Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/242
242 Inleiding
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691987:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:975, NJ 2018/279 (Citadel/Bela) met de conclusie van W.L. Valk (ECLI:NL:PHR:2018:146), MvV 2018/11, p. 350 e.v. met nt. J.B.R. Regouw, JOR 2018/233 met nt. C. Spierings en Bb 2018/73, p. 268 e.v. met nt. M.R. Ruygvoorn. In het arrest wordt verwezen naar HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2098, RvdW 2014/92, JIN 2014/40 met nt. P.H. Bossema-de Greef (Prorail/X).
Zie Boeve 2020. In geval van Citadel/Bela was sprake van een (bewijsrechtelijke) kwitantie (met tegenbewijs), en niet een afstand van een vordering. Zie ook Boersen & Vintges 2021.
A-G E.M. Wesseling-Van Gent, ECLI:NL:PHR:2019:928, randnr. 2.17, 2.19 en 2.20 vóór HR 14 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:260, RvdW 2020/260 met verwijzing naar Asser/Sieburg 6-I 2016/266 en Asser/Sieburgh 6-II 2021/314.
HR 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7008, NJ 2002/565. Niet lichtvaardig mag uit gedragingen van de schuldeiser worden afgeleid dat hij van zijn recht afstand heeft gedaan (Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 588).
Het oogmerk van kwijtschelding ligt bepaald niet voor de hand bij een commerciële transactie tussen zakelijke partijen.
Schelhaas & Spanjaard 2020.
Vordert eiser een geldbedrag van verweerder, dan is mogelijk dat verweerder een beroep doet op een overeengekomen kwijting, dat aan toewijzing van de vordering van eiser in de weg zou staan. Onderzocht zal moeten worden of bij de overeengekomen kwijting sprake is van kwijtschelding of van een vaststellingsovereenkomst met finale kwijting. Richtinggevend hierbij is het arrest Citadel/Bela1 waar een gedeelte uit rechtsoverweging 3.4.4 als volgt luidt:
“In een kwijtingsverklaring ligt niet zonder meer een kwijtschelding als bedoeld in art. 6:160 lid 2 BW besloten. Daartoe is vereist dat partijen zijn overeengekomen dat het verschuldigde bedrag niet geheel zal worden voldaan, of dat zij, bij wege van een vaststellingsovereenkomst, aan enige onzekerheid over de verschuldigdheid ervan een einde hebben willen maken.”
Kwijtschelding
Een kwijtingsverklaring kàn eveneens gelden als een kwijtschelding. Een vordering gaat teniet door een overeenkomst van de schuldeiser met de schuldenaar waarbij de schuldeiser van zijn vordering afstand doet (art. 6:160 lid 1 BW).2 Voor een beroep op afstand van recht dient sprake te zijn van een verklaring van de schuldeiser die op de aan afstand van recht verbonden rechtsgevolgen is gericht (art. 6:160 lid 2 BW).3 De schuldeiser moet zich bewust zijn geweest van zijn recht waarvan hij afstand doet.4 Willen partijen dat vorderingen worden kwijtgescholden, dan zullen zij dat in de overeenkomst expliciet moeten aangeven.
Ingeval sprake is van een kwijtingsbeding beogen partijen in de meeste gevallen niet een kwijtschelding.5 Partijen verkeren in onzekerheid wat zij over en weer van elkaar nog te vorderen zouden hebben en willen een eind maken aan die onzekerheid.6 Bij de bespreking van een vaststellingsovereenkomst met finale kwijting ga ik er daarom vanuit dat een partij daarbij niet een schuld van de wederpartij heeft kwijtgescholden.