuut genoemde betaling, dan ontstaat dat recht op de eerste dag van de vierde maand na die van overlijden.
Het recht op overlevingspensioen eindigt aan het einde van de kalendermaand waarin de pensioengerechtigde overlijdt of waarin hij ophoudt aan de voorwaarden voor toekenning van dit pensioen te voldoen. Het recht op wezenpensioen houdt op te bestaan wanneer de betrokkene niet meer kan worden beschouwd als een ten laste komend kind in de zin van artikel 2 van bijlage VII bij het Statuut.
Artikel 25
Indien het leeftijdsverschil tussen de overleden ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering en zijn echtgenoot, na aftrek van de duur van het huwelijk, meer dan tien jaar bedraagt, wordt het overlevingspensioen, vastgesteld overeenkomstig de voorgaande bepalingen, per vol jaar verschil verminderd met:
- —
1 % voor de jaren, gelegen tussen het 10e en het 20ste jaar;
- —
2 % voor de jaren, gerekend van het 20ste tot aan het 25ste jaar;
- —
3 % voor de jaren, gerekend van het 25ste tot aan het 30ste jaar;
- —
4 % voor de jaren, gerekend van het 30ste tot aan het 35ste jaar;
- —
5 % voor de jaren, gerekend van het 35ste jaar af.
Artikel 26
Bij hertrouwen verliest de overlevende echtgenoot het recht op overlevingspensioen. Hij ontvangt een bedrag ineens van tweemaalzijn jaarlijkse overlevingspensioen, tenzij artikel 80, tweede alinea, van het statuut van toepassing is.
Artikel 27
De gescheiden echtgenoot van een ambtenaar of gewezen ambtenaar heeft recht op het overlevingspensioen overeenkomstig dit hoofdstuk, mits hij/zij bij het overlijden van de gewezen echtgenoot aantoont voor eigen rekening ten laste van deze gewezen echtgenoot recht te hebben op een alimentatie welke was vastgesteld bij rechterlijke uitspraak of door een officieel geregistreerde en ten uitvoer gelegde overeenkomst tussen de gewezen echtgenoten.
Het overlevingspensioen mag evenwel niet meer bedragen dan de op het ogenblik van het overlijden van de vroegere echtgenoot uitgekeerde alimentatie nadat deze uitkering is geactualiseerd op de wijze bedoeld in artikel 82 van het statuut.
De gescheiden echtgenoot verliest zijn recht op overlevingspensioen indien hij vóór het overlijden van de gewezen echtgenoot is hertrouwd. Hertrouwt hij na dat overlijden, dan is artikel 26 van toepassing.
Artikel 28
Wanneer er meer dan één gescheiden echtgenoot met recht op overlevingspensioen is of één of meer gescheiden vrouwen en een overlevende echtgenoot met recht op overlevingspensioen, wordt dit pensioen verdeeld in de verhouding van de duur van de huwelijken. De voorwaarden van artikel 27, tweede en derde alinea, zijn van toepassing.
Indien een van de rechthebbenden overlijdt of van deze pensioenrechten afziet, wordt zijn deel bij dat van de anderen gevoegd, tenzij het recht op pensioen krachtens artikel 80, tweede alinea, van het Statuut in een wezenpensioen wordt omgezet.
De aftrek wegens leeftijdsverschil ingevolge artikel 25 wordt afzonderlijk toegepast op de beide volgens het onderhavige artikel vastgestelde pensioenen.
Artikel 29
Indien de gescheiden echtgenoot ingevolge artikel 42 haar recht op pensioen heeft verloren, wordt het volledige pensioen aan de overlevende echtgenoot toegekend, tenzij artikel 80, tweede alinea, van het statuut van toepassing is.
Hoofdstuk 5. Voorlopige pensioenen
Artikel 30
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een ambtenaar die zich in één van de in artikel 35 van het Statuut bedoelde standen bevinden, wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is, kunnen voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van deze bijlage zou toekomen.
Artikel 31
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een gewezen ambtenaar die ouderdoms- of invaliditeitsuitkering genoot, kunnen, wanneer diens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is, voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van deze bijlage zou toekomen.
Artikel 31 bis
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 18 bis van bijlage VIII of van een gewezen ambtenaar welke een vergoeding ontvangt uit hoofde van artikel 50 van het Statuut of van de Verordeningen (EEG) nr. 1857/89 (1), (EG, Euratom) nr. 1746/2002 (2), (EG, Euratom) nr. 1747/2002 (3) of (EG, Euratom) nr. 1748/2002 (4), kunnen, wanneer de verblijfplaats van die gewezen ambtenaar sedert meer dan één jaar onbekend is, voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van deze bijlage zou toekomen.
Artikel 32
Artikel 31 is mede van toepassing op personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een persoon die overlevingspensioen geniet of daarop recht heeft, en wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is.
Artikel 33
De voorlopige pensioenen ingevolge de artikelen 30, 31, 31 bis en 32 worden omgezet in definitieve pensioenen, wanneer officieel is vastgesteld dat de ambtenaar of de gewezen ambtenaar is overleden of wanneer het vonnis waarbij hij afwezig werd verklaard in kracht van gewijsde is gegaan.
Hoofdstuk 6. Verhoging van pensioenen voor ten laste komende kinderen
Artikel 34
Artikel 81, tweede alinea, van het statuut is mede van toepassing op hen die een voorlopig pensioen genieten.
Het bepaalde in de artikelen 80 en 81 van het Statuut is eveneens van toepassing op de kinderen die meer dan 300 dagen na het overlijden van de ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering, zijn geboren.
Artikel 35
Toekenning van een ouderdoms- of overlevingspensioen, van een invaliditeitsuitkering, of van een voorlopig pensioen geeft geen recht op de ontheemdingstoelage.
Hoofdstuk 7
Afdeling 1. Financiering van de pensioenregeling
Artikel 36
Over ieder ontvangen salaris of invaliditeitsuitkering wordt een bijdrage betaald ten bate van de in artikel 77 t/m 84 van het statuut bedoelde pensioenregeling.
Artikel 37
De gedetacheerde ambtenaar zet de betaling van de pensioenbijdrage voort op de grondslag van het salaris dat aan zijn rang en bezoldigingstrap is verbonden. Dit geldt eveneens voor de ambtenaar die de vergoeding ontvangt, verbonden aan de stand ‘ter beschikking’ of aan ontheffing van het ambt om redenen van dienstbelang, zulks binnen de termijn van vijf jaar bedoeld in artikel 3, alsmede voor de ambtenaar met verlof om redenen van persoonlijke aard, die nieuwe pensioenrechten blijft verwerven onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 40, lid 3, van het Statuut.
Alle uitkeringen waarop deze ambtenaar of zijn rechtverkrijgenden krachtens deze pensioenregeling recht kunnen hebben, worden op de grondslag van dit salaris berekend.
Artikel 38
Op regelmatige wijze betaalde bijdragen kunnen niet worden teruggevorderd. Op onregelmatige wijze betaalde bijdragen geven geen recht op pensioen; zij worden op verzoek van de belanghebbende of zijn rechtverkrijgenden zonder interest terugbetaald.
Afdeling 2. Vaststelling van de rechten der ambtenaren
Artikel 40
De vaststelling van een ouderdoms-, overlevings- of voorlopig pensioen of van een invaliditeitsuitkering geschiedt door de Instelling waartoe de ambtenaar ten tijde van de beëindiging van de dienst behoorde. Gelijktijdig met het besluit waarbij het pensioen wordt toegekend, wordt aan de ambtenaar of aan zijn rechtverkrijgenden, alsmede aan de Europese Commissie, die belast is met het uitbetalen der pensioenen, een gespecificeerde berekening overgelegd.
Een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering kan niet samengaan met een salaris ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie of van de gedecentraliseerde organen van de Unie of met de vergoeding bedoelde in artikel 41 of 50 van het Statuut. Een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering kan evenmin samengaan met enige bezoldiging verbonden aan een mandaat bij een van de instellingen of gedecentraliseerde organen van de Unie.
Artikel 41
In geval van vergissingen of verzuimen van welke aard ook kunnen de pensioenen te allen tijde worden herzien.
Zij kunnen worden gewijzigd of ingetrokken indien toekenning in strijd was met de voorschriften van het statuut en van deze bijlage.
Artikel 42
De rechtverkrijgenden van een overleden ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op een ouderdomspensioen of een invaliditeitsuitkering, die niet binnen een jaar na diens overlijden vaststelling van hun hun rechten op pensioen of uitkering verlangen, verliezen deze rechten behoudens deugdelijk bewijs van overmacht.
Artikel 43
De gewezen ambtenaar en zijn rechtverkrijgenden, aan wie op grond van deze pensioenregeling uitkeringen worden toegekend, zijn gehouden de schriftelijke bewijsstukken die kunnen worden verlangd, over te leggen en de instelling, bedoeld in artikel 45, tweede alinea, van alle feiten in kennis te stellen waardoor hun recht op uitkering zou kunnen worden gewijzigd.
Artikel 44
De ambtenaar wiens recht op pensioen ingevolge artikel 9 van bijlage IX van het Statuut tijdelijk geheel of gedeeltelijk is ingetrokken, kan aanspraak maken op terugbetaling van de door hem betaalde pensioenbijdragen, in de verhouding van zijn pensioenverlaging.
Afdeling 3. Betaling der uitkeringen
Artikel 45
De uitkeringen op grond van deze pensioenregeling worden aan het einde van iedere maand betaald.
De uitkeringen worden namens de Unie, verricht door de instelling die de begrotingsautoriteiten daartoe hebben aangewezen; geen enkele andere instelling mag, onder welke benaming dan ook, uit eigen middelen enigerlei uitkering op grond van deze pensioenregeling verrichten.
Uitkeringen aan gepensioneerden die binnen de Europese Unie verblijven, worden in euro betaald, via een bank in de Europese Unie.
Aan gepensioneerden die buiten de Unie verblijven, worden de uitkeringen in euro betaald, via een bank in de Europese Unie of in het land waar zij hun verblijfplaats hebben. Bij wijze van uitzondering kan de uitkering worden betaald in een andere valuta in het land van verblijf, waarbij de omrekening geschiedt op basis van de meest recente wisselkoersen die voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie worden gebruikt.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing voor de uitbetaling van invaliditeitsuitkeringen.
Artikel 46
Bedragen die een ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitsuitkering nog aan de Unie verschuldigd is op het tijdstip waarop de belanghebbende recht heeft op een uitkering op grond van deze pensioenregeling, worden in mindering gebracht op het bedrag van de uitkeringen aan de ambtenaar of gewezen ambtenaar die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen of aan zijn rechtverkrijgenden. Deze inhouding kan over verscheidene maanden worden verdeeld.
Hoofdstuk 8. Overgangsbepalingen
Artikel 48
De ambtenaar op wie krachtens de overgangsbepalingen het statuut van toepassing is geworden, kan van de dag af waarop hij bij het voorlopige gemeenschappelijke voorzieningsstelsel der instellingen van de Unie is aangesloten, aanspraak maken op pensioen.
Ongeacht andersluidende bepalingen van het statuut kan de ambtenaar op zijn verzoek aanspraak maken op dit pensioen met ingang van de dag waarop hij uit enigerlei hoofde in dienst van een van de instellingen der Europese Unie is getreden. Indien hij gedurende zijn voorafgaande diensttijd of een gedeelte daarvan geen bijdragen in het voorzieningsfonds heeft gestort, kan hij door middel van betalingen per gedeelten de rechten verwerven waarvoor hij geen premie heeft kunnen betalen. Het totaal van de bijdragen van de ambtenaar en van de desbetreffende bijdragen der instelling wordt geacht op de rekening van de ambtenaar bij het voorlopige voorzieningsstelsel te staan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het statuut.
Artikel 49
Heeft de ambtenaar gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om voor het verrichten van betalingen in zijn land van herkomst ter handhaving van zijn pensioenrechten aldaar, gelden van zijn rekening bij het voorlopige gemeenschappelijke voorzieningsstelsel der instellingen van de Unie op te nemen, dan worden zijn pensioenrechten voor de periode waarover hij bij dat voorzieningsstelsel was aangesloten, verminderd in de verhouding van het van zijn rekening opgenomen bedrag.
Deze bepaling is niet van toepassing op de ambtenaar die binnen drie maanden nadat het statuut op hem van toepassing is geworden, verzoekt dit bedrag, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar, te mogen terugstorten.
Artikel 50
De ambtenaar op wie krachtens de overgangsbepalingen het statuut van toepassing is geworden, kan, indien hij de dienst bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd beëindigt zonder de in artikel 77, eerste alinea, van het statuut genoemde tien dienstjaren te hebben vervuld, kiezen tussen een uitkering berekend volgens artikel 12 en een pensioen, berekend volgens artikel 77, tweede alinea, van het statuut.
Artikel 51
De bepalingen van deze pensioenregeling zijn van toepassing op de weduwen en rechtverkrijgenden van personeelsleden die vóór het in werking treden van het statuut in actieve dienst zijn overleden, en op personeelsleden die vóór het in werking treden van het statuut blijvend invalide zijn geworden, indien deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd in de zin van artikel 78 van het statuut, mits het bedrag van hun rekening bij het voorlopige gemeenschappelijke voorzieningsstelsel der instellingen van de Unie aan de Unie, wordt overgemaakt. De uitkeringen waarin deze pensioenregeling voorziet, komen ten laste van de Unie.