Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Bijlage IV Nadere bepalingen betreffende de vergoeding, bedoeld in de artikelen 41 en 50 van het statuut
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Enig artikel
1
De ambtenaar op wie artikel 41 of 50 van het statuut wordt toegepast, heeft recht:
- a)
gedurende drie maanden, op een maandelijkse vergoeding gelijk aan zijn basissalaris;
- b)
gedurende een bepaalde tijd, berekend naar gelang van zijn leeftijd en diensttijd, volgens de in lid 3 opgenomen tabel, op een maandelijkse vergoeding gelijk aan:
- —
85 % van zijn basissalaris over de 4e t/m de 6e maand,
- —
70 % van zijn basissalaris gedurende de daaropvolgende vijf jaar, en daarna
- —
60 % van zijn basissalaris.
Het recht op deze vergoeding eindigt op de dag waarop de ambtenaar de leeftijd van 66 jaar bereikt.
Het in dit artikel bedoelde basissalaris is het basissalaris dat wordt vermeld in de in artikel 66 van het Statuut bedoelde tabel, die van kracht is op de eerste dag van de maand waarvoor de vergoeding moet worden vastgesteld.
2
De bepalingen van deze bijlage worden na afloop van tien jaar na inwerkingtreding van het statuut opnieuw onderzocht.
3
Ten einde naar gelang van de leeftijd van de ambtenaar de periode vast te stellen gedurende welke hij recht heeft op de in artikel 41 of 50 van het statuut bedoelde vergoeding, wordt op zijn diensttijd de in onderstaande tabel vastgestelde coëfficiënt toegepast; deze periode wordt zo nodig naar beneden in maanden afgerond.
Leeftijd | % |
---|---|
20 | 18 |
21 | 19,5 |
22 | 21 |
23 | 22,5 |
24 | 24 |
25 | 25,5 |
26 | 27 |
27 | 28,5 |
28 | 30 |
29 | 31,5 |
30 | 33 |
31 | 34,5 |
32 | 36 |
33 | 37,5 |
34 | 39 |
35 | 40,5 |
36 | 42 |
37 | 43,5 |
38 | 45 |
39 | 46,5 |
40 | 48 |
41 | 49,5 |
42 | 51 |
43 | 52,5 |
44 | 54 |
45 | 55,5 |
46 | 57 |
47 | 58,5 |
48 | 60 |
49 | 61,5 |
50 | 63 |
51 | 64,5 |
52 | 66 |
53 | 67,5 |
54 | 69 |
55 | 70,5 |
56 | 72 |
57 | 73,5 |
58 | 75 |
59 tot en met 65 | 76,5 |
4
Tijdens de periode waarin de ambtenaar bedoeld in de artikelen 41 tot en met 50 van het Statuut recht heeft op de vergoeding, alsmede tijdens de eerste zes maanden volgend op deze periode, heeft hij voor zichzelf en de uit zijn hoofde verzekerde personen recht op de uitkeringen die door de in artikel 72 van het statuut bedoelde regeling inzake ziektekostenverzekering zijn gewaarborgd, mits hij de bijdrage stort die naar gelang van het geval op de grondslag van het basissalaris of op de grondslag van het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde percentage daarvan berekend wordt en hij geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent.
Na het in de eerste alinea bedoelde tijdvak en onder de daarin genoemde voorwaarden kan de betrokkene, op zijn verzoek, het recht op de bij bovengenoemde regeling inzake ziektekostenverzekering gewaarborgde uitkeringen behouden, mits hij de gehele in artikel 72, lid 1, van het Statuut bedoelde bijdrage betaalt.
Na de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op de vergoeding, wordt de bijdrage berekend op de grondslag van de laatste ontvangen maandelijkse vergoeding.
Wanneer de ambtenaar in het genot is gesteld van het pensioen ten laste van de in het Statuut bedoelde pensioenregeling, wordt hij voor de toepassing van het bepaalde in artikel 72 van het Statuut gelijkgesteld met de ambtenaar die tot de leeftijd van 66 jaar in dienst is gebleven.