Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/243
243 Vaststellingsovereenkomst met finale kwijting
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691415:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Bijv. bij een beëindiging van een dienstverband en de afwikkeling daarvan (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7588, RvdW 2012/1282 (ABN AMRO/Dayala)). Zie ook Knigge 2020.
Een dergelijk kwijtingsbeding wordt vaak standaard en zonder veel onderhandelingen in een vaststellingsovereenkomst opgenomen (Schelhaas & Spanjaard 2020).
Definitie Asser/Van Schaick, 7-VIII 2018/133 e.v.
Met behulp van de Haviltex-maatstaf beoordeelt de rechter of de overeenkomst de kenmerken heeft van een vaststellingsovereenkomst (de kwalificatie); de partijbedoeling is niet bepalend. Zie hierover HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034, NJ 2020/43 (pachtovereenkomst?) en HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746, RvdW 2020/1176 (arbeidsovereenkomst? herijking Groen/Schoevers). Vgl. ook HR 7 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1696, r.o. 3.4.1, NJ 1995/681 met nt. P.A. Stein.
A-G E.M. Wesseling-Van Gent, randnr. 2.35 van haar conclusie vóór HR 7 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:855, RvdW 2019/694 (art. 81 RO) met verwijzing naar Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/135. De kwalificatie is van belang voor de vraag of gelet op het bepaalde in artikel 7:905 BW een buitengerechtelijke ontbinding van de regeling mogelijk is en bovendien in verband met het bepaalde in art. 7:902 BW.
HR 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:19, NJ 2017/37 met Red. Aant. en Bb 2017/45 met nt. P.J. Tanja (Blue Taxi/St. Sociaal Fonds Taxi) en HR 21 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1711, NJ 1997/570 met nt. C.J.H. Brunner (Schmitz/Caspers).
Het bewust buiten toepassing laten of onjuist toepassen van een regel van dwingend recht brengt de vaststelling steeds in strijd met de openbare orde of goede zeden. Een andere opvatting zou het mogelijk maken bij een zodanige overeenkomst de werking van (semi-)dwingend recht op voorhand uit te sluiten en daarmee het (semi-)dwingende karakter daarvan op ontoelaatbare wijze te ondermijnen (HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:39, NJ 2015/156 met nt. G.J.J. Heerma van Voss (Coenraad/Heesen of Yachtbuilders), vgl. Kamerstukken II 1991/92, 17 779, nr. 8, p. 16 en Kamerstukken I 1992/93, 17 779, nr. 95b, p. 3-4).
Het is gebruikelijk dat bij een overeenkomst, waarin de beëindiging van een rechtsrelatie tussen partijen wordt geregeld, een finale kwijting wordt overeengekomen teneinde een algehele regeling te treffen en toekomstige geschillen te voorkomen.1 Partijen voegen dan aan die overeenkomst een kwijting toe: partijen verlenen elkaar (in dezelfde akte) over en weer kwijting. Een finale kwijtingsovereenkomst strekt ertoe de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen en beoogt een nieuwe rechtstoestand in het leven te roepen. Wanneer de kwijting onderdeel uitmaakt van een tussen partijen overeengekomen vaststellingsovereenkomst, geven partijen aan dat zij over en weer geen aanspraken meer jegens elkaar hebben; dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben.2 Partijen kunnen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten waar zij de rechtsgevolgen regelen die bestaan op grond van de op dat moment onzekere rechtstoestand.
Vordert eiser een geldbedrag van verweerder, dan kan verweerder zich erop beroepen dat een vaststellingsovereenkomst eraan in de weg staat dat eiser de gestelde prestatie van verweerder kan vorderen. Verweerder doet een beroep op het feit dat de vordering van eiser is tenietgegaan door de vaststellingsovereenkomst. Eiser betwist dat zijn vordering deel uitmaakt van de kwijtingsovereenkomst.
Vaststellingsovereenkomst (art. 7:900 lid 1 BW)
Een vaststellingsovereenkomst is een vormvrije, wederkerige, verbintenisscheppende hulpovereenkomst waarbij partijen zich ter voorkoming of beëindiging van onzekerheid of geschil binden aan een tot een vaststelling leidende beslissing over wat tussen hen rechtens is. Zij aanvaarden dat deze vaststelling mogelijk afwijkt van wat tussen hen rechtens wàs.3 Partijen hebben de mogelijkheid prijsgegeven om het debat al dan niet op basis van nieuwe gegevens of inzichten voort te zetten of te heropenen. Partijen zijn gebonden aan een dergelijke vaststellingsovereenkomst, ook voor zover deze toestand mocht afwijken van de tevoren tussen hen bestaande rechtstoestand. Of sprake is van een vaststellingsovereenkomst, is een vraag van kwalificatie van de individuele overeenkomst; de overeenkomst zal moeten worden uitgelegd.4 De uitleg is het een feitelijk oordeel; partijen kunnen niet bepalen dat hun overeenkomst, als die ertoe strekt om onzekerheid of geschil te voorkomen, géén vaststellingsovereenkomst is in de zin van art. 7:900 lid 1 BW of omgekeerd.5 Een vaststellingsovereenkomst is ook geldig als zij in strijd blijkt met (gewoon) dwingend recht, tenzij de vaststelling naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde (superdwingend recht; art. 7:902 BW);6 in dat geval is zij nietig. De mogelijkheid om af te wijken van dwingend recht is beperkt tot gevallen waarbij de vaststelling strekt tot beëindiging van een bestaande onzekerheid of van een bestaand geschil (en dus niet ter voorkoming van een geschil).7
Wordt in een finaal kwijtingsbeding overeengekomen dat de finale kwijting tot gevolg heeft dat partijen zich onthouden van het instellen van enige procedure jegens elkaar uit hoofde van de beëindiging van hun rechtsverhouding, dan heeft dit beding betrekking op de tussen partijen bestaande geschilpunten. Eiser zal in dat geval uitdrukkelijk dienen te stellen dat de omstreden vordering niet een geschilpunt betreft waarover ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een geschilpunt tussen partijen bestond. Voldoet eiser niet aan deze bijzondere stelplicht, dan zal de rechter ingeval verweerder ter zake verweer voert, al om deze reden de vordering afwijzen.
Hebben partijen niet een dergelijke clausule in hun overeenkomst opgenomen, dan moet de rechter, voor de beoordeling van het geschil de vraag beantwoorden of de regeling die partijen hebben getroffen ook ziet op de omstreden vordering van eiser. De vraag is of door het gebruik van de woorden ‘finale kwijting’ in de overeenkomst ook het door eiser gevorderde bedrag is verdisconteerd (d.w.z. in de afweging betrokken). De betekenis van de kwijtingsverklaring moet door uitleg worden vastgesteld.