Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Bijlage VII Nadere bepalingen betreffende bezoldiging en vergoeding van kosten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad. Voor personeelsleden die hun functie tijdens de referentieperiode in Estland of Slovenië uitoefenen treedt deze wijziging in werking m.i.v. 16-11-2021 overeenkomstig art. 8, lid 3, punt a), van bijlage XI bij dit Statuut.
- Bronpublicatie:
15-06-2022, PbEU 2022, C 231 (uitgifte: 15-06-2022, regelingnummer: 2022/C 231/04)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2022, PbEU 2022, C 231 (uitgifte: 15-06-2022, regelingnummer: 2022/C 231/04)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Inhoud
Afdeling 1 Gezinstoelagen
art. 1 t/m 3
Afdeling 2 Ontheemdingstoelage
art. 4
Afdeling 3 Vergoeding van kosten
A) Inrichtingsvergoeding
art. 5
B) Inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst
art. 6
C) Reiskosten
art. 7 en 8
D) Verhuiskosten
art. 9
E) Dagvergoeding
art. 10
F) Kosten van dienstreizen
art. 11 t/m 13 bis
G) Vaste kostenvergoeding
art. 14 en 15
Afdeling 4 Uitbetaling van de verschuldigde bedragen
art. 16 en 17
Afdeling 1. Gezinstoelagen
Artikel 1
1
De kostwinnerstoelage wordt vastgesteld op een basisbedrag van 201,15 EUR, vermeerderd met 2 % van het basissalaris van de ambtenaar.
2
De volgende ambtenaren hebben recht op de kostwinnerstoelage:
- a)
de gehuwde ambtenaar,
- b)
de ambtenaar die weduwnaar, van echt gescheiden, wettelijk gescheiden of ongehuwd is, en die een of meer te zijnen laste komende kinderen in de zin van artikel 2, leden 2 en 3, heeft:
- c)
de ambtenaar die een geregistreerd partnerschap buiten het huwelijk heeft gesloten, op voorwaarde dat
- i)
een officieel document wordt overgelegd dat door een lidstaat van de Europese Unie of een bevoegde autoriteit van een lidstaat als zodanig is erkend en waaruit het geregistreerde partnerschap blijkt,
- ii)
geen van de partners gehuwd is of een ander partnerschap buiten het huwelijk heeft gesloten,
- iii)
geen van de volgende verwantschapsbetrekkingen tussen de partners bestaat: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zuster, tante of oom en neef of nicht, schoonzoon of schoondochter,
- iv)
de partners in een lidstaat geen toegang hebben tot het burgerlijk huwelijk; in de zin van dit punt worden partners geacht toegang tot het burgerlijk huwelijk te hebben wanneer zij aan alle voorwaarden voldoen die in de wetgeving van een lidstaat voor het aangaan van een huwelijk zijn vastgesteld,
- d)
krachtens een bijzonder en gemotiveerd besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag, genomen op grond van bewijsstukken, de ambtenaar die, hoewel hij niet voldoet aan de onder a), b) en c), gestelde voorwaarden, in feite gezinslasten draagt.
3
De ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage en wiens echtgenoot een winstgevende bezigheid als beroep uitoefent die een beroepsinkomen oplevert van meer dan het jaarlijkse basissalaris van een ambtenaar van rang AST 3 in de tweede salaristrap, op welk salaris de aanpassingscoëfficiënt is toegepast van het land waar de echtgenoot zijn beroep uitoefent vóór belasting, geniet deze toelage niet, behoudens bijzonder besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag. Het genot van de toelage wordt evenwel in elk geval gehandhaafd indien de echtgenoten een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben.
4
Indien krachtens bovenstaande bepalingen echtgenoten die in dienst van de Unie zijn beiden recht hebben op de kostwinnerstoelage, wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris.
5
Wanneer de ambtenaar uitsluitend uit hoofde van lid 2, sub b), recht heeft op de kostwinnerstoelage en al zijn kinderen die in de zin van artikel 2, lid 2 en lid 3, te zijnen laste zijn, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon zijn toevertrouwd, wordt de kostwinnerstoelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de ambtenaar. Voor de meerderjarige kinderen ten laste wordt zulks geacht het geval te zijn wanneer zij gewoonlijk bij de andere ouder wonen.
Wanneer de kinderen van de ambtenaar evenwel aan meer personen zijn toevertrouwd, wordt de kostwinnerstoelage over deze personen verdeeld, en wel naar verhouding van het aantal kinderen dat ieder van hen verzorgt.
Wanneer de persoon aan wie de kostwinnerstoelage van een ambtenaar op grond van de bovenstaande bepalingen moet worden uitgekeerd, zelf recht op deze toelage heeft, doordat hij ambtenaar of ander personeelslid is, wordt hem slechts de hoogste kostwinnerstoelage uitgekeerd.
Artikel 2
1
De ambtenaar geniet onder de in de leden 2 en 3 vermelde voorwaarden voor ieder kind te zijnen laste een maandelijkse toelage van 439,54 EUR.
2
Als te zijnen laste komend kind wordt aangemerkt: een wettig, onwettig of geadopteerd kind van de ambtenaar of van diens echtgenoot, dat daadwerkelijk door hem wordt onderhouden.
Dit geldt ook voor een kind waarvoor een adoptie-aanvraag is ingediend en waarvoor de adoptieprocedure aanhangig is gemaakt.
Een kind ten aanzien van wie de ambtenaar krachtens een rechterlijke beslissing op grond van de wetgeving inzake de bescherming van minderjarigen van een lidstaat een onderhoudsplicht heeft, wordt met een te zijnen laste komend kind gelijkgesteld.
3
De toelage wordt toegekend:
- a)
ambtshalve, voor een kind dat de 18-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt;
- b)
op een met redenen omkleed verzoek van de ambtenaar, voor een kind tussen de 18 en de 26 jaar, dat een school- of beroepsopleiding ontvangt.
4
In uitzonderlijke gevallen kan een persoon ten aanzien van wie de ambtenaar een wettelijke onderhoudsplicht heeft welke hem zware lasten oplegt, bij bijzonder, met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag, genomen op grond van bewijsstukken, met een te zijnen laste komend kind worden gelijkgesteld.
5
De toelage wordt doorbetaald zonder inachtneming van enige leeftijdsgrens, indien het kind gebrekkig is of aan een ernstige ziekte lijdt waar door het niet in zijn behoeften kan voorzien, en wel zolang die ziekte of dat gebrek duurt.
6
Voor een ten laste komend kind in de zin van dit artikel kan slechts één enkele kindertoelage worden genoten, ook indien de ouders tot twee verschillende instellingen der Europese Unie behoren.
7
Wanneer het kind dat ten laste is in de zin van lid 2 en lid 3, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon is toevertrouwd, wordt de toelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de ambtenaar.
Artikel 3
1
Onder de voorwaarden vastgelegd in de algemene uitvoeringsbepalingen, ontvangt de ambtenaar voor ieder te zijnen laste komend kind in de zin van artikel 2, lid 2, dat ten minste vijf jaar oud is en regelmatig volledig dagonderwijs volgt bij een instelling voor lager of middelbaar onderwijs waar schoolgeld moet worden betaald, of bij een instelling voor hoger onderwijs, een schooltoelage ten bedrage van de werkelijk door hem gedragen schoolkosten, tot ten hoogste 298,23 EUR per maand. De voorwaarde dat schoolgeld moet worden betaald, geldt echter niet voor de vergoeding van de kosten van het vervoer van en naar de school.
Het recht op de toelage gaat in op de eerste dag van de maand waarin het kind voor het eerst een instelling voor lager onderwijs gaat bezoeken, en eindigt aan het einde van de maand waarin het zijn opleiding voltooit of, indien dat eerder is, aan het einde van de maand waarin het de 26-jarige leeftijd bereikt.
Er kan een toelage tot het dubbele van het in de eerste alinea genoemde maximumbedrag worden uitgekeerd aan:
- —
de ambtenaar wiens standplaats ten minste 50 km verwijderd is: hetzij van een Europese school, hetzij van een onderwijsinstelling waar onderricht in zijn taal wordt gegeven en waar het kind om deugdelijk gemotiveerde dwingende pedagogische redenen onderwijs volgt;
- —
de ambtenaar wiens standplaats ten minste 50 km verwijderd is van een instelling voor tertiair onderwijs van het land waarvan hij de nationaliteit bezit en aan welke instelling onderricht in zijn taal wordt gegeven, op voorwaarde dat het kind metterdaad een instelling voor tertiair onderwijs bezoekt op ten minste 50 km afstand van de standplaats en dat de ambtenaar in aanmerking komt voor de ontheemdingstoelage; aan deze laatste voorwaarde behoeft niet te worden voldaan indien in het land waarvan de ambtenaar de nationaliteit bezit, een dergelijke instelling niet aanwezig is of indien het kind een instelling voor hoger onderwijs bezoekt in een ander land dan het land waar de standplaats van de ambtenaar gelegen is ;
- —
de persoon die niet in actieve dienst is, maar recht heeft op schooltoelage; in dat geval gelden de in de eerste twee streepjes genoemde voorwaarden, waarbij rekening wordt gehouden met de woonplaats in plaats van met de standplaats.
De voorwaarde dat schoolgeld moet worden betaald, geldt echter niet voor betalingen overeenkomstig de derde alinea.
Wanneer het kind waarvoor recht op de schooltoelage bestaat, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon is toevertrouwd, wordt de schooltoelage aan deze personen uitgekeerd voor rekening van en namens de ambtenaar. In dat geval wordt deafstand van 50 km als bedoeld in de derde alinea, berekend vanaf de woonplaats van de persoon aan wie het kind is toevertrouwd.
2
Voor ieder ten laste komend kind in de zin van artikel 2, lid 2, dat nog geen vijf jaar oud is of nog niet voltijds een school voor lager of voortgezet onderwijs bezoekt, is het bedrag van deze toelage 107,38 EUR per maand. De eerste zin van lid 1, derde alinea, is van toepassing.
Afdeling 2. Ontheemdingstoelage
Artikel 4
1
Een ontheemdingstoelage van 16 % van de som van het basissalaris, de kostwinnerstoelage en de kindertoelage die aan de ambtenaar worden uitbetaald, wordt toegekend aan:
- a)
de ambtenaar:
- —
die niet de nationaliteit bezit van de staat op welks grondgebied zijn standplaats is gelegen, en die deze ook nooit heeft bezeten, en,
- —
die gedurende een periode van vijf jaar, eindigende zes maanden vóór zijn indiensttreding, niet regelmatig woonachtig is geweest of zijn voornaamste beroepsbezigheden heeft uitgeoefend op het grondgebied in Europa van bedoelde staat. Buiten beschouwing blijven hierbij omstandigheden die voortvloeien uit diensten, verricht voor een andere staat of een internationale organisatie;
- b)
de ambtenaar die de nationaliteit van de staat op welks grondgebied zijn standplaats is gelegen, bezit of heeft bezeten, maar die gedurende een periode van tien jaar, eindigende op het ogenblik van zijn indiensttreding, regelmatig woonachtig is geweest buiten het grondgebied in Europa van die staat, en wel om een andere reden dan het uitoefenen van een functie in dienst van een staat of van een internationale organisatie.
De ontheemdingstoelage bedraagt ten minste 596,18 EUR per maand.
2
De ambtenaar die niet de nationaliteit bezit van de Staat op welks grondgebied zijn standplaats is gelegen en deze nationaliteit ook nooit bezeten heeft, doch niet voldoet aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, heeft recht op een toelage voor verblijf in het buitenland gelijk aan een vierde van de ontheemdingstoelage.
3
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt de ambtenaar die door huwelijk automatisch en zonder mogelijkheid tot verwerping de nationaliteit heeft verkregen van de Staat op welks grondgebied zijn standplaats is gelegen, gelijkgesteld met de ambtenaar als bedoeld in lid 1, sub a), eerste streepje.
Afdeling 3. Vergoeding van kosten
A) Inrichtingsvergoeding
Artikel 5
1
De ambtenaar in vaste dienst die aantoont verplicht te zijn geweest van woonplaats te veranderen, ten einde aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut te voldoen, ontvangt een inrichtingsvergoeding ten bedrage van twee maanden basissalaris indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, en van één maand basissalaris indien dat niet het geval is.
Indien echtgenoten die ambtenaar van de Unie zijn of ander personeelslid, beiden recht hebben op de inrichtingsvergoeding, wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris.
Op de inrichtingsvergoeding is de voor de standplaats van de ambtenaar vastgestelde aanpassings coëfficiënt van toepassing.
2
Deze inrichtingsvergoeding wordt eveneens uitbetaald aan de ambtenaar die in een andere standplaats wordt tewerkgesteld en daardoor genoodzaakt is van woonplaats te veranderen ten einde de in artikel 20 van het statuut vermelde verplichting na te komen.
3
De inrichtingsvergoeding wordt berekend volgens de burgerlijke staat en het salaris van de ambtenaar op het tijdstip van aanstelling in vaste dienst of van tewerkstelling in de nieuwe standplaats.
De inrichtingsvergoeding wordt uitbetaald na overlegging van bewijsstukken waaruit blijkt dat de ambtenaar zich, met zijn gezin indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, in zijn standplaats heeft gevestigd.
4
De ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage en zich zonder zijn gezin in zijn stand plaats vestigt, ontvangt slechts de helft van de vergoeding waarop hij anders recht zou hebben gehad; de andere helft wordt hem uitbetaald bij vestiging van zijn gezin in zijn standplaats indien deze vestiging geschiedt binnen de in artikel 9, lid 3, gestelde termijnen. Heeft deze vestiging niet plaatsgevonden en wordt de ambtenaar tewerkgesteld in de plaats waar zijn gezin verblijft, dan heeft hij uit dien hoofde geen recht op een inrichtingsvergoeding.
5
De ambtenaar in vaste dienst die de inrichtingsvergoeding heeft ontvangen en die eigener beweging binnen twee jaar na zijn indiensttreding de dienst der Unie verlaat, is verplicht bij zijn vertrek een gedeelte van de vergoeding terug te betalen, en wel naar rato van het resterende deel van dat tijdvak.
6
De ambtenaar die recht heeft op een inrichtingsvergoeding is verplicht opgave te doen van soortgelijke vergoedingen die hij uit een anderebron mocht ontvangen; deze vergoedingen komen in mindering op die welke in dit artikel zijn vermeld.
B) Inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst
Artikel 6
1
Bij beëindiging van de dienst heeft de ambtenaar in vaste dienst, die aantoont dat hij van woonplaats is veranderd, opnieuw recht op een inrichtingsvergoeding ten bedrage van twee maanden basissalaris indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage en van één maand indien dit niet het geval is, mits hij vier dienstjaren heeft volbracht en in zijn nieuwe betrekking geen soortgelijke vergoeding geniet. Indien echtgenoten die ambtenaar van de Unie zijn of ander personeelslid, beiden recht hebben op een inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst, wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris.
Voor de berekening van deze vier dienstjaren komt in aanmerking de diensttijd, doorgebracht in een der standen genoemd in artikel 35 van het statuut met uitzondering van verlof om redenen van persoonlijke aard.
Het tijdsbeding geldt niet bij ontheffing van het ambt om redenen van dienstbelang.
Op de inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst is de voor de laatste standplaats van de ambtenaar vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing.
2
Indien een ambtenaar in vaste dienst komt te overlijden, wordt vorengenoemde inrichtingsvergoeding uitbetaald aan de overlevende echtgenoot, of, bij gebreke van deze, aan de personen die in de zin van artikel 2 te zijnen laste waren, zonder dat het tijdsbeding van lid 1 geldt.
3
Deze inrichtingsvergoeding wordt berekend volgens de burgerlijke staat en het salaris van de ambtenaar op het ogenblik van beëindiging van de dienst.
4
De inrichtingsvergoeding wordt uitbetaald na overlegging van bewijsstukken waaruit blijkt dat de ambtenaar met zijn gezin, of, indien hij is overleden, zijn gezin, zich elders heeft gevestigd in een plaats die ten minste 70 km van zijn standplaats is verwijderd.
De vestiging elders van de ambtenaar, of, indien hij is overleden, van zijn gezin, moet uiterlijk drie jaar na beëindiging van de dienst hebben plaatsgevonden.
Het verstrijken van deze termijn kan de rechtverkrijgende van de ambtenaar echter niet worden tegengeworpen, indien hij kan aantonen dat hij geen kennis droeg van bovenstaande bepalingen.
C) Reiskosten
Artikel 7
1
De ambtenaar heeft recht op betaling van een forfaitair bedrag voor reiskosten, voor zichzelf, zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste, die daadwerkelijk met hem samenwonen:
- a)
bij zijn indiensttreding en wel van de plaats van aanwerving naar de standplaats;
- b)
bij beëindiging van de dienst in de zin van artikel 47 van het statuut, van de standplaats naar de plaats van herkomst zoals deze in lid 4 van dit artikel wordt omschreven;
- c)
bij overplaatsing die een verandering van standplaats met zich brengt.
Bij overlijden van de ambtenaar hebben zijn overlevende echtgenoot en de personen te zijnen laste naar dezelfde maatstaven recht op betaling van een forfaitair bedrag.
De reiskosten voor kinderen die gedurende het volledige kalenderjaar jonger zijn dan twee jaar, worden niet vergoed.
2
Het forfaitair bedrag is gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen.
De kilometervergoeding bedraagt:
0–200 km: | 0,0000 |
201–1 000 km: | 0,2217 |
1 001–2 000 km: | 0,3697 |
2 001–3 000 km: | 0,2217 |
3 001–4 000 km: | 0,0738 |
4 001–10 000 km: | 0,0356 |
boven 10 000 km: | 0,0000 |
Aan deze kilometervergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:
- —
110,87 EUR als de geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen tussen 600 en 1 200 km ligt;
- —
221,74 EUR als de geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen meer dan 1 200 km bedraagt.
De kilometervergoeding en het forfaitair supplement worden elk jaar op dezelfde wijze geactualiseerd als de bezoldigingen.
3
In afwijking van lid 2 kunnen de reiskosten bij een overplaatsing met een verandering van standplaats binnen het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie naar een standplaats buiten dat grondgebied of een overplaatsing met een verandering van standplaats buiten deze gebieden, worden vergoed met een forfaitair bedrag berekend op basis van de reiskosten per vliegtuig in de klasse die onmiddellijk boven economy class ligt.
4
De plaats van herkomst van de ambtenaar wordt bij zijn indiensttreding vastgesteld; hierbij wordt rekening gehouden met de plaats van aanwerving of, op uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoek, met de plaats die het centrum van zijn belangen vormt. Deze vaststelling kan later, gedurende de tijd waarin de ambtenaar in dienst is, of ter gelegenheid van zijn vertrek, bij bijzonder besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag worden herzien. Zolang de ambtenaar in dienst is, kan dit besluit echter slechts bij uitzondering worden genomen na overlegging van bewijsstukken die zijn verzoek deugdelijk staven.
Deze herziening mag echter niet leiden tot verplaatsing van het centrum van de belangen van de ambtenaar van een plaats binnen naar een plaats buiten het grondgebied van de lidstaten van de Unie, de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie.
Artikel 8
1
De ambtenaar die recht heeft op de ontheemdingstoelage of de toelage voor verblijf in het buitenland, heeft binnen de in lid 2 gestelde grens voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op betaling van een forfaitair bedrag voor de reiskosten van zijn standplaats naar zijn plaats van herkomst in de zin van artikel 7.
Wanneer beide echtgenoten ambtenaar van de Europese Unie zijn heeft ieder van hen recht op betaling van het forfaitair bedrag voor de reiskosten voor hemzelf en voor de ten laste komende personen, volgens bovenstaande bepalingen; voor elke ten laste komende persoon wordt slechts éénmaal betaald. Voor de ten laste komende kinderen wordt de betaling overeenkomstig het verzoek van de echtgenoten vastgesteld op basis van de plaats van herkomst van een van beide echtgenoten.
Wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in het huwelijk treedt en daardoor het recht op de kostwinnerstoelage verkrijgt, worden de voor de echtgenoot verschuldigde reiskosten berekend naar rato van de tijd tussen de huwelijksdag en het einde van het lopende jaar.
Wanneer zich, na uitbetaling van de desbetreffende bedragen, een wijziging in de samenstelling van het gezin voordoet waardoor de berekeningsgrondslag verandert, is de ambtenaar niet tot terugbetaling verplicht.
De reiskosten voor kinderen die gedurende het volledige kalenderjaar jonger zijn dan twee jaar, worden niet vergoed.
2
Het forfaitair bedrag is gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de standplaats van de ambtenaar en zijn plaats van herkomst.
Wanneer de plaats van herkomst in de zin van artikel 7 gelegen is buiten het grondgebied van de lidstaten van de Unie en buiten de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, wordt het forfaitair bedrag gebaseerd op een vergoeding per kilometer geografische afstand tussen de standplaats van de ambtenaar en de hoofdstad van de lidstaat waarvan hij een onderdaan is. Ambtenaren van wie de plaats van herkomst is gelegen buiten het grondgebied van de lidstaten van de Unie en buiten de landen en gebieden die worden genoemd in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, en die geen onderdaan zijn van een van die lidstaten, hebben geen recht op betaling van het forfaitair bedrag.
De kilometervergoeding bedraagt:
0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van | 0 tot 200 km |
0,4471 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van | 201 tot en met 1 000 km |
0,7452 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van | 1 001 tot 2 000 km |
0,4471 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van | 2 001 tot en met 3 000 km |
0,1489 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van | 3 001 tot en met 4 000 km |
0,0719 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van | 4 001 tot 10 000 km |
0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan | 10 000 km. |
Aan deze kilometervergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:
- —
223,52 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 600 en 1 200 km bedraagt;
- —
447,01 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 200 km bedraagt.
De kilometervergoeding en het forfaitair supplement worden elk jaar in dezelfde verhouding geactualiseerd als de bezoldigingen.
3
De ambtenaar wiens dienst tijdens een kalenderjaar anders dan door overlijden eindigt of aan wie om redenen van persoonlijke aard gedurende een deel van het jaar verlof wordt verleend, heeft, indien hij in dat jaar minder dan negen maanden in actieve dienst van een instelling van de Unie is geweest, slechts recht op een deel van het in de leden 1 en 2 bedoelde forfaitaire bedrag, berekend naar rato van de in actieve dienst doorgebrachte tijd.
4
De leden 1, 2 en 3 van dit artikel zijn van toepassing op de ambtenaar van wie de standplaats op het grondgebied van een van de lidstaten is gelegen. De ambtenaar van wie de standplaats buiten dat grondgebied is gelegen, heeft, voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op betaling van een forfaitair bedrag voor de reiskosten naar zijn plaats van herkomst of op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats, voor zover deze de kosten van een reis naar de plaats van herkomst niet overschrijden. Wanneer de echtgenoot en de in de zin van artikel 2, lid 2, ten laste komende personen evenwel niet met de ambtenaar in de standplaats samenwonen, hebben zij eenmaal per kalenderjaar recht op vergoeding van de reiskosten van de plaats van herkomst naar de standplaats of op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats, voor zover deze de kosten van een reis van de plaats van herkomst naar de standplaats niet overschrijden.
De betaling van het forfaitaire bedrag wordt berekend op basis van de reiskosten per vliegtuig in economy class.
D) Verhuiskosten
Artikel 9
1
Aan de ambtenaar die bij indiensttreding of bij een latere verandering van standplaats tijdens de dienst verplicht is van woonplaats te veranderen teneinde de bepalingen van artikel 20 van het statuut na te leven, en die geen vergoeding van dezelfde kosten uit andere bron mocht genieten, worden de kosten van verhuizing van zijn persoonlijke inboedel, met inbegrip van verzekeringskosten ter dekking van eenvoudig risico (breuk, diefstal, brand), binnen de grenzen van de plafonds voor de kosten vergoed.
Bij de vaststelling van de plafonds is rekening gehouden met de gezinssituatie van de ambtenaar op het ogenblik van de verhuizing en de gemiddelde verhuis- en bijbehorende verzekeringskosten.
Het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling stelt in verband met dit lid algemene uitvoeringsbepalingen vast.
2
Bij beëindiging van de dienst of bij overlijden van een ambtenaar worden de verhuiskosten van de standplaats naar zijn plaats van herkomst binnen de in lid 1 vastgestelde grenzen vergoed. Indien de overleden ambtenaar ongehuwd was, worden deze kosten aan zijn rechtverkrijgenden vergoed.
3
De ambtenaar in vaste dienst moet binnen één jaar na het verstrijken van de proeftijd verhuizen. Bij beëindiging van de dienst moet de verhuizing plaatsvinden binnen drie jaar als bepaald in artikel 6, lid 4, tweede alinea. Als de verhuizing na het verstrijken van de in dit lid opgenomen termijnen plaatsvindt, kunnen de kosten slechts in uitzonderingsgevallen en krachtens bijzonder besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag worden vergoed.
E) Dagvergoeding
Artikel 10
1
De ambtenaar die aantoont dat hij genoodzaakt is van woonplaats te veranderen om aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut te voldoen, heeft gedurende een in lid 2 bepaalde periode recht op een vergoeding per kalenderdag, die als volgt is vastgesteld:
- —
46,20 EUR voor ambtenaren die recht hebben op de kostwinnerstoelage;
- —
37,26 EUR voor ambtenaren die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.
Bij ieder onderzoek naar het peil van de bezoldigingen overeenkomstig artikel 65 van het Statuut worden deze bedragen herzien.
2
De periode gedurende welke de dagvergoeding wordt toegekend, wordt als volgt bepaald:
- a)
Voor de ambtenaar die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage: op 120 dagen
- b)
Voor de ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage: op 180 dagen of — voor een ambtenaar op proef — de proeftijd plus één maand.
Wanneer echtgenoten die ambtenaar of ander personeelslid van de Unie zijn, beiden recht hebben op de dagvergoeding, geldt de sub b) bepaalde periode gedurende welke deze wordt toegekend, ten aanzien van de echtgenoot met het hoogste basissalaris. De in sub a) bepaalde periode geldt ten aanzien van de andere echtgenoot.
In geen geval wordt de dagvergoeding toegekend na de datum waarop de ambtenaar zijn verhuizing heeft volbracht ten einde te voldoen aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut.
F) Kosten van dienstreizen
Artikel 11
1
De ambtenaar die krachtens een reisopdracht op dienstreis is, heeft overeenkomstig onderstaande bepalingen recht op vergoeding van vervoerkosten en op dagvergoeding.
2
Bij de reisopdracht wordt onder meer de vermoedelijke duur van de dienstreis bepaald op grond waarvan het voorschot wordt berekend dat de ambtenaar op de dagvergoeding kan opnemen. Behoudens bijzonder besluit wordt geen voorschot gegeven indien de vermoedelijke duur der dienstreis niet meer dan 24 uur bedraagt en deze reis plaatsvindt in een land waar de valuta van de standplaats van de ambtenaar als betaalmiddel wordt aanvaard.
3
Behalve in bij bijzonder besluit vast te stellen uitzonderlijke gevallen, en met name wanneer een ambtenaar zijn verlof moet onderbreken of uit verlof wordt teruggeroepen, wordt de vergoeding van de dienstreiskosten beperkt tot de vergoeding van de kosten van de goedkoopste verplaatsing tussen de standplaats en de plaats van de dienstopdracht, zonder dat de ambtenaar verplicht is zijn verblijf ter plaatse aanzienlijk te verlengen.
Artikel 12
1. Reizen ter trein
De vervoerkosten voor ambtenaren op dienstreis die per trein reizen worden, na overlegging van het spoorbiljet, vergoed op basis van het spoortarief eerste klasse langs de kortste route tussen de standplaats en de plaats van de dienstopdracht.
2. Reizen per vliegtuig
Indien de reisafstand per spoor heen en terug 800 km of meer bedraagt, kunnen de ambtenaren worden gemachtigd per vliegtuig te reizen.
3. Bootreizen
Voor de vergoeding van de kosten van bootreizen bepaalt het tot aanstelling bevoegde gezag per geval en naar gelang van de duur en kosten van de reis, welke klasse en hutaccommodatie worden vergoed.
4. Reizen per auto
De reiskosten worden forfaitair vergoed op basis van de spoortarieven overeenkomstig het bepaalde in lid 1; er worden geen supplementen betaald.
Het tot aanstelling bevoegde gezag kan evenwel besluiten om aan een ambtenaar die een dienstreis onder bijzondere omstandigheden maakt, waarbij het gebruik van het openbaar vervoer op onmiskenbare bezwaren stuit, in plaats van de bovengenoemde reiskostenvergoeding een kilometervergoeding toe te kennen.
Artikel 13
1
De dagvergoeding voor dienstreizen omvat alle uitgaven van de ambtenaar op dienstreis: het ontbijt, twee maaltijden en alle overige courante uitgaven, inclusief kosten voor plaatselijk vervoer. Verblijfkosten, inclusief de plaatselijke belastingen, worden na overlegging van bewijsstukken vergoed tot een voor ieder land vastgesteld maximumbedrag.
2
a) Voor de landen van de Unie gelden de volgende bedragen:
Bestemming | Maximum hotel | Dagvergoeding |
---|---|---|
België | 148 | 102 |
Bulgarije | 135 | 57 |
Tsjechië | 124 | 70 |
Denemarken | 173 | 124 |
Duitsland | 128 | 97 |
Estland | 105 | 80 |
Ierland | 159 | 108 |
Griekenland | 112 | 82 |
Spanje | 128 | 88 |
Frankrijk | 180 | 102 |
Kroatië | 110 | 75 |
Italië | 148 | 98 |
Cyprus | 140 | 88 |
Letland | 116 | 73 |
Litouwen | 117 | 69 |
Luxemburg | 148 | 98 |
Hongarije | 120 | 64 |
Malta | 138 | 88 |
Nederland | 166 | 103 |
Oostenrijk | 132 | 102 |
Polen | 116 | 67 |
Portugal | 101 | 83 |
Roemenië | 136 | 62 |
Slovenië | 117 | 84 |
Slowakije | 100 | 74 |
Finland | 142 | 113 |
Zweden | 187 | 117 |
Verenigd Koninkrijk | 209 | 125 |
Wanneer de ambtenaar op dienstreis deelneemt aan een maaltijd of gebruik maakt van huisvesting aangeboden of vergoed door een van de instellingen van de Unie, of door een overheidsinstantie of een ander orgaan buiten de Unie, is hij verplicht daarvan opgave te doen. Een overeenkomstig bedrag wordt dan in mindering gebracht.
b) De bedragen die gelden voor dienstreizen buiten het grondgebied van de lidstaten worden door het tot aanstelling bevoegde gezag vastgesteld en geregeld herzien.
3
De Commissie herziet om de twee jaar de in lid 2, onder a), vermelde tarieven. Deze herziening is gebaseerd op een verslag over de prijzen van hotels, restaurants en cateringdiensten, waarbij de indices voor de ontwikkeling van deze prijzen in aanmerking worden genomen. Voor deze herziening treedt de Commissie op door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 111 en 112 van het statuut.
4
In afwijking van lid 1 kunnen de verblijfkosten van ambtenaren tijdens dienstreizen naar de andere plaatsen van de zetels van hun instelling, die in Protocol Nr. 6 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn vastgesteld, worden vergoed op basis van een forfaitair bedrag dat het voor de betrokken lidstaten vastgestelde maximum niet overschrijdt.
Artikel 13 bis
De wijze van toepassing van de artikelen 11, 12 en 13 van deze bijlage wordt door de tot aanstelling bevoegde gezagsorganen van de diverse instellingen vastgesteld in het kader van de algemene uitvoeringsbepalingen.
G) Vaste kostenvergoeding
Artikel 14
1
Aan ambtenaren wier taak van dien aard is dat zij geregeld uitgaven voor representatiedoeleinden moeten doen, kan het tot aanstelling bevoegde gezag een vaste, door dit gezag te bepalen ambtsvergoeding toekennen.
In bijzondere gevallen kan het tot aanstelling bevoegde gezag bovendien besluiten dat een gedeelte van de huisvestingskosten der betrokkenen ten laste van de instelling komt.
2
Voor ambtenaren die op grond van bijzondere opdrachten incidenteel genoodzaakt zijn tot uitgaven voor representatiedoeleinden in het belang van de dienst, wordt de representatievergoeding voor ieder geval afzonderlijk aan de hand van bewijsstukken bepaald volgens regels, vastgesteld door het tot aanstelling bevoegde gezag.
Artikel 15
Bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag kan aan leden van het hoger leidinggevend personeel in de zin van artikel 29, lid 2, van het Statuut die niet over een dienstauto beschikken, een vaste vergoeding van ten hoogste 892,42 EUR per jaar worden toegekend voor hun vervoerkosten binnen het gebied van hun standplaats.
Deze vergoeding kan bij met redenen omkleed besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag eveneens worden toegekend aan de ambtenaar wiens werkzaamheden geregeld verplaatsingen medebrengen waarvoor hij van zijn particuliere auto gebruik mag maken.
Afdeling 4. Uitbetaling van de verschuldigde bedragen
Artikel 16
1
Op de 15e van elke maand wordt de bezoldiging voor de lopende maand aan de ambtenaar uitbetaald. Het bedrag van deze bezoldiging wordt naar boven afgerond in gehele cent.
2
Indien niet de gehele maandbezoldiging verschuldigd is, wordt deze in dertigsten verdeeld:
- a)
indien het werkelijke aantal te betalen dagen vijftien of minder bedraagt, is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen;
- b)
indien het werkelijke aantal te betalen dagen meer dan vijftien bedraagt, is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen 30 en het werkelijke aantal niet te betalen dagen.
3
Wanneer het recht op gezinstoelagen en op de ontheemdingstoelage ontstaat na de datum van indiensttreding van de ambtenaar, geniet hij deze vanaf de eerste dag van de maand waarin het recht is ontstaan. Wanneer het recht op deze toelagen eindigt, blijft hij in het genot ervan tot het einde van de maand waarin dit recht eindigt.
Artikel 17
1
De aan de ambtenaar verschuldigde bedragen worden uitbetaald op de plaats en in de valuta van het land waar de ambtenaar zijn functies uitoefent of, op verzoek van de ambtenaar, in euro via een bank binnen de Europese Unie.
2
De ambtenaar kan verzoeken om een bijzondere regelmatige overmaking van een deel van zijn bezoldiging, onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in een regeling die het tot aanstelling bevoegde gezag van elke instelling, na raadpleging van het comité voor het statuut, in gemeenschappelijk overleg vaststellen.
Hiervoor kunnen een of meer van de volgende bedragen in aanmerking komen:
- a)
per ten laste komend kind dat in een andere lidstaat een onderwijsinstelling bezoekt, een bedrag dat niet hoger ligt dan de werkelijk ontvangen schooltoelage voor dat kind,
- b)
geregeld terugkerende betalingen ten behoeve van enige andere persoon die in de betrokken lidstaat verblijft en ten aanzien van wie de ambtenaar op grond van een rechterlijke beslissing of een besluit van de bevoegde autoriteit een onderhoudsplicht heeft, mits daarvan geldige bewijsstukken zijn overgelegd.
De in onder b) bedoelde overmakingen mogen niet meer bedragen dan 5 % van het basissalaris van de ambtenaar.
3
De in lid 2 bedoelde overmakingen geschieden in de valuta van de betrokken lidstaat op basis van de in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut bedoelde wisselkoersen. De overgemaakte bedragen worden vermenigvuldigd met een coëfficiënt die overeenkomt met het verschil tussen de in artikel 3, lid 5, onder b), van bijlage XI bepaalde aanpassingscoëfficiënt voor het land waarnaar de overmaking geschiedt en de op de bezoldiging van de ambtenaar toegepaste aanpassingscoëfficiënt (artikel 3, lid 5, onder a), van bijlage XI van het Statuut).
4
Naast de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde overmakingen kan een ambtenaar verzoeken om geregeld een bedrag naar een andere lidstaat over te maken in de plaatselijke valuta tegen de maandelijkse wisselkoers en zonder toepassing van een coëfficiënt. Dit bedrag mag niet hoger liggen dan 25 % van het basissalaris van de ambtenaar.