Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/129
129 Het verweer kan worden gekwalificeerd als een grondslagverweer
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691943:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Een rechtsgrond kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht (HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR1994:ZC1561, NJ 1995/548 met nt. WMK en HR 8 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1911, NJ 1996/274; recentelijk HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089, NJ 2014/251, NTFR 2014/601 met nt. P.G.M. Jansen). Bijvoorbeeld terugbetaling van een geldlening.
Zie bijv. Hof Amsterdam 23 april 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3103, NJF 2013/286.
HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5156, NJ 2005/468 (Kroymans/Verploegen).
Sinds de IBAN-naam/nummercheck bij internetbankieren wordt uitgevoerd, waarbij rekeningnummer en naam door de bank worden gekoppeld en bij niet-overeenstemming geen betaling plaatsvindt, zal minder gauw sprake zijn van een betaling aan een verkeerd betalingsadres. Daarvoor controleerden banken de (automatische) overboekingen niet en hoefden zij dat ook niet te doen (vgl. art. 7:542 BW).
Soms kan dat niet meer zijn dan dat hij zich heeft vergist.
HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5950, JOL 2000/318, JWB 2000/71. Is correcte meting niet mogelijk (de meter was door de energieleverancier vernietigd), dan brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee dat de bewijslast moet worden omgekeerd en dat de energieleverancier dient te bewijzen dat het in rekening gebrachte verbruik heeft plaatsgevonden (Hof Leeuwarden 8 november 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BU3608, NJF 2012/48).
HR 20 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8795, RvdW 2009/329 (X/Achmea).
A-G J. Spier in zijn conclusie randnr. 3.8 vóór het arrest genoemd in de vorige noot. Vooruitlopend op nr. 130 zal een verzwaarde motiveringsplicht voor de tussenpersoon niet worden aangenomen; bij de door verweerder gestelde overeenkomst tussen partijen speelt de domeingedachte geen rol.
Hof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1379.
Wanneer eiser stelt dat hij zonder rechtsgrond aan verweerder heeft betaald en verweerder het verweer voert dat hij het bedrag inderdaad heeft ontvangen, maar aanvoert dat niet onverschuldigd is betaald aangezien er een rechtsgrond tot betaling bestond,1 kan worden uitgegaan van een grondslagverweer. Verweerder zal moeten aangeven welke rechtsgrond de betaling rechtvaardigde en hoe die rechtsgrond is ontstaan om te voldoen aan de verplichting een gemotiveerd grondslagverweer te voeren. Eiser dient (nadere) feiten en omstandigheden te stellen die met zich brengen dat hij ‘zonder rechtsgrond’ heeft betaald (en te onderbouwen voor zover dat in de omstandigheden van het geval van hem kan worden gevergd). Verweerder doet niet anders dan de grondslag (er was geen rechtsgrond tot betaling) te betwisten; verweerder verwijst naar een rechtsgrond waaruit volgt dat er wel aan een schuld is voldaan. Eiser dient te bewijzen dat zijn betaling zonder rechtsgrond was; op grond van de hoofdregel is eiser de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door hem gestelde feiten. Eiser draagt de bewijslast van die feiten. Eiser wordt met het bewijs belast omdat zijn vordering gemotiveerd wordt betwist.2
Mogelijk vermeldt eiser het verweer van verweerder al in de dagvaarding (bijvoorbeeld terugbetaling van een geldlening) en had eiser bestreden dat er sprake was van een geldlening; eiser trekt dan geen bewijslast met betrekking tot de geldleen naar zich toe. Uitgangspunt blijft dat voor de bepaling van de bewijslastverdeling de omvang van de stelplicht op grond van de materiële rechtsregel beslissend is, niet de omvang van wat feitelijk is gesteld.3 Eiser zal moeten bewijzen dat hij ‘zonder rechtsgrond’ heeft betaald aan verweerder, niet dat er geen sprake is van geldleen.
Iedere betaling veronderstelt een inschuld/rechtsgrond.4 Is sprake van een rechtsverhouding, dan ligt het niet voor de hand dat een partij daarbij zonder rechtsgrond betaalt;5 in een dergelijk geval heeft eiser uit onverschuldigde betaling wat uit te leggen.6
Voorbeelden
Een afnemer van energie vordert terugbetaling van de energieleverancier van een reeds betaald bedrag. De afnemer legt daaraan ten grondslag dat de energieleverancier hem meer elektriciteit in rekening heeft gebracht dan werkelijk door hem is verbruikt en betaald. De vordering moet worden aangemerkt als een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling en als uitgangspunt geldt dat de afnemer dient te bewijzen dat het verbruik zoals aan hem in rekening is gebracht en door hem is betaald, in werkelijkheid niet (in die mate) heeft plaatsgevonden.7
Achmea vordert (in reconventie) een verklaring voor recht dat de tussenpersoon geen aanspraak kan maken op een hogere commissie dan 2%, stellende dat de reeds betaalde commissie exorbitant hoog is. Het hof wijst de vordering grotendeels toe, overwegende dat op de tussenpersoon de bewijslast rust van de stelling dat een commissie van 10% is afgesproken. De Hoge Raad casseert: De door Achmea gevorderde verklaring voor recht kan, indien toegewezen, leiden tot een verplichting tot terugbetaling van de in rekening-courant verrekende commissiebedragen. Achmea zal moeten stellen en zo nodig bewijzen dat de betalingen zonder rechtsgrond zijn gedaan.8 Het ligt in de rede dat zij de feiten die aan haar vordering ten grondslag liggen moet bewijzen en dat dit niet anders wordt wanneer de tussenpersoon zich beroept op een overeenkomst.9
Op de huurder van steigermateriaal rust de bewijslast van zijn stelling dat de verhuurder meer steigermateriaal in rekening heeft gebracht en de huurder heeft betaald dan de verhuurder aan de huurder ter beschikking heeft gesteld.10