Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Bijlage XII Uitvoeringsbepalingen van artikel 83 bis van het Statuut
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Hoofdstuk 1. Algemene beginselen
Artikel 1
1
Teneinde de in artikel 83, lid 2, van het Statuut bedoelde bijdrage van de ambtenaren in de financiering van de pensioenregeling vast te stellen, verricht de Commissie vanaf 2004 vijfjaarlijks een actuariële raming van het evenwicht van de pensioenregeling, als bedoeld in artikel 83 bis, lid 3, van het Statuut. In deze raming wordt aangegeven of de bijdrage van de ambtenaren voldoende is om één derde van de kosten van de pensioenregeling te dekken.
2
Ten behoeve van het in artikel 83 bis, lid 4, van het Statuut bedoelde onderzoek werkt de Commissie bovengenoemde actuariële raming ieder jaar bij, rekening houdend met de ontwikkeling van de populatie als bedoeld in artikel 5, de rentevoet als bedoeld in artikel 6 en de jaarlijkse aanpassing van de salarissen van EG-ambtenaren als bedoeld in artikel 11.
3
De raming en de bijwerkingen worden elk jaar n uitgevoerd, op basis van de populatie van actieve deelnemers aan de pensioenregeling op 31 december van het jaar daarvoor (n-1).
Artikel 2
1
Indien de bijdrage moet worden geactualiseerd, gebeurt dit met ingang van 1 juli en tegelijk met de in artikel 65 van het statuut bedoelde jaarlijkse actualisering van de bezoldigingen. Actualiseringen mogen niet leiden tot een bijdrage die meer dan één procentpunt hoger of lager is dan het percentage van het voorafgaande jaar.
2
Het verschil tussen de actualisering van de bijdrage die het gevolg zou zijn geweest van de actuariële berekening en de actualisering ten gevolge van het in de laatste zin van lid 1 bedoelde verschil wordt niet gecompenseerd noch, dientengevolge, in latere actuariële berekeningen verwerkt. De bijdrage die uit de actuariële berekening zou zijn voortgevloeid, wordt vermeld in de in artikel 1 genoemde raming.
Hoofdstuk 2. Berekening van het actuariële evenwicht
Artikel 3
Bij de vijfjaarlijkse actuariële raming wordt bepaald op welke wijze het evenwicht kan worden gehandhaafd, rekening houdend met de lasten, namelijk het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 77 van het Statuut, de invaliditeitsuitkering als bedoeld in artikel 78 van het Statuut en het overlevingspensioen als bedoeld in de artikelen 79 en 80 van het Statuut.
Artikel 4
1
Het actuariële evenwicht wordt geraamd aan de hand van de in dit hoofdstuk uiteengezette berekeningsmethode.
2
Volgens de methode vertegenwoordigt de actuariële waarde van de pensioenrechten die vóór de berekeningsdatum zijn verworven een verplichting voor diensten in het verleden, terwijl de actuariële waarde van de pensioenrechten die zullen worden verworven in het dienstjaar dat op de berekeningsdatum begint de ‘pensioenkosten’ vertegenwoordigt.
3
Aangenomen wordt dat alle pensioneringen (behalve voor invaliditeit) op een vaste gemiddelde leeftijd r plaatsvinden. De gemiddelde pensioenleeftijd wordt alleen aangepast bij de vijfjaarlijkse actuariële raming als bedoeld in artikel 1 van deze bijlage en kan naargelang van personeelscategorie verschillend zijn.
4
Bij de vaststelling van de actuariële waarden
- a)
wordt rekening gehouden met de toekomstige ontwikkeling van het basissalaris van een ambtenaar tussen de berekeningsdatum en de veronderstelde pensioenleeftijd;
- b)
wordt geen rekening gehouden met de pensioenrechten die vóór de berekeningsdatum zijn verworven (verplichting voor diensten in het verleden).
5
Bij de actuariële raming van de pensioenkosten wordt rekening gehouden met alle relevante bepalingen in dit Statuut (met name in de bijlagen VIII en XIII).
6
Aan de hand van een afvlakking worden het reële verlagingspercentage en het percentage van de jaarlijkse aanpassing van de salarissen van de ambtenaren van de Unie vastgesteld. De afvlakking wordt verkregen door gebruikmaking van een voortschrijdend gemiddelde over 30 jaar voor het rentepercentage en voor de verhoging van de salarissen.
Artikel 5
1
De bijdrageformule is gebaseerd op de volgende vergelijking:
jaar n bijdragepercentage = jaar n pensioenkosten / totaal jaarlijkse basissalarissen
2
De bijdrage van ambtenaren aan de financiering van de pensioenregeling wordt berekend als een derde van de verhouding tussen de pensioenkosten van het lopende jaar (n) voor alle ambtenaren die actief deelnemen aan de pensioenregeling en de totale jaarlijkse basissalarissen voor dezelfde populatie van actieve deelnemers aan de pensioenregeling op 31 december van het vorige jaar (n-1).
3
De pensioenkosten zijn de som van:
- a)
de kosten voor het ouderdomspensioen (gespecificeerd in artikel 6 van deze bijlage) d.i. de actuariële waarde van de pensioenrechten die tijdens het jaar n worden verworven, inclusief het deel van dat pensioen waarop de overlevende echtgenoot en/of ten laste komende kinderen aanspraak kunnen maken bij het overlijden van de ambtenaar na pensionering (overlevingspensioen);
- b)
de kosten voor de invaliditeitsuitkering (gespecificeerd in artikel 7 van deze bijlage), d.i. de actuariële waarde van de pensioenrechten waarop de actieve ambtenaren aanspraak kunnen maken die naar verwachting in het jaar n arbeidsongeschikt worden verklaard; en
- c)
de kosten voor het overlevingspensioen (gespecificeerd in artikel 8 van deze bijlage), d.i. de actuariële waarde van de pensioenrechten waarop aanspraak kan worden gemaakt namens actieve ambtenaren die naar verwachting in het jaar n zullen overlijden.
4
De pensioenkosten worden geraamd aan de hand van de pensioenrechten en de overeenkomstige uitkeringen als gespecificeerd in de artikelen 6 tot 8 van deze bijlage.
Deze uitkeringen geven als resultaat de huidige actuariële waarde van 1 euro per jaar, rekening houdende met het rentepercentage, het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing en de kans dat de ambtenaar op zijn pensioenleeftijd nog in leven is.
5
Er wordt rekening gehouden met de minimumbedragen voor levensonderhoud als bedoeld in hoofdstuk 2 van titel V en in bijlage VIII van het Statuut.
Artikel 6
1
Voor de berekening van de waarde van ouderdomspensioenen worden de pensioenrechten die gedurende het jaar n zijn verworven voor elke actieve ambtenaar berekend door zijn geprojecteerd basissalaris op de dag van zijn pensionering te vermenigvuldigen met de voor hem geldende toenemingsfactor.
Indien de opgebouwde pensioenrechten (rechten vanaf de aanwerving, inclusief overdrachten) die aan de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1 zijn toegekend, 70 % of meer bedragen, wordt hij geacht tijdens het jaar n geen pensioenrechten te hebben verworven.
2
Het geraamde basissalaris (PS) bij pensionering wordt berekend aan de hand van het basissalaris op 31 december van het vorige jaar, rekening houdende met de jaarlijkse salarisverhoging en de geraamde jaarlijkse verhoging ten gevolge van anciënniteit en promoties, volgens de volgende formule:
PS = SAL × (1 + GSG + ISP)m
waarbij:
SAL | = | huidig salaris |
GSG | = | geraamde jaarlijkse totale salaristoename (het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing) |
ISP | = | geraamde jaarlijkse verhoging door anciënniteit en promoties |
m | = | verschil tussen de geraamde pensioenleeftijd (r) en de huidige leeftijd van de ambtenaar (x) |
Aangezien de berekeningen in reële termen worden gemaakt, zonder de inflatie, vormen de jaarlijkse salarisaanpassing en de verhoging door anciënniteit en promoties stijgingspercentages zonder verrekening van de inflatie.
3
Op basis van de berekening van de pensioenrechten die door een ambtenaar zijn verworven wordt de actuariële waarde van deze pensioenrechten (en de daarmee verbonden overlevingspensioenen) berekend door de als hierboven gedefinieerde pensioenrechten te vermenigvuldigen met de som van:
- a)
een op leeftijd x onmiddellijk ingaande uitkering die m jaar was uitgesteld:
waarbij:
x
=
leeftijd van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1
τ
=
rentepercentage
kPx
=
kans dat een x-jarige persoon over k jaren nog in leven is
m
=
verschil tussen de geraamde pensioenleeftijd (r) en de huidige leeftijd van de ambtenaar (x)
GSG
=
geraamde jaarlijkse totale salaristoename (het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing)
ω
=
plafond van de sterftetafel;
en
- b)
een op leeftijd x en y onmiddellijk ingaande uitgestelde uitkering van een overlevingspensioen, waarbij y de geraamde leeftijd van de echtgenoot is. Deze uitkering wordt vermenigvuldigd met de kans dat de ambtenaar gehuwd is en met het geldende overlevingspensioenpercentage, vastgesteld overeenkomstig bijlage VIII:
waarbij:
x
=
leeftijd van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1
y
=
leeftijd van de echtgenoot van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1
τ
=
rentepercentage
kPx
=
kans dat een x-jarige ambtenaar over k jaren nog in leven is
kPy
=
kans dat een y-jarige persoon (echtgenoot van de x-jarige ambtenaar) over k jaren nog in leven is
m
=
verschil tussen de geraamde pensioenleeftijd (r) en de huidige leeftijd van de ambtenaar (x)
GSG
=
geraamde jaarlijkse totale salaristoename (het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing)
ω
=
plafond van de sterftetafel.
4
Voor de berekening van de pensioenkosten van het ouderdomspensioen wordt rekening gehouden met:
- a)
de aangroei voor ambtenaren die na de normale pensioenleeftijd in dienst blijven;
- b)
de verlagingscoëfficiënt voor ambtenaren die vóór de normale pensioenleeftijd de dienst verlaten.
Artikel 7
1
Voor de berekening van de waarde van invaliditeitsuitkeringen wordt het aantal uitkeringen waarop naar verwachting in het jaar n aanspraak kan worden gemaakt, geraamd door van elke actieve ambtenaar de kans te meten dat hij in het desbetreffende jaar arbeidsongeschikt wordt verklaard. De kans wordt dan vermenigvuldigd met het jaarlijkse bedrag van de invaliditeitsuitkeringen waarop de ambtenaar dan recht zou hebben.
2
Bij de berekening van de actuariële waarde van de invaliditeitsuitkeringen waarop pas aanspraak kan worden gemaakt in het jaar n, worden de volgende uitkeringen gebruikt:
- a)
een onmiddellijk ingaande tijdelijke uitkering op x-jarige leeftijd:
waarbij:
x
=
leeftijd van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1
τ
=
rentepercentage
kPx
=
kans dat een x-jarige persoon over k jaren nog in leven is
m
=
verschil tussen de geraamde pensioenleeftijd (r) en de huidige leeftijd van de ambtenaar (x)
GSG
=
geraamde jaarlijkse totale salaristoename (het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing),
- b)
onmiddellijk ingaande uitkering van een overlevingspensioen. Deze uitkering wordt vermenigvuldigd met de kans dat de ambtenaar gehuwd is en met het geldende overlevingspensioenpercentage:
waarbij:
x
=
leeftijd van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1
y
=
leeftijd van de echtgenoot van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1
τ
=
rentepercentage
kPx
=
kans dat een x-jarige persoon over k jaren nog in leven is
kPy
=
kans dat een y-jarige persoon (echtgenoot van de x-jarige persoon) over k jaren nog in leven is
m
=
verschil tussen de geraamde pensioenleeftijd (r) en de huidige leeftijd van de ambtenaar (x)
GSG
=
geraamde jaarlijkse totale salaristoename (het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing).
Artikel 8
1
De waarde van de pensioenrechten waarop naar verwachting in het jaar n de nabestaanden aanspraak kunnen maken, wordt geraamd door van elke actieve ambtenaar de kans te meten dat hij in het jaar overlijdt. De kans wordt dan vermenigvuldigd met het jaarlijkse bedrag van het pensioen van de echtgenoot waarop in het lopende jaar aanspraak kan worden gemaakt. Bij de berekening wordt rekening gehouden met mogelijke wezenpensioenen waarop eventueel aanspraak kan worden gemaakt.
2
Bij de berekening van de actuariële waarde van de pensioenrechten waarop nabestaanden in het jaar n aanspraak kunnen maken, wordt een onmiddellijk ingaande uitkering gebruikt. Deze uitkering wordt vermenigvuldigd met de kans dat de ambtenaar is gehuwd:
waarbij:
y | = | leeftijd van de echtgenoot van de ambtenaar op 31 december van het jaar n-1 |
τ | = | rentepercentage |
kPy | = | kans dat een y-jarige persoon (echtgenoot van de x-jarige persoon) over k jaren nog in leven is |
GSG | = | geraamde jaarlijkse totale salaristoename (het percentage van de jaarlijkse salarisaanpassing) |
ω | = | plafond van de sterftetafel. |
Hoofdstuk 3. Berekeningsmethode
Artikel 9
1
De demografische parameters waarmee rekening moet worden gehouden bij de actuariële raming, moeten worden gebaseerd op de volledige populatie van alle aan de regeling deelnemende personen, bestaande uit het personeel in actieve dienst en de gepensioneerden. Deze gegevens worden jaarlijks door de Commissie opgesteld op basis van de informatie die door de verschillende instellingen en organen waarvan het personeel aan de regeling deelneemt, wordt verstrekt.
Uit de waarnemingen van deze populatie worden met name de opbouw van de populatie, de gemiddelde pensioenleeftijd en de invaliditeitstafel afgeleid.
2
De sterftetafel is gebaseerd op een populatie die zoveel mogelijk kenmerken gemeen heeft met de populatie van aan de regeling deelnemende personen. Deze tafel wordt uitsluitend bij de in artikel 1 bedoelde vijfjaarlijkse actuariële raming bijgewerkt.
Artikel 10
1
De voor de actuariële berekeningen in aanmerking te nemen rentepercentages worden gebaseerd op de waargenomen gemiddelde jaarlijkse rentepercentages van de lange-termijnoverheidsschulden van de lidstaten die door de Commissie worden gepubliceerd. Voor de berekening van het relevante rentepercentage, zonder verrekening van de inflatie, dat bij actuariële berekeningen wordt toegepast, wordt een passend indexcijfer van de consumptieprijzen gebruikt.
2
Het voor de actuariële berekening in aanmerking te nemen werkelijke jaarlijkse percentage is het gemiddelde van de reële gemiddelde rentepercentages van de 30 jaren die voorafgaan aan het lopende jaar.
Artikel 11
1
De voor de actuariële berekeningen in aanmerking te nemen jaarlijkse aanpassing van de ambtenarensalarissen wordt gebaseerd op de specifieke indicatoren als bedoeld in artikel 1, lid 4, van bijlage XI.
2
Het voor de actuariële berekening in aanmerking te nemen werkelijke jaarlijkse percentage is het gemiddelde van de netto specifieke indicatoren voor de Europese Unie van de 30 jaren die voorafgaan aan het lopende jaar.
Artikel 11 bis
Tot 2020 wordt voor de toepassing van artikel 4, lid 6, artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 2, het voortschrijdend gemiddelde berekend op basis van de volgende perioden:
In 2017 – 22 jaar | |
In 2014 – 16 jaar | In 2018 – 24 jaar |
In 2015 – 18 jaar | In 2019 – 26 jaar |
In 2016 – 20 jaar | In 2020 – 28 jaar |
Artikel 12
Het in de artikelen 4 en 8 van bijlage VIII genoemde percentage voor de berekening van de samengestelde rente worden als het in artikel 10 bedoelde werkelijke percentage vastgesteld en — indien nodig — bij de vijfjaarlijkse actuariële raming geactualiseerd.
Ten aanzien van de actualisering wordt het percentage als bedoeld in de artikelen 4 en 8 van bijlage VIII begrepen als een referentiepercentage. De Commissie maakt het geactualiseerde werkelijke percentage binnen twee weken na de actualisering ter informatie in de C- serie van het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.
Hoofdstuk 4. Tenuitvoerlegging
Artikel 13
1
Eurostat wordt belast met de technische tenuitvoerlegging van deze bijlage.
2
Bij de in artikel 1 bedoelde actuariële ramingen wordt Eurostat bijgestaan door een of meer gekwalificeerde onafhankelijke deskundigen. Eurostat verstrekt deze deskundige(n) met name de in de artikelen 9 en 11 genoemde parameters.
3
Eurostat dient ieder jaar op 1 september een verslag in over de in artikel 1 bedoelde ramingen en bijwerkingen.
4
Eventuele methodologische vragen in verband met de uitvoering van deze bijlage worden door Eurostat in samenwerking met de nationale deskundigen van de bevoegde diensten in de lidstaten en de gekwalificeerde onafhankelijke deskundigen behandeld. Hiertoe belegt Eurostat ten minste elk jaar een vergadering van deze groep. Eurostat kan echter meer vergaderingen organiseren indien het dit nodig acht.
Hoofdstuk 5. Herzieningsclausule
Artikel 14
1
In 2022 brengt de Commissie verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag wordt rekening gehouden met de budgettaire gevolgen van deze bijlage en het actuariële evenwicht van het pensioenstelsel beoordeeld. Op basis van dit verslag dient de Commissie indien nodig een voorstel in om deze bijlage te wijzigen.
2
In 2018 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een tussentijds verslag in over de toepassing van deze bijlage.