Einde inhoudsopgave
De positie van de vennootschap onder firma (IVOR nr. 97) 2016/7.2.5
7.2.5 De ontbonden VOF in het geding
mr. P.P.D. Mathey-Bal, datum 28-09-2015
- Datum
28-09-2015
- Auteur
mr. P.P.D. Mathey-Bal
- JCDI
JCDI:ADS384621:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijv. Hof ’s-Hertogenbosch (Handelskamer) 4 september 2007, ECLI:NL:GHSHE:2007:BC5127. Asser/Maeijer 5-V 1995/324; Hof ’s-Hertogenbosch 24 februari 1993, ECLI:NL:GHSHE:1993:AD1838, NJ 1994/645 (Vervolg GebroedersKruithof); Rb. Utrecht 28 september 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BT7221. Hof ’s-Hertogenbosch 20 september 1949, NJ 1950/695: een VOF kan, hoewel ontbonden door de dood van een firmant, niettemin als partij in een geding optreden zolang niet al haar zaken zijn afgewikkeld.
HR 17 maart 1961, ECLI:NL:HR:1961:AG2049, NJ 1961/310.
ABRvS 31 oktober 2001, JB 2001/320.
HR 8 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC0414, r.o. 3.3, NJ 1990/607 (Gebroeders Kruithof).
HR 18 december 1959, ECLI:NL:HR:1959:BG9455, NJ 1960/121 (De Gouw/De Hamer).
Wibier 2009, p. 18-19.
HR 17 maart 1961, ECLI:NL:HR:1961:AG2049, NJ 1961/310.
Hof ’s-Gravenhage 10 december 1986, ECLI:NL:GHSGR:1986:AC1747,NJ 1988/101.
Wibier 2009, p. 19. In HR 21 oktober 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4665, r.o. 3.2, NJ 1984/254 (Zomerdijk/Goudsblom) oordeelde de Hoge Raad dat er van uit moest worden gegaan dat de ontbonden VOF Goudsblom het geding had voortgezet als lasthebber van Goudsblom BV, aan wie de in het geding zijnde vordering na haar ontbinding was overgedragen.
Wibier 2009, p. 19. Het voor tussenkomst vereiste belang is aanwezig wanneer degene, die volgens de tussenkomst vorderende partij (de BV) zijn schuldenaar is, door een derde (de ontbonden VOF) wordt aangesproken tot voldoening van de desbetreffende vordering.
HR 14 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2833, r.o. 3.4, NJ 2003/313.
Wibier 2009, p. 19.
Art. 236 Rv luidt:
- 1.
Beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.
- 2.
Onder partijen worden mede begrepen de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
- 3.
Het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast.
Zie bijv. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3574, r.o. 3.1, NJ 2010/15: de inschrijving in het handelsregister dat de vennootschap is opgeheven, is onvoldoende. Er moet daadwerkelijk sprake zijn van een voltooide vereffening.
Ook de ontbonden VOF kan op grond van art. 51 lid 1 Rv als vennootschap in liquidatie als partij optreden.1 De afwikkeling van lopende processen behoort tot de zaken ter vereffening waarvan een ontbonden VOF blijft voortbestaan.2 De VOF kan dan immers nog steeds belang hebben bij een beslissing van de rechter, bijvoorbeeld als het gaat over een vordering tot schadevergoeding.3 Ook de zaakscrediteuren kunnen er belang bij hebben om een proces tegen de ontbonden VOF te voeren, omdat zij dan nog steeds exclusief verhaal hebben op het vennootschappelijk vermogen. De vereffenaars zijn in beginsel slechts gezamenlijk bevoegd om de VOF te vertegenwoordigen.4 Wie de vereffenaars wil dagvaarden, moet hen dagvaarden in hun hoedanigheid van vereffenaars.5
Als de onderneming van de ontbonden VOF wordt voortgezet door een BV, dan blijft de ontbonden VOF procespartij in al lopende processen, zelfs al gaat de procedure over een vordering die over is gegaan op de BV.6 Ook in volgende instanties moet een eenmaal tussen bepaalde partijen aangevangen rechtsgeding door dezelfde partijen worden voortgezet, enkele uitzonderingen zoals ingeval van overlijden van een procespartij lopende de termijn voor instellen van hoger beroep (art. 341 Rv) daargelaten.7 Als de in eerste instantie eisende VOF intussen is ontbonden, is zij niettemin ontvankelijk in hoger beroep.8 Nu rijst echter het probleem dat een ontbonden VOF (de oorspronkelijke schuldeiser) veelal geen belang meer heeft bij een vonnis nadat de vordering is overgegaan op een ander, bijvoorbeeld een BV. Wibier wijst erop dat in een dergelijk geval wel met de belangen van de nieuwe schuldeiser rekening gehouden kan worden. Zo kan de oude schuldeiser de procedure als lasthebber van de nieuwe schuldeiser vervolgen.9 Ook kan de nieuwe schuldeiser, in casu de BV, op grond van art. 217 Rv vorderen om tussen te mogen komen in het geding.10 De BV heeft onder andere voldoende belang bij tussenkomst als haar schuldenaar door de VOF (in de relatie BV-schuldenaar nu een derde) wordt aangesproken tot voldoening van de desbetreffende vordering.11 Verder kan het geding op grond van art. 225 lid 1 sub c Rv worden geschorst waarna de BV het geding op grond van art. 227 Rv kan overnemen.12 Zodra het vonnis kracht van gewijsde heeft, gaan de gevolgen van de gevoerde procedure op grond van art. 236 Rv13 ook gelden voor de rechtverkrijgende, in casu de BV. Is de vereffening voltooid, dan houdt de VOF op te bestaan14 en kan zij niet langer als procespartij optreden.